De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via het hofstelsel en horigheid
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
De verspreiding van het christendom in geheel Europa
Toets Geschiedenis
Memo Geschiedenis MAX 5e ed
Online maken
Toets afdrukken
Een samenleving die gebaseerd is op landbouw in combinatie met handel en nijverheid. Hierdoor woont een groot deel van de bevolking in een stadDe benaming voor een groep halfvrije boeren. Zij bewerkten hun eigen grond (waardoor zij deels vrij waren), maar mochten de landerijen van hun heer niet verlaten om ergens anders te gaan wonen (niet-vrij)Een doelbewuste inspanning van machtige heren en geestelijken om de bevolking tot het christendom te bekeren. Geestelijken die gewoon tussen de mensen woondenRijke en machtige families die de belangrijkste bestuursfuncties vervullen binnen de burgerijHet land werd verdeeld in drie delen. Twee delen werden ingezaaid met graag, terwijl het laatste deel ongemoeid bleef. Zo kon de bodem van de grond rusten en herstellen. Elk jaar kwam een ander deel braak te liggen. Dit leverde een stuk meer graan op dan het oude tweeslagstelsel.Een verzamelnaam voor de conflicten waarbij de kerk en de paus zich willen ontworstelen aan de invloed van keizers. De pogingen van koningen om hun macht te verstevigen en te regeren vanuit één plaats. Bij het beantwoorden van deze vraag moet je eerst teruggrijpen naar de redenen waarom steden opnieuw opkomen. Vervolgens moet je de vraag beantwoorden waarom de steden verder beginnen te groeien.De belangrijkste oorzaak voor de wederkomst van steden is de bevolkingsgroei. Deze groei was mogelijk door het drieslagstelsel. Het overschot aan voedsel zorgde dus voor de bevolkingsgroei, maar het zorgde er ook voor dat er meer handel opkwam. De boeren gingen hun overschot verkopen op handelsmarkten. Deze ontstonden op strategische plekken, bijvoorbeeld in de buurt van kruisingen tussen water-en-landwegen. Deze plekken groeide langzaam uit tot steden. Er worden hier eigenlijk twee vragen gesteld. Namelijk hoe de Arabieren omgingen met andere geloven en hoe de christenen daarmee omgingen. Het is dan verstandig om deze antwoorden duidelijk van elkaar te scheiden. Zo voorkom je een grote brij van tekst en creëer je overzicht.De Arabieren gingen tolerant met andere geloven om. Ze deden geen actieve poging om de overwonnen volkeren te bekeren tot de Islam. Zij mochten hun eigen geloof vaak in grote lijnen behouden. Wel moesten ze een extra belasting betalen, hadden ze minder rechten en waren zij uitgesloten voor bestuurlijke functies.De christenen zijn iets dwingender in het verspreiden van hun geloof. Allereerst werd het geloof vaak opgedrongen aan de veroverde stammen. Alles hoefde niet in één keer te veranderen, waardoor er wel sprake is van syncretisme (waarbij lokale gebruiken en tradities werden toegevoegd aan het christelijke geloof, zoals bijvoorbeeld het kerstfeest). Zo werden er vaak kerkjes gebouwd op al bestaande heilige plekken. Dit is een begripsvraag waar je jouw kennis moet toepassen. Het allerbelangrijkste hier is dat je na afloop controleert of je alle begrippen hebt verwerkt in jouw antwoord. Het feodale stelsel wordt ook wel leenstelsel genoemd. Hier heeft de leenheer een groot stuk gebied dat hij moeilijk alleen kan besturen. Om ervoor te zorgen dat dit in goede banen wordt geleid gaat de leenheer een contract aan met de leenman. Hierin staat vaak dat de leenman trouw zweert aan de leenheer en de leenheer zal helpen met het uitvoeren van verschillende diensten. In ruil hiervoor kreeg de leenman een stuk grond van de leenheer in leen. De manier waarop de vraag is gesteld zorgt ervoor dat je antwoord eigenlijk een richting op wordt gestuurd waarbij het leven van een moderne fabrieksarbeider zwaarder is dan dat van een horige boer. Het is echter aan jouw de taak om de andere kant te beargumenteren. Want het leven van een horige boer was wel degelijk zwaarder dan dat van een moderne fabriekseigenaren. Om dit goed te beargumenteren moet je goed naar de sociale omstandigheden van beide arbeiders kijken. Je argumentatie zou er als volgt uit kunnen zien:
De aanname klopt niet: het leven van de horige boer was wel degelijk zwaarder. (Geef voor een volledig juist antwoord ten minste één van de volgende argumenten)Het leven van een moderne fabrieksarbeider is niet zwaarder dan dat van een horige boer in de middeleeuwen. Als je kijkt naar de sociale omstandigheden dan zit er een enorm verschil tussen beiden. Zo heeft de fabrieksarbeider tegenwoordig een sociaal vangnet. Als je ziek wordt dan krijg je wel doorbetaald zodat je aan eten kan komen. Dit was in de middeleeuwen niet het geval, daar was je in de meeste gevallen op jezelf aangewezen. Ook waren ziekten in de middeleeuwen veel dodelijker dan de meeste van dezelfde ziekten tegenwoordig zijn. Ook het verschil in hygiëne zorgt ervoor dat het leven van een fabrieksarbeider tegenwoordig minder zwaar is dan dat van een middeleeuwse horige boer. Je kan nog veel meer argumenten aanhalen, maar de nadruk kan hier het beste liggen op de sociale omstandigheden van de fabrieksarbeider tegenover die van de middeleeuwse horige boer. Het klinkt wellicht als een open deur maar het is hier zaak om de vraag goed te lezen. Neem een extra moment om te bedenken wat de vraag nou precies vraagt. Je moet eerst uitleggen waarom de geestelijke macht afhankelijk was van de wereldlijke macht voor de verspreiding van het geloof. Daarna ga je aan de slag met de vraag waarom koningen belang hadden bij de verspreiding van het christendom. In principe zou één reden per vraag hier volstaan, maar er worden hieronder meerdere voorbeelden gegeven.De paus/kerk (dat wat de geestelijke macht is) is afhankelijk van de wereldlijke macht voor bescherming. Dit zie je bijvoorbeeld terug bij de reconquista van Spanje en Portugal. Een andere reden van afhankelijkheid is dat wanneer de kerstening niet goedschiks kan worden voltooid de geestelijke macht d.m.v. dwang het geloof wil verspreiding. Hiervoor hebben zij, vrij letterlijk, het zwaard van de wereldlijke macht nodig. De wereldlijke bemoeit zich met de verspreiding van het christelijke geloof omdat het zorgt voor eenheid binnen het rijk van de wereldlijke leider.Als de paus zich achter jouw als wereldlijke leider schaart dan geeft dat een vorm van legitimiteit aan jouw bewind. Met de baas van het christendom achter je sta je sterker.De wereldlijke macht maakt gebruikt van de kerkelijke bestuursorganisatie die (nog wel) in tact was en in ruil daarvoor worden ze christelijk. Een pragmatische reden dus. Ga systematisch te werk. Bedenk eerst voor jezelf welke gevolgen je kent. Er worden meerdere gevolgen in het boek genoemd, dus hopelijk weet je er ook meerdere. Bedenk welke gevolgen je het beste helder kan uitleggen. Je kan namelijk punten scoren met de uitleg. Ga niet meer dan drie gevolgen uitleggen, vaak wordt er toch alleen naar je eerste drie antwoorden gekeken. Bij de antwoorden staan meer dan drie gevolgen, aangezien er meer dan drie mogelijkheden zijn.Een eerste gevolg is dat steden veel geld verdienen door de handel. Er ontstaat langzaamaan een geldeconomie. Geld gaat een belangrijkere rol spelen en vervangt het oude machtsmiddel, namelijk land. Hierdoor neemt de positie van de adel af.Een tweede gevolg is dat rijke steden vaak stadsrechten kunnen kopen van de oude landheer. Hierdoor wordt een stad onafhankelijker en neemt de positie van de adel af.Een derde gevolg is dat steden steeds vaker rechtstreeks met een vorst gaat handelen. Het leenstelsel wordt steeds meer overbodig, waardoor de adel buiten spel wordt gezet. Hierdoor neemt hun positie af. Een laatste gevolg, die aansluit bij de eerste twee, is dat de adel financieel afhankelijk wordt van de stad. Zij moeten stadsrechten verkopen om hun zaken rond te krijgen. De stad is niet langer afhankelijk van de adel, maar de adel van de stad. Begin bij deze vraag eerst met het uitleggen wat de gang naar Canossa is. Waardoor vindt dit plaats? Als je dat hebt beschreven kan je uitleggen waarom de paus het sterkste wapen in handen heeft.
In 1075 benoemt de keizer de bisschop van Milaan (terwijl paus al een ander had benoemd) Als reactie hierop doet de paus de keizer in de ban. Dit heeft als gevolg dat gelovigen de keizer niet meer mogen erkennen als heerser. Duitse vorsten grepen dit aan om tegen de keizer in opstand te komen. De keizer had toen weinig andere keuzes dan om naar de paus toe te reizen (de gang naar Canossa) en hem nederig te vragen om de ban op te heffen. Dat betekende dat de paus deze strijd (voorlopig) had gewonnen, hij behield de investituur (recht om bisschoppen te benoemen). Bij vraag a. lijkt het erop alsof er vier dingen gevraagd worden: Sterke en zwakke punten, en direct of indirecte informatie. Je hoeft echter alleen maar sterke en zwakke punten te benoemen. Het directe of indirecte deel gaat over de manier waarop je de informatie verkrijgt. Zorg ook hier dat bij vraag a en bij vraag b er voor een systematische aanpak wordt gekozen. Een sterk punt is dat de wijste en verstandigste mensen (vaak zij die onderwijs hebben gehad) door het hele land heen reizen om te checken of de wet wel wordt nageleefd. Dit is ook het geval.Een zwak punt is dat er kennelijk controle nodig is om daarop toe te zien. Dit duidt op eigengereidheid van de leenmannen.Het leenstelsel wordt verstevigd doordat er een eed van trouw wordt gezworen om goed te besturen. Dit is echter een persoonlijke verbintenis tussen leenman en leenheer. De leenmannen moesten hun gebied na overlijden eigenlijk teruggeven aan de leenheer, waarna er een nieuwe verbintenis moest worden aangegaan. Het was echter vaak het geval dat de grond d.m.v. erfelijkheid werd doorgegeven van vader op zoon. De zoon voelde geen loyaliteit richting de leenheer. Deze leenman ging vaak het land verder uitlenen. Hierdoor valt het systeem van trouw, waar het stelsel op gebaseerd was, weg en is er sprake van verdere versnippering. Waardoor het voor de leenheer nog ingewikkelder werd om alles te controleren. Het belangrijkste is om eerst na te gaan welke stadsrechten er in de middeleeuwen verkregen konden worden. Deze kan je spiegelen aan de bron. Zorg hier ervoor dat je overzichtelijk te werk gaat. Het is eenvoudig om een deel van de vraag over te slaan. Het stadsrecht waar hiernaar wordt verwezen is het recht om een stadsmuur te bouwen. Dit is een belangrijk recht aangezien de stad zichzelf zo beter kon verdedigen tegen vijanden. Voor de heer bij wie het stadsrecht werd gekocht is er dus ook sprake van een tweestrijd. Hij wilt aan de ene kant graag geld om zijn leger te onderhouden, maar aan de andere kant als de stad in opstand komt tegen hem dan is het voor de landheer lastiger om de stad aan te vallen. Het is belangrijk dat je bij deze vraag naar de bron vermeld. Je moet namelijk aan de hand van wat je ziet een mening vormen over het succes van de kerstening. Je ziet twee verschillende taferelen op de bron staan. Neem beide delen mee in jouw antwoord!Als je kijkt naar het bovenste gedeelte van de bron dan lijkt de kerstening een succes. Er worden mensen door Bonifatius gedoopt, waarmee zij zich aansluiten bij het christelijke geloof. Dus het doel van de kerstening lijkt behaald. Als we kijken naar het onderste deel van de bron dan lijkt de kerstening een minder groot succesverhaal. Er zijn namelijk mannen die zich tegen Bonifatius keren. Bonifatius wordt in zijn rug gestoken en krijgt een zwaard tegen zijn hoofd. Hieruit kan je concluderen dat niet iedereen even blij was met de komst van het christendom. De kerstening is dus een gematigd succesverhaal waar veel geweld mee gepaard ging. Op afbeelding zie je een moskee in Cordoba, Spanje. Dit past bij het kenmerkende aspect over de verspreiding van de islam: deze verspreidde zich tot in Zuid-Europa.Dit heeft ermee te maken dat binnen het enorme Arabische rijk er al gauw verschillende gebieden waren die zich onafhankelijk verklaarden van het centrale gezag, zoals ook in Spanje het geval was. Deze konden zich uiteindelijk niet verdedigen tegen de opkomende christelijke legers. Het verschijnsel dat je hier ziet zijn herendiensten. De horigen moeten een deel van hun tijd besteden om het land van de heer te bewerken. Je moet bij deze vraag eerst bedenken wie in de tijd van de vroege middeleeuwen zich bezighielden met het maken van dit soort afbeeldingen. Als je tot die conclusie bent gekomen dan moet je bedenken of die blij zijn met de herendiensten of juist niet.Veel kloosters hadden ook domeinen waarop horigen moesten werken. Waarschijnlijk vond de monnik (maker) herendiensten dan ook heel normaal.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.