Solutions 3rd edition - Hoofdstuk 1 - Family and friends oefentoetsen & antwoorden

MaleFemaleMale or femaleBrother Aunt ChildFather Daughter Cousin Grandfather Granddaughter Grandchild Grandson Grandmother GrandparentHusband Mother Parent Nephew Niece Son Sister Uncle Wife  HouseworkUnloadTidySupermarketSetPrepareBakeryWashing / washIroning  My friend Diana is very (a.) tall. She has got (b.) red, (c.) curly hair and (d.) green eyes. She is (e.) fifteen years old and very (f.) friendly and(g.) hard-working. She is an excellent (h.) musician, who plays the (i.) piano very well! She is the (j.) nicest person I know. We voegen ‘s toe aan een naam of zelfstandig naamwoord, om een bezit of familierelatie aan te geven. Voorbeeld: my father’s brother.We voegen alleen een apostrof (‘) toe bij de meervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden die eindigen op -s. Voorbeeld: my grandparents’ children. We gebruiken have got om te praten over bezit en familieleden.Have (not) got wordt gebruikt voor I, you, we, they. Has (not) got wordt gebruikt voor he, she en it (3e persoon enkelvoud).We gebruiken de present simple (affirmative) om te praten over iets dat regelmatig, altijd of nooit gebeurt en voor feiten.Het werkwoord krijgt een -s. Voorbeelden: live -lives/do-does/onregelmatig werkwoord have-has.We form the present simple negative with don’t/doesn’t + the infinitive of the verb without to.We form the present simple interrogative with do/does + the infinitive of the verb without to.Most nounsAdd -sNouns that end in -s, -sh, -ch, -z or -xAdd -esNouns that end in -oAdd -s or -esNouns that end in consonant + -yY changes into ie and -s is addedNouns that end in vowel + -yAdd -sNouns that end in -f or -fe-f or -fe changes to -ves AuntNephewGreat-grandma/great-grandmotherCousinFather-in-law My father’s sister.My aunt’s son.My son’s daughter.My father’s father.My stepsister’s grandparents. Toelichting: We voegen ‘s toe aan een naam of zelfstandig naamwoord, om een bezit of familierelatie aan te geven. Voorbeeld: my father’s brother. Has got.Toelichting: Pieter is he, dus  3e persoon enkelvoud (he/she/it), vandaar has gotHave gotToelichting: I is 1ste persoon enkelvoud, vandaar have gotHave gotToelichting: you and I is we, dus 2e persoon meervoud, vandaar have gotHave the children gotToelichting: the children is they, dus 3e persoon meervoud, vandaar have got Has Wies gotToelichting: Wies is she, dus 3e persoon enkelvoud (he/she/it), vandaar has got RisesToelichting: Het gaat hier om een feit. Het onderwerp is the sun, wat vervangen kan worden door it, vandaar het hele werkwoord + sVisitToelichting: Het gebeurt regelmatig (every weekend). Het onderwerp is we, vandaar het hele werkwoordForgetsToelichting: Het gebeurt regelmatig (regularly), Het onderwerp is Lotje, wat vervangen kan worden door she, vandaar het hele werkwoord + sFailToelichting: Het gebeurt nooit (never). Het onderwerp is these students, wat vervangen kan worden door they, vandaar het hele werkwoordLovesToelichting: Het gaat hier om een feit. Het onderwerp is my cousin, wat vervangen kan worden door he/she, vandaar het hele werkwoord + sHaveToelichting: Het gebeurt altijd (always). Het onderwerp is the neighbours, wat vervangen kan worden door they, vandaar het hele werkwoordHasToelichting: Het gaat hier om een feit. Het onderwerp is the cat, wat vervangen kan worden door it, vandaar het hele werkwoord + sDrinkToelichting: Het gebeurt regelmatig (every morning). Het onderwerp is I, vandaar het hele werkwoordGoToelichting: Het gaat hier om een feit. Het onderwerp is you, vandaar het hele werkwoordLikeToelichting: Het gaat hier om een feit. Het onderwerp is you and I, wat vervangen kan worden door we, vandaar het hele werkwoord My friend does not/doesn’t live nearby.Toelichting: Het onderwerp is my friend, wat vervangen kan worden door he/she, vandaar does not/doesn’tI do not/don’t go to school every day.Toelichting: Het onderwerp is I, vandaar do not/don’tMy classmates do not/don’t study very hard.Toelichting: Het onderwerp is my classmates, wat vervangen kan worden door they, vandaar do not/don’tMy dog does not/doesn’t love to play catch.Toelichting: Het onderwerp is my dog, wat vervangen kan worden door it, vandaar does not/doesn’tYou do not/don’t drink a lot of coffee.Toelichting: Het onderwerp is you, vandaar do not/don’t  Do you know my cousin Max? Toelichting: Voor I, you, we en they, wordt do gebruikt. Vragende zinnen beginnen met het hulp werkwoord (in dit geval Do), daarna volgt het onderwerp (in dit geval you), het zelfstandig werkwoord (in dit geval know) en de rest van de zin. Does she always sing so beautifully?Toelichting: Voor he/she/it gebruiken we does. Bijwoorden als always worden in vragende zinnen na het onderwerp geplaatst.Does that car make so much noise Toelichting: that car is it, dus daarom DoesDo these boys always fight so much Toelichting: these boys is they, dus daarom DoDo you and I go to the same school Toelichting: you and I is we, dus daarom Do AddressesToelichting: woord eindigt op -s, dus er komt -es erachterVideosToelichting: woord eindigt op -o, dus er komt -s erachter LivesToelichting: woord eindigt op -e, dus er komt -s erachterTeeth (onregelmatige vorm)KnivesToelichting: woord eindigt op -e, dus er komt -s erachterForksToelichting: -s toevoegen (algemene regel)BabiesToelichting: woord eindigt op -y. De y verandert in ie en er wordt -s toegevoegd WatchesToelichting: woord eindigt op -ch, dus er wordt -es toegevoegdFeet (onregelmatige vorm)Men (onregelmatige vorm)