Memo MAX (release 5.1) deel A+B - Hoofdstuk 6 - Revolutie! Alles moet anders oefentoetsen & antwoorden

a) Een basisrecht van elke burger, bijvoorbeeld vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting. b) Een vorm van bestuur waarin één persoon de macht heeft. c) Een samenleving die verdeeld is in standen. Dat zijn groepen met eigen taken en verschillende rechten.d) Groep mensen die grote veranderingen wil.e) Een plotselinge overname van de macht, vaak met hulp van het leger. f) Een lijst waarin het bestuur vastlegt wanneer alle burgers zijn geboren, zijn getrouwd en zijn overleden. g) Groep mensen die gekozen wordt door burgers met kiesrecht en die namens de burgers besluiten neemt. h) De situatie waarin alle burgers mogen denken, doen en laten wat ze willen. a) Grondwetb) Franse revolutiec) Bataafse Republiek d (1789) a (1792) b (1793 - 1794) e (1795) c (1813) De eerste en hoogste stand was de geestelijkheid. Dit waren mensen die in dienst waren van de kerk. Sommige geestelijken hielpen de koning bij het bestuur.De tweede stand was de adel. Edellieden voerden het leger aan. Ook zij hielpen de koning bij het bestuur. Ongeveer 98% van de Fransen hoorden bij de derde stand. Sommige burgers waren heel rijk zoals bijvoorbeeld kooplieden, rechters en bankiers. Maar de meeste Fransen waren arme boeren en ook in de steden leefden veel arme mensen.  De derde stand besloot een eigen vergadering op te richten: een volksvertegenwoordiging, die besluiten zou nemen namens het volk. In die vergadering kon een kleine groep, zoals de adel en de geestelijkheid, geen besluiten tegenhouden die het grootste deel van het volk wilde.  Grondrechten zijn basisrechten die mensen hebben zoals bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting. In een grondwet staat beschreven hoe een land bestuurd wordt. Antwoord d is goed. In bijna alle landen in Europa hadden koningen nog steeds de meeste macht. Veel Fransen waren bang dat koningen uit andere landen Frankrijk zouden aanvallen om een einde te maken aan de revolutie. daarom viel Frankrijk in 1792 zelf Oostenrijk aan. a) Waar.b) Niet waar. In Frankrijk bleef het door alle oorlogen erg onrustig. Het volk was ontevreden. Alle burgers hielden dezelfde grondrechten, iedereen was gelijk. Er was geen standenmaatschappij meer.Napoleon maakte één wetboek voor heel Frankrijk. Voor het eerst golden in het hele land voor alle burgers dezelfde wetten.Extra info: https://schooltv.nl Er kwam een nieuw bestuur, gekozen door een groot deel van de volwassen mannen.De wetten van het nieuwe bestuur golden voortaan voor het hele land.Alle burgers kregen dezelfde grondrechten.Er kwam een grondwet.  In 1812 viel Napoleon Rusland aan. De Russen trokken zich terug en lokten Napoleons leger steeds dieper Rusland in. Daar werden de soldaten door de Russische winter overvallen. Duizenden soldaten stierven van de honger en kou of ontvluchtten het leger. Van Napoleons machtige leger was bijna niks meer over.  a) De man die beide mannen op zijn rug draagt behoort tot de derde stand. De man voorop de rug hoort bij de geestelijkheid en de man achterop hoort bij de adel.b) De tekenaar wil de onderdrukking/uitbuiting van de derde stand door de eerste en tweede stand uitbeelden. a) Burger Louis Capet was de voormalige koning Lodewijk XVI.b) In 1792 werd Frankrijk een republiek, een land zonder koning. Vanaf dat moment was Lodewijk XVI dus ook een gewone burger. Zo kon hij dan ook veroordeeld worden tot de doodstraf wegens landverraad.  Er was geen vrijheid en gelijkheid voor de mensen in de Franse koloniën die als slaven moesten werken. Zij hoorden wel over de Franse Revolutie en de nieuwe ideeën. Dat leidde tot onrust. In 1791 kwamen de slaven in de Franse kolonie Haïti met succes in opstand: zij wisten de Fransen te verdrijven en stichtten hun eigen, onafhankelijke land.  Deze afbeelding gaat over de slag bij Waterloo. Napoleon werd hier definitief verslagen.Extra info: https://schooltv.nlExtra info bij dit hoofdstuk: https://schooltv.nl