LWEO Welvaart 1e ed
- Hoofdstuk 1 t/m 5 -
oefentoetsen & antwoorden
1e editie
Klas 4-5-6|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:objectieve en subjectieve methode, De totale factorproductiviteit, klassieke benadering, arbeidsaanbod, brede welvaart, niet-commerciële bedrijven, groeibevorderend beleid, Anticyclisch begrotingsbeleid, Structurele werkloosheid, informele sector, subjectieve methode, Nationaal spaarsaldo, flexibele schil, risico en welvaart
Examendomein: A, E, F, H en I
Toets Economie
LWEO Welvaart 1e ed
Online maken
Toets afdrukken
WerkwijzeOm te weten wat het verschil is tussen de berekening van het BBP volgens de subjectieve en objectieve methode moeten we eerst beide methodes beschrijven.De subjectieve berekent de waarde van de productie door de primaire inkomens op te tellen en daar de afschrijving bij op te tellen.De objectieve methode berekent de totale toegevoegde waarde van een bedrijf. Dit is gelijk aan de omzet – onderlinge leveringenAls we dit weten kunnen we het eindantwoord geven.EindantwoordMet de subjectieve methode kijk je naar de primaire inkomens en afschrijvingen (opgeteld) en bij de objectieve methode haal je van de omzet de onderlinge leveringen af. WerkwijzeOm te weten wat de invloed van menselijke kapitaal is op de totale factorproductiviteit moeten we beide begrippen even kort uitleggen.Met menselijke kapitaal bedoelen we de kwaliteit van de ingezette arbeiders. Door bijvoorbeeld opleiding of ervaring kan de kwaliteit van arbeid stijgen. De totale factorproductiviteit geeft de kwaliteit van de productiefactoren aan en hoe efficiënt deze worden ingezet.De totale factorproductiviteit wordt dus mede bepaald door de kwaliteit van de arbeiders. Hoe hoger de kwaliteit van arbeiders is, hoe hoger de factor productiviteitEindantwoordDe totale factorproductiviteit geeft aan hoe efficiënt arbeid en kapitaal ingezet kan worden. Als de kwaliteit van arbeiders stijgt ( oftewel menselijke kapitaal stijgt) dan neemt ook de factorproductiviteit toe. Dus het niveau van de arbeiders bepalen deels de hoogte van de factorproductiviteit. WerkwijzeOm te weten wat de klassieke benadering van de vindt van de rol van de overheid moeten we eerst uitleggen wat de klassieke benadering is.De klassieke benadering gaat uit van het marktmechanisme. Het is een micro-economische gedachte.Bij de klassieke benadering zijn er allemaal deelmarkten die allemaal via het marktmechanisme (vraag en aanbod) in evenwicht komen en zo in totaal leidt tot het optimale macro-economische evenwicht.Hierbij zien zij geen rol voor de overheid. De overheid moet zich juist niet bemoeien met het marktmechanisme omdat zij anders het evenwicht verstoren.EindantwoordDe klassieke benadering gaat uit van deelmarkten die ieder via het marktmechanisme het evenwicht bereiken en zo het optimale macro-economische evenwicht behalen. De overheid moet hierin juist geen rol spelen omdat zij het evenwicht verstoren. WerkwijzeOm te weten wat het aanbod van arbeid is moeten we eerst bepalen wie dit aanbiedt, de werknemer of de werkgever.Op de arbeidsmarkt zijn de rollen van vragers en aanbieders net andersom t.o.v. de goederenmarkt.Op de goederenmarkt zijn de consumenten de vragers naar producten, de bedrijven zijn de aanbieders van de goederen.Op de arbeidsmarkt is er aanbod van arbeid. Wie kan er arbeid aanbieden? De bedrijven of de werknemers?De werknemers bieden zich aan om te werken. Zij vormen dus het aanbod.En dan is het aanbod niet alleen de mensen die al een baan hebben, maar het omvat iedereen die zichzelf aanbiedt. Dus ook de werklozen.EindantwoordHet aanbod van arbeid zijn alle werknemers die een baan hebben en de werknemers die op zoek zijn naar werk en ook beschikbaar zijn(de werklozen dus). WerkwijzeOm te weten waarom het BBP een beperkte manier is om welvaart te meten en vrije tijd ook een rol hierin speelt zullen we eerst de begrippen moeten uitleggen.Met het BBP meten we de totale waarde van de productie in een land wat gelijkgesteld kan worden aan het totale inkomen in een land. Welvaart wordt gezien als de mate waarin gezinnen in hun behoefte kunnen voorzien door het kopen van goederen en diensten.Omdat je inkomen kan krijgen door te werken offer je vrije tijd op.Als we dus alleen kijken naar het BBP nemen we dus niet mee in hoeverre vrije tijd een rol speelt in de behoeftes van mensen.EindantwoordDoor te kijken naar het BBP (=inkomen) te kijken neem je niet de behoeftebevrediging van vrije tijd mee. Welvaart is voor mensen vaak niet alleen het kopen van goederen en diensten maar ook de behoefte aan vrije tijd. Dus hoeveel vrije tijd moet er opgeofferd worden om in de behoefte te kunnen voorzien? WerkwijzeOm te weten waarom het bepalen van de toegevoegde waarde voor commerciële en niet-commerciële bedrijven verschilt moeten we eerst uitleggen voor beide hoe de toegevoegde waarde bepaald wordt.Commerciële bedrijven bepalen de toegevoegde waarde zelf om de productiefactoren te kunnen betalen en winst te maken. De prijs komt tot stand op de markt.Bij niet-commerciële bedrijven is er geen winstoogmerk en vindt levering vaak niet via de markt plaats. Bij niet-commerciële organisaties zijn geen omzetgegevens.Omdat we stellen dat productie gelijk is aan inkomen hanteren we bij niet-commerciële organisatie de regel dat het inkomen gelijk is aan de toegevoegde waarde. EindantwoordNiet-commerciële organisatie hebben geen winstoogmerk, leveren niet via de markt en hebben dus geen omzetgegevens. De toegevoegde waarde wordt daarom bepaald op basis van het inkomen dat betaald wordt aan de arbeiders. De productie van de overheid en niet-commerciële instellingen is gelijk aan de loonsom van alle werknemers. Omdat er geen omzetgegevens zijn is dit iets lastiger. WerkwijzeOm te weten wat groeibevorderend beleid betekent moeten we gaan kijken in welke context dit begrip voorkomt.Met groeibevorderend beleid bedoelen we dat het beleid gericht is om de economische groei, en dus het BBP, te laten toenemen.Het BBP is afhankelijk van drie factoren: de beschikbare arbeid, kapitaal en de totale factorproductiviteit.Wanneer het beleid erop gericht is om een van deze te vergroten dan spreek je van groeibevorderend beleid.EindantwoordMet groeibevorderend beleid / structuurbeleid bedoelen we het beleid dat erop gericht is om het BBP te vergroten door een vergroting van de inzet van arbeid, kapitaal of de totale factorproductiviteit. WerkwijzeOm te weten wat de overheid in geval van laagconjunctuur kan doen aan anticyclisch begrotingsbeleid zal eerst duidelijk gemaakt moeten worden wat de begrippen inhouden.Met een anticyclisch begrotingsbeleid gaat de overheid stappen ondernemen om de huidige economische situatie tegen te gaan. Ze nemen maatregelen zodat de economie de andere kant op gaat.Met een situatie van laagconjunctuur bedoelen we een economie die gekenmerkt wordt door lage bestedingen, lage productie, hoge werkloosheid en ruime arbeidsmarkt.Om deze situatie dus tegen te gaan moet de overheid maatregelen nemen die de bestedingen laat stijgen. Hierdoor stijgt de productie en daalt de werkloosheid.EindantwoordIn een situatie van laagconjunctuur zijn de bestedingen laag. Hierdoor is de productie laag en neemt de werkloosheid toe. De overheid moet de bestedingen stimuleren. Dit kunnen ze doen door de eigen overheidsbestedingen te vergroten of door maatregelen te nemen waardoor de consumenten en bedrijven meer gaan consumeren. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door de belastingen te verlagen zodat het besteedbaar inkomen bijvoorbeeld kan toenemen. WerkwijzeOm te weten hoe de dynamiek op de arbeidsmarkt een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn van structurele werkloosheid moeten we beide begrippen kort toelichten / uitleggen.Met structurele werkloosheid bedoelen we een werkloosheid die niet bepaald wordt door conjuncturele ontwikkelingen. De stand van de economie (conjunctuur) speelt dus geen rol.Met de dynamiek op de arbeidsmarkt bedoelen we het aanpassingsproces door bijvoorbeeld innovatie en globalisering waarbij vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet goed op elkaar aansluiten.Nu moeten we dit aan elkaar koppelen.EindantwoordDoor innovatie en globalisering verdwijnen er banen voorgoed of worden verplaatst naar andere landen. Aan de andere kant kan dit ook weer banen creëren. Omdat deze ontwikkelingen bijdragen aan werkloosheid die niet van conjuncturele maar structurele aard zijn noemen we dit een van de mogelijke oorzaken van structurele werkloosheid. WerkwijzeOm te weten op welke manier de informele sector een bijdrage levert aan het begrip brede welvaart moeten we de onderdelen eerst kort verklaren.Brede welvaart omvat de behoeftebevrediging die alle huishoudens samen ontlenen aan schaarse goederen en diensten. Daaronder vallen naast het BBP ook vrije tijd, productie in de informele sector en de overheidsvoorzieningen.Op welke manier kan de informele sector een bijdrage leveren aan onze welvaart?Met informele sector bedoelen we alle wettelijke en onwettelijke economische activiteiten die niet in cijfers tot uitdrukking komen.Het zijn dus activiteiten die wel bijdrage aan je behoeftebevrediging maar nergens geregistreerd zijn. Voorbeelden hiervan zijn het huishouden, doe-het-zelf, onbetaald vrijwilligerswerk.EindantwoordDe informele sector omvat alle wettelijke en niet-wettelijke economische activiteiten die een bijdrage leveren aan de behoeftebevrediging van de gezinnen. Het doen van het huishouden, onbetaald vrijwilligerswerk wordt niet geregistreerd maar kan voor gezinnen wel een bijdrage leveren aan de welvaart. WerkwijzeOm te gaan rekenen met de subjectieve methode moeten we eerst de formule hiervan weten.De subjectieve methode = de som van de primaire inkomens + de afschrijving.De primaire inkomens zijn de huur, rente, pacht en winst.Deze zijn in de opdracht allemaal gegeven en dus kunnen we de formule invullen. EindantwoordDe subjectieve methode = de som van de primaire inkomens + de afschrijvingen. Dit komt dan neer op: 4.500 + 3.500 + 500 + 1.525 + 3.600 = 13.625 WerkwijzeOm de stijging van het BBP te berekenen moeten we het vergelijken met de oude situatie.Hier hebben we geen getallen van. In dat geval mag je voor de oude situatie willekeurige (maar vaak wel makkelijke) getallen invullen.Dan kunnen we op basis hiervan de verandering berekenen en dan het gaan doorvoeren.Omdat de wijzigingen minimaal zijn pak ik voor elke onbekende het getal 100.In de oude situatie is Y* = 100 x ( 100 + 100) = 20.000In de nieuwe situatie voeg ik de veranderingen hieraan toe en dan bereken ik daarna de procentuele wijziging.EindantwoordWe stellen de oude situatie alles op 100 en verwerken daarna de nieuwe situatie en bereken daarna de procentuele wijziging.Oud = Y* = 100 x (100 + 100) = 20.000Nieuw = Y* = 101,8 x ( 101,2 + 101,5) = 20.634,86Dit is een procentuele verandering van ( 20.634,86 – 20.000) / 20.000 x 100% = 3,17% WerkwijzeOm te weten wat het nationaal spaarsaldo is moeten we eerst de formule weten. Daarna is het eigenlijk een kwestie van invullen.De formule voor het nationaal spaarsaldo luidt: (S-I) + ( B – O)Dit moet altijd gelijk zijn aan het saldo van (E-M)E – M = + 13. Het nationaal spaarsaldo moet hier dus ook op uitkomen.EindantwoordDe formule van het nationaal spaarsaldo is (S-I) + ( B – O) en deze moeten we invullen.S = 36, I = 9. Dus dit antwoord = + 27B = 50, O = 64. Dus dit antwoord is -14Als je deze dan combineert krijg je + 27 + -14 = +13.Dit is precies hetzelfde als het saldo van de financiële rekening.Tip: Eigenlijk is de economische kringloop een spiekbriefje voor je. De inkomende pijlen moeten altijd exact overeenkomen met de uitgaande pijlen. Bij deze vraag stond de richting van de pijlen niet aangegeven. Als je zorgt dat je de afkortingen kent dan is het eigenlijk vrij simpel uit te rekenen. In het schema hierboven zie je dat gezinnen inkomen krijgen ( Y = 330) en met die inkomen gaan ze consumeren ( C= 244), ze moeten belasting betalen (B = 50) en wat overblijft sparen ze ( S = 36)Y = C + B + S → 330 = 244 + 50 + 36 WerkwijzeOm te weten wat het effect van een flexibele schil is op de arbeidskosten moeten we de begrippen eerst voor onszelf helder krijgen.Met een flexibele schil bedoelen we eigenlijk dat een werkgever een vaste kern mensen heeft waar hij mee werkt en daarnaast een groepje heeft die flexibel inzetbaar is. De kern is dus vast. De rand (oftewel schil) is flexibel,Mensen met een vast contract krijgen ook een vast salaris. Mensen met een flexibel contract krijgen alleen betaald voor de uren die ze werken.Doordat een werkgever in minder drukke tijden, door de flexibele schil, minder arbeidskosten heeft, kan zijn winst misschien in verhouding meer groeien / niet dalen.EindantwoordMet de flexibele schil bedoelen we het deel van de arbeiders dat geen vast contract heeft en kort ingehuurd kan worden. In economisch goede tijden kan het werk zo gewoon gedaan worden. In economisch minder goede tijden met minder productie is de flexibele schil niet nodig en heeft het bedrijf hier dus geen kosten aan. Op deze manier dalen de (arbeids)kosten en kan de winst stijgen / gelijk blijven. WerkwijzeOm te weten of en in welke mate risico de welvaart beïnvloed moeten we het begrip risico eerst even toelichten.Mensen zijn meestal risicoavers. Ze willen geen risico lopen. Risico’s kunnen je op verschillende plekken tegenkomen. Bijvoorbeeld het risico om arbeidsongeschikt te raken, het risico op inbraak, het risico op een botsing etc etc.Voor veel risico’s kun je een verzekering afsluiten waardoor je niet (geheel) opdraait voor de financiële gevolgen van een risico.Als je jezelf verzekerd dan moet je daarvoor premie betalen. Hierdoor kun je dit deel niet besteden aan andere behoeftebevrediging. Op deze manier zou je bijvoorbeeld kunnen zeggen dat risico de welvaart negatief beïnvloed. EindantwoordMensen willen geen risico lopen en zullen waar mogelijk een verzekering afsluiten. Hierdoor zijn ze beschermd tegen grote financiële risico’s maar betalen in ruil daarvoor wel een premie. Doordat ze premie betalen daalt het besteedbaar inkomen en zou het kunnen dat niet (volledig) in de behoefte voorzien kan worden. Dus beïnvloedt een risico de welvaart negatief.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.