Solutions 3rd edition - Hoofdstuk 4 - Food oefentoetsen & antwoorden

Fruit / vegetablesMeat (products) / seafoodOther ApplesBeefBreadCarrotsChickenCheeseCucumberLambCrispsPeppersSausagesSandwichesLemonFishMushroomsLettucePrawnsPastaMelonPeasOlivesRiceOnionsPineapplepotato StrawberriesTomatoes  a-3 / b-5 / c-1 / d-2 / e-4 CWWWCCWCWCWCCWCCW e – b – d – g - c – h – a - i – f   Het verschil tussen een countable (telbaar) en uncountable noun (ontelbaar zelfstandig naamwoord) is dat een countable noun een enkelvoud of meervoud heeft en een uncountable noun alleen een enkelvoud.  We gebruiken het onbepaald lidwoord (indefinite article) a en an voor telbare zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud. Voorbeeld: a house / an apple.Toelichting: a gebruiken we voor zelfstandige naamwoorden die met een medeklinker beginnen en an gebruiken we voor zelfstandige naamwoorden die met een klinker beginnen. Ook als de uitspraak als een klinker is, bijvoorbeeld an hour.We gebruiken het onbepaald lidwoord some voor zelfstandige naamwoorden in het meervoud. Voorbeeld: some houses.Het bepaald lidwoord (definite article) the gebruiken we voor zelfstandige naamwoorden in het enkel- en meervoud. There is wordt in het enkelvoud gebruikt en there are in het meervoud. Toelichting: There isThere areAffirmative (bevestigend):There is / There’s an orange.Affirmative:There are some apples.Negative (ontkennend):There is not / isn’t an orange.Negative:There are not / aren’t any apples.Interrogative (vragend):Is there an orange?Interrogative:Are there any apples?We gebruiken some en any voor telbare zelfstandige naamwoorden in het meervoud en ontelbare zelfstandige naamwoorden (in het enkelvoud). Some wordt in bevestigende zinnen gebruikt. Voorbeeld: I have some vegetables. Any wordt in ontkennende en vragende zinnen gebruikt. Voorbeeld: There isn’t any food. / There aren’t any vegetables. / Is there any food? / Are there any vegetables?De woorden die gewoonlijk worden benadrukt in een zin zijn de ‘inhoudelijke woorden’ zoals zelfstandige naamwoorden, namen, zelfstandige werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en vragende voornaamwoorden. De woorden die vaak niet benadrukt worden zijn ‘functionele woorden’ zoals voorzetsels, modale werkwoorden, lidwoorden, voegwoorden, het werkwoord be, voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden die bijvoeglijk worden gebruikt. De klinker in woorden waarop er geen nadruk wordt gelegd verandert soms in een stomme/doffe e. Voorbeeld: from → fr∂m.We gebruiken how much voor zelfstandige naamwoorden die je niet kunt tellen. Voorbeeld: How much sugar would you like?We gebruiken how many voor telbare zelfstandige naamwoorden. Voorbeeld: How many cookies would you like? We gebruiken a lot of, much en many (gewoonlijk) in: Affirmative sentences (bevestigende zinnen)Negative sentences (ontkennende zinnen)A lot ofA lot ofmuchmanyWe gebruiken a little voor zelfstandige naamwoorden die je niet kunt tellen. Voorbeeld: I like a little honey in my milk.We gebruiken a few voor telbare zelfstandige naamwoorden. Voorbeeld: There are a few oranges in the fruit basket.   CountableUncountable Bananas Apple juiceCakes CoffeeEggsCerealOrangesHot chocolatePancakesmilkToast Orange juiceteaWaterYoghurt  some Toelichting: staat in een bevestigende zin voor zelfstandige naamwoorden in het meervoud.some (zie toelichting a)The / the Toelichting: wordt gebruikt voor een zelfstandig naamwoord in het meervoud. In dit geval om aan te geven waar de bananen en de aardbeien liggen.anToelichting: staat voor een zelfstandig naamwoord dat met een klinker begint.theToelichting: wordt gebruikt voor een zelfstandig naamwoord in het meervoudsome (Zie toelichting a. Het heeft betrekking op restaurants. ) Some (zie toelichting a)TheToelichting: wordt gebruikt voor een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud. In dit geval om iets te zeggen over de basilicum. aToelichting: staat voor een zelfstandig naamwoord dat met een medeklinker begint. There areThere areThere isThere areThere is There are not / aren’t any sandwiches on the table.Are there any sandwiches on the table?There are not / aren’t any peppers in the fridge.Are there any peppers in the fridge?There is not / isn’t a pineapple in the fruit basket.Is there a pineapple in the fruit basket?There are not / aren’t many people in the room.Are there many people in the room?There is not / isn’t a pencil on the floor.Is there a pencil on the floor? AnySomeAnySomeSome  SomeIsn’tIsAreAnyAren’t   Who is that man?Could you ring her?Mia is at the office.Marlon is from America.Her brother, David, is a professor. How manyHow muchHow muchHow manyHow much He’s got much / many / a lot of hobbies.We need much / many / a lot of help with our homework.There isn’t much / many / a lot of food left in the fridge. I have much / many / a lot of tests this week.There’s much / many / a lot of cake left from the party. a few a little a littlea fewa little AboutOfToToForInInForAtAt