LWEO Vraag en aanbod 3e ed - Hoofdstuk 3, 5 en 6 - oefentoetsen & antwoorden

a) Variabele kosten zijn kosten die afhankelijk zijn van het aantal stuks dat je produceert. Constante kosten zijn kosten die je altijd hebt, ook al zou je niets produceren.b) Twee voorbeelden van variabele kosten: materiaalkosten en variabele loonkosten.Twee voorbeelden van constante kosten: afschrijvingskosten, huurkosten en vaste loonkosten.c) Progressief variabel kosten, proportioneel variabel kosten en degressief variabel kosten.d) Verzonken kosten zijn kosten die gedaan zijn bij een investeringen en niet meer terugverdiend kunnen worden. Bijvoorbeeld posters die je hebt laten drukken voor een reclamecampagne. Als deze campagne niet doorgaat, ben je de kosten voor het maken en drukken van de posters wel kwijt.e) Drie doelstellingen die een producent kan nastreven:maximale winstmaximale omzetbreak even omzet.f)  Totale Omzet (=TO) = prijs x afzetmen gebruikt afkortingen TO = p x qg) Totale Winst (=TW)= Totale omzet - Totale kostenTW = TO - TKh)  Gemiddelde Totale Kosten (=GTK), dit zijn de totale kosten voor één product:GTK = Totale kosten / aantal stuksGTK = TK / qi) Evenwichtsprijs is de prijs die tot stand komt door vraag en aanbodj) De evenwichtsprijs bereken je door vraag en aanbod aan elkaar gelijk te stellen. Dus in formulevorm: Qa = Qv. De prijs die hieruit voortkomt, is de evenwichtsprijs.k) Ruime arbeidsmarkt houdt in dat er veel aanbod is van arbeid en maar weinig vraag naar arbeid.l) De formule van loonelasticiteit van het arbeidsaanbod:procentuele verandering van het arbeidsaanbod/ procentuele verandering van het loonm) De prijs die tot stand komt door vraag en aanbod op de vermogensmarkt noem je rente.n) De prijs die tot stand komt door vraag en aanbod op de valutamarkt noem je wisselkoers. Je moet aangeven of er sprake is van integratie, parallellisatie, specialisatie of differentiatie.Voordat je een begrip kiest, ga je bepalen of de verandering horizontaal of verticaal is. parallellisatiekolom wordt breder: assortiment uitbreiden1specialisatiekolom wordt smaller: richten op deel productie3integratiekolom wordt korter:  een vorige schakel wordt opgekocht, er valt een schakel weg.2differentiatiekolom wordt langer: er komt een schakel bij4 a) TO-functie = 18Qb) TK-functie op = 7Q + 52.800c) De break-even-afzet: TO = TK 18 Q = 7Q + 52.800 11Q = 52.800 Q = 52.800 / 11 = 4.800 kgd) De break-even-omzet = break- even afzet x prijs 4.800 x € 18 = € 86.440,-e) De marginale kosten per kg zijn de extra kosten als je één kilogram extra produceert. Je hebt dus alleen last van je variabele kosten. In deze opgave dus: €7,-f) De marginale opbrengsten per kg zijn de extra opbrengsten als je één kilogram extra verkoopt. Hier dus: € 18,-g) De TW-functie: TW = TO - TKTW = 18Q -(7Q+ 52.800) haakjes wegwerkenTW = 18 Q - 7Q - 52.800TW = 11 Q - 52.800h) TW = 31.900 Deze vul je in de functie van totale winst (TW)31.900 = 11 Q -52.80031.900 + 52.800 = 11Q84.700 = 11 QQ = 84.700/ 11 = 7.700 kg asperges a) De prijs per product kun je aflezen aan de GO-lijn. Dit zijn de gemiddelde opbrengsten per product. Hier levert een product dus € 6,- op.b) Break even wil zeggen: geen winst, geen verlies.  Stappenplan:Je gaat op zoek naar de punten waar GO = GTK. Daar trek je een loodlijn naar beneden om de punten af te lezen.Eerste punt waar GO = GTK is  bij 1,5 , 1,5 x 1000 = 1.500 stuksTweede punt waar GO = GTK is  bij 8,5 , 1,5 x 1000 = 8.500 stuksc) Stappenplan om maximale winst te tekenen in een grafiek:Zoek het punt waar MO = MKTrek een loodlijn naar benedenKijk waar loodlijn GO snijdt en trek een lijn naar de x-asKijk waar loodlijn GTK snijdt en trek een lijn naar x-asGebied arceren a) De variabele kosten zijn progressief. Naarmate je meer produceert, stijgen de variabele kosten. Je kunt twee punten pakken om uit te rekenen.Bij 1 stuk, is GVK: (2x1) + 4 = €6Bij 2 stuks, is GVK (2x2) + 4 = €8,- b) De TK-functie = (GVK x q) + TCKDus (2q+4) Q =  2q2 + 4 q + 12c) Maximale winst haal je in het punt waar MO = MKMO = prijs = € 20,-MK = TK’TK’= 4q +4MO = MK20 = 4q + 416 = 4qq = 4 stuksd) De maximale winst is bij 4 stuks. Bereken dus hoeveel winst je haalt bij 4 stuks.Winst bepaal je door TW = TO-TKTO = px q = 20 x 4 = € 80,=TK = 2q2 + 4 q + 12  = (2x 4) +( 4x4) + 12 = € 36,-TW = TO - TK 80 - 36 = € 44,- a) Het evenwichtsloon volgt uit de gelijkstelling van Qa aan Qv:50 P – 10 = – 10 P + 200 60 P = 210P = 5, d.w.z. € 50.000 b) P = 5 invullen in Qv en QaQv =  – 10 x (5) + 158 = 108 enQa = 50 x (5) – 100 = 150 Qa – Qv = 42 d.w.z. 4.200.000c) De vraag naar arbeid is bij gelijke loonvoet kleiner geworden dan het aanbod van arbeid. Dit aanbodoverschot leidt ten gevolge van de concurrentie tussen de aanbieders op de arbeidsmarkt tot een lagere loonvoet.d) Door de recessie schatten beleggers het risico dat hun waardepapieren minder waard worden groter in. Om koersdaling voor te zijn, verkopen zij deze waardepapieren. Dat betekent een geringere bereidheid tot het aanbieden van vermogen op de kapitaalmarkt, waardoor de aanbodlijn naar links (boven) verschuift.Het aanbod daalt ten opzichte van de vraag, hierdoor zal de rente stijgen.