Integraal in Balans 2e ed - Economie en maatschappij
- Hoofdstuk 1 - Markt en macht
oefentoetsen & antwoorden
2e editie
Klas 2-3|Havo/vwo
Deze toets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: vraag en consumentensurplus, aanbod en producentensurplus, volledige mededinging, markt, macht en overheid, prijzenoorlog en samen werken.
Toets Economie
Integraal in Balans 2e ed - Economie en maatschappij
Online maken
Toets afdrukken
a) Een abstracte markt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van één bepaald product. Bijvoorbeeld de huizenmarkt, de arbeidsmarkt, de graanmarkt of de oliemarkt.b) De kenmerken van volledige mededinging zijn:Veel concurrentie: er zijn veel vragers en aanbieders op de markt.Volkomen markt: gelijksoortige producten worden op soortgelijke wijze verhandeld, waardoor de markt doorzichtig is. Zowel vragers als aanbieders kunnen de markt gemakkelijk overzien. Iedereen weet precies welke producten, waar en tegen welke prijs worden gevraagd en aangeboden.Vrije markt: je bent volstrekt vrij of en hoe je een product wilt kopen, produceren of verkopen. Elke vrager en aanbieder kan vrij tot de markt toetreden en uittreden. Er is ook geen overheidsbemoeienis met de markt.c) Een afname van de vraag leidt tot verschuiving van de prijsvraaglijn naar links. Dit betekent dat de gevraagde hoeveelheid bij elke prijs afneemt. Oorzaken hiervan zijn bijvoorbeeld:afname van het aantal vragers/kopers/consumenten;afname van het besteedbare inkomen van de kopers/consumenten;afname van de behoefte aan het product door bijvoorbeeld reclame;verslechtering van de kwaliteit van het product;daling van de prijs van concurrerende producten. De vraag naar zilver daalt bijvoorbeeld als de goudprijs afneemt;stijging van de rente, waardoor sparen aantrekkelijker wordt en lenen duurder wordt. De vraag naar koopwoningen neemt bijvoorbeeld af als de hypotheekrente stijgt.Let op: het gaat hier om een verschuiving van de prijsvraaglijn naar links. Een antwoord als: een verandering van het aantal vragers of een verandering van het besteedbaar inkomen kan ook een verschuiving naar rechts inhouden. Uit je antwoord moet duidelijk blijken dat gaat om een voorbeeld waarbij de prijsvraaglijn naar links verschuift. a) De vrije markt wordt beperkt door:Octrooirechten. Een octrooi (of patent) is een exclusief recht op een uitvinding, waarmee een ander verboden wordt de uitvinding na te maken, te verkopen of in te voeren. Een octrooi heeft een geldigheidsduur van minimaal zes en maximaal twintig jaar. Al die tijd mag je als enige eigenaar je uitvinding exploiteren.Voldaan aan allerlei overheidsvoorschriften en wetten. Voorbeeld: iedereen mag een kledingzaak beginnen. Maar je zult je moeten houden aan de voorgeschreven winkeltijden en bestemmingsplannen en je moet aan allerlei eisen voldoen om een bouwvergunning, marktvergunning of een omgevingsvergunning te krijgen.Minder vrije toetreding. Aanbieders kunnen vrij toe- en uittreden bij een vrije markt. Er bestaat in principe geen overheidsbemoeienis. Toetreding van mogelijke concurrenten is meestal moeilijk door tegenwerking van bestaande oligopolisten/monopolisten en bestaande octrooi- of patentrechten.b) Van prijsdiscriminatie is sprake als een aanbieder voor een identiek product aan verschillende afnemers verschillende prijzen in rekening brengt. Voorbeelden: dagkaarten, abonnementen, studentenreisproduct of seniorenkorting bij het openbaar vervoer.c) Bij een markt met monopolistische concurrentie proberen ondernemingen zich van elkaar te onderscheiden door een verschillend assortiment, reclame, verschil in service, enzovoort. In de ogen van klanten heeft elke onderneming daardoor iets eigens, iets aparts. Zo ontstaat klantenbinding: klanten voelen zich aangetrokken tot een bepaalde onderneming.d) Redenen voor overheidsingrijpen:Vrije marktwerking is niet mogelijk bij collectieve goederen en dienstenCollectieve producten zoals dijken, politie, rechtspraak of defensie kun je niet verkopen aan individuele personen, maar zijn er voor de gehele bevolking.Vrije marktwerking kan leiden tot externe effecten.Externe effecten zijn bijkomende gevolgen van productie en consumptie (milieuverontreiniging, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en geluidsoverlast), die niet in de prijs van producten zijn doorberekend. De overheid kan daar wat aan doen. Voorbeelden zijn het duurder maken van milieubelastende producten door de benzineaccijns, de CO-heffing bij de aanschaf van auto’s, afvalheffingen en verwijderingsbijdragen.Vrije marktwerking kan leiden tot ongewenste inkomensverdeling.Op een vrije arbeidsmarkt kunnen de lonen bij werkloosheid bijvoorbeeld dalen tot een voor de overheid onaanvaardbaar laag bedrag. Of dat de huren door de woningschaarste sterk stijgen. Of dat de tandartstarieven zo sterk stijgen dat de koopkracht van de bevolking onaanvaardbaar daalt en van de tandartsen te sterk stijgt.Vrije marktwerking kan leiden tot ongewenste machtsvorming.Bedrijven met een monopoliepositie kunnen hogere prijzen vragen en daardoor klanten benadelen. Oligopolistische ondernemingen kunnen kartelafspraken maken. Kartels leiden tot productiebeperking en opdrijving van de prijzen. Hierdoor neemt de welvaart in de samenleving af. a) Consument 1 is bereid maximaal € 2,50 te betalen. Bij een prijs van € 1,50 is het consumentensurplus van consument 1: € 2,50 - € 1,50 = € 1.Consument 2 is bereid maximaal € 2 te betalen. Bij een prijs van € 1,50 is het consumentensurplus van consument 1: € 2 - € 1,50 = € 0,50. Het totale consumentensurplus van beide consumenten is € 1,50.b) Consument 3 is bereid maximaal € 1,50 te betalen. Bij een prijs van € 1,25 heeft consument 3 een consumentensurplus van € 1,50 - € 1,25 = € 0,25.
Het totale consumentensurplus van de eerste drie consumenten is € 1,75. a) Een inferieur goed. Bij een stijgend inkomen, daalt de gevraagde hoeveelheidb) Een secundair goed. De gevraagde hoeveelheid neemt in meer dan evenredig toe dan het inkomen. Let op: het onderstreepte gedeelte in de verklaring is essentieel voor een goed antwoord. Een verklaring als: “De gevraagde hoeveelheid neemt toe als het inkomen toeneemt”, is fout. De verklaring kan ook slaan op primaire goederen.c) Als bij Giffengoederen of -diensten de prijs daalt zal de gevraagde hoeveelheid eerst toenemen. Daalt de prijs daarna nog meer, zal de gevraagde hoeveelheid afnemen.De verklaring is dat Giffengoederen duurzame consumptiegoederen zijn waarvan de consument vermoedt dat de prijs iets zegt over de kwaliteit. Een hogere prijs suggereert een betere kwaliteit van een product. Een duurdere wasmachine wordt daarom soms eerder gekocht dan een goedkopere. Andere voorbeelden van Giffengoederen zijn antiek, kunst en andere beleggingen.d) Een prijsdaling van primaire producten zoals aardappelen, brood en zout leidt nauwelijks tot een vraagstijging. Voor secundaire (luxe) producten en diensten zoals sieraden en een etentje in een driesterrenrestaurant leidt een prijsdaling tot een meer dan evenredige stijging van de gevraagde hoeveelheid. De prijsvraaglijn van primaire goederen en diensten loopt daardoor steiler dan bij secundaire goederen en diensten.e) De inkomensvraag lijn van een secundair goed begint niet in de oorsprong, omdat secundaire goederen (luxe goederen) pas worden gekocht na het bereiken van een drempelinkomen. Met ander woorden, om deze goederen te kunnen veroorloven moet je genoeg verdienen. a) Om het gevraagde aantal wedstrijdkaartjes uit te rekenen moet de prijs in de prijsvraagvergelijking worden ingevuld. De prijs is € 8. Dus:Qv = - 15 x 8 + 450Qv = - 120 + 450Qv = 330b)Toelichting: er zijn maar twee punten nodig om een rechte lijn te maken.Eerst stellen we de Qv op “0”Dus Qv = – 15p + 450 wordt 0 = – 15p + 45De onbekende (dat is p) gaat naar de linkerkant van het = teken Dan verandert – 15p in + 15pEr staat nu 15p = 450Om p te krijgen wordt 450 gedeeld door 15Dus p = € 30Vervolgens stellen we de p op “0”Dus Qv = – 15p + 450 wordt Qv = – 15 x 0 + 450Hieruit volgt: Qv = 45Als je p = € 30 en Qv = 450 verbindt met een rechte lijn, heb je de prijsvraaglijnc) Het consumentensurplus bij een prijs van € 8, is 0,5 x 330 wedstrijden x (€ 30 - € 8) = € 3.630 (het gele vlak in onderstaande figuur). a)Toelichting: de prijsaanbod vergelijking is Qa = 10P − 1.500Bij een prijs van 150 is de Qa = 10 x 150 − 1.500 = 0Bij een prijs van 170 is de Qa = 10 x 170 − 1.500 = 200Bij een prijs van 190 is de Qa = 10 x 190 − 1.500 = 400Bij een prijs van 210 is de Qa = 10 x 210 − 1.500 = 600Opmerking: de prijs mag niet zo laag zijn dat de Qa onder de 0 komt.b) Bij een prijs van 200 is de Qa = 10 x 200 − 1.500 = 500. Het producentensurplus is dan 0,5 x 500 x (€ 200 - € 150) = € 12.500. Het blauwe gedeelte in onderstaande figuur is het producentensurplus.c)Toelichting: de nieuwe prijsaanbod vergelijking is Qa = 10P − 1.750Bij een prijs van 175 is de Qa = 10 x 175 − 1.750 = 0Bij een prijs van 195 is de Qa = 10 x 195 − 1.750 = 200Bij een prijs van 215 is de Qa = 10 x 215 − 1.750 = 400Bij een prijs van 235 is de Qa = 10 x 235 − 1.750 = 600Opmerking: de prijs mag niet zo laag zijn dat de Qa onder de 0 komt.d) Bij een prijs van 225 is de verkochte hoeveelheid 400 stuks. Het producentensurplus is dan 0,5 x 400 x (€ 225 - € 175) = € 10.000. De welvaart (producentensurplus) van de producent is afgenomen.e) De oude omzet was € 200 x 500 stuks is € 10.000. De nieuwe omzet is € 200 x 400 stuks is € 8.000. De procentuele afname is (€ 8.000 - € 10.000) / € 10.000 x 100 = 20%Let op: de nieuwe omzet voor de producent is € 200 x 400 stuks en niet € 225 x 400 stuks. De accijns is voor de overheid, niet voor de producent! a) Drie mogelijk oorzaken van de verschuiving van de prijsaanbodlijn:toename van het aantal aanbieders/verkopers/producenten;toename van productiviteit. Met dezelfde productiemiddelen kan meer worden geproduceerd en aangeboden;daling van de loonkosten en grondstofkosten per product. Dezelfde productie is haalbaar met minder kosten. Met dezelfde kosten kun je dus meer produceren.Let op: het gaat hier om een verschuiving van de prijsaanbodlijn naar rechts. Een antwoord als: een verandering van het aantal aanbieders of een verandering van de productiviteit kan ook een verschuiving naar links inhouden. Uit je antwoord moet duidelijk blijken dat gaat om een voorbeeld waarbij de prijsaanbodlijn naar rechts verschuift.b)Toelichting: van de prijsaanbodlijn zijn twee punten bekend. De minimale leveringsbereidheid van € 0,20 per kilogram (het punt op de verticale as) en de evenwichtsprijs van € 0,60 per kilogram (het punt op de prijsvraaglijn). Door deze twee punten te verbinden met een lijn krijg je de prijsaanbodlijn.c) Het evenwichtspunt is bij een prijs van € 0,60 en een hoeveelheid van 800.000 kilogram. Dit is af te lezen uit de grafiek. Door de prijsdaling is de gevraagde hoeveelheid met 300.000 kilo toegenomen. De evenwichtshoeveelheid vóór de verschuiving van de prijsaanbodlijn was dus 800.000 kilo – 300.000 kilo = 500.000 kilo. Uit de grafiek is af te lezen dat de evenwichtsprijs dan € 0,75 per kilogram is. a) Voorbeelden van een juist antwoord:Productdifferentiatie: een groot bedrijf kan gemakkelijker geld vrijmaken om nieuwe producten te ontwikkelen (productdifferentiatie).Productdifferentiatie leidt tot meer keuzemogelijkheden voor de consument.Prijzenoorlog: concurrentie zou tot een prijzenoorlog kunnen leiden. Dit gaat ten koste van de winst van een bedrijf en zou kunnen leiden tot faillissement van sommige bedrijven.Hoe meer bedrijven er zijn, hoe meer aanbod voor de consument. Let op: uit het antwoord moet blijken dat de consument voordeel heeft van de overname!b) Voorbeelden van een juist antwoord:Concurrentie; door de overname wordt de concurrentie beperkt, waardoor de prijzen zouden kunnen stijgen. Machtsvorming: Coca-Cola wordt nu zo groot en machtig dat het de concurrentie kan wegvagen, waardoor de prijzen zouden kunnen stijgen door minder concurrentie. Let op: uit het antwoord moet blijken dat door de overname frisdranken onnodig duur worden!c) Samenwerken met als doel de concurrentie te verminderen noemen we een kartel en dat is verboden, omdat het in het nadeel is van de consument. Bij kartelvorming kan een oligopolist van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een flinke boete krijgen. a)Toelichting:De beginsituatie is het vakje prijshandhaving; prijshandhaving. Marrill heeft een winst van € 45 miljoen en Stokes heeft een winst van € 20 miljoen.Als beide bedrijven hun prijs verlagen, daalt voor elk de winst met € 5 miljoen. In het vakje prijsverlaging; prijsverlaging heeft Marill een winst van € 45 mln. – € 5 mln = € 40 mln. en Stokes heeft een winst van € 20 mln. – € 5 mln. = € 15 mln.Als uitsluitend Stokes de prijs verlaagt, stijgt de winst van dit bedrijf met € 30 miljoen. De optelsom van beide winsten daalt dan met € 5 mln. Dit betekent dat Marill, die de prijs gelijk houdt, een winstdaling heeft van € 30 mln. + € 5 mln. = € 35 mln. In het vakje prijshandhaving; prijsverlaging heeft Marill een winst van € 45 mln. - € 35 mln. = € 10 mln. en Stokes heeft een winst van € 20 mln. + € 30 mln. = € 50 mln.Als uitsluitend Marill de prijs verlaagt, stijgt de winst van dit bedrijf met € 5 miljoen. De optelsom van beide winsten daalt dan met € 5 mln. Dit betekent dat Stokes, die de prijs gelijk houdt, een winstdaling heeft van € 5 mln. + € 5 mln. = € 10 mln. In het vakje prijsverlaging; prijshandhaving heeft Marill een winst van € 45 mln. + € 5 mln. = € 50 mln. en Stokes heeft een winst van € 20 mln. - € 10 mln. = € 10 mln.b) De uitkomst is dat beide partijen kiezen voor prijsverlaging.Marill kiest voor prijsverlaging, omdat zijn winst dan stijgt van € 45 miljoen naar € 50 miljoen Als Stokes de prijs gelijk houdt zal zijn winst dalen van € 20 miljoen naar € 10 miljoen. Stokes zal ook de prijs verlagen. Zijn winst is dan € 15 miljoen in plaats van € 10 miljoen.Stokes kiest voor prijsverlaging, omdat zijn winst dan stijgt van € 20 miljoen naar € 50 miljoen Als Marill de prijs gelijk houdt zal zijn winst dalen van € 45 miljoen naar € 10 miljoen. Marill zal ook de prijs verlagen. Zijn winst is dan € 40 miljoen in plaats van € 10 miljoen.c) Als beide partijen met elkaar overleggen kan er worden afgesproken dat ze de prijs handhaven en niet zullen verlagen. Bij een prijshandhaving zijn beide partijen beter af. Dit is toegestaan op grond van de Mededingingswet, zolang er er geen prijsafspraken worden gemaakt of informatie wordt uitgewisseld over toekomstige prijzen.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.