Bedrijfseconomie in Balans 8e ed
- Domein B (H5-H10) -
oefentoetsen & antwoorden
8e editie
Klas 4-5-6|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Verzekeringen
Kredieten
Sparen en lenen
Eindwaarde en contante waarde formule
Beleggen in aandelen en obligaties
Opties
Hypotheken
Familierecht
Examendomein B1
Toets Bedrijfseconomie
Bedrijfseconomie in Balans 8e ed
Online maken
Toets afdrukken
Werkwijze Bekijk eerst alle sleutelbegrippen in de tekst en bedenk welke definiëring hierbij hoort.Een compagnonsverzekering is een levensverzekering waarbij compagnons elkaar als begunstigde opgeven bij overlijden, zodat bij een eventueel overlijden de overgebleven compagnon een geldbedrag krijgt uitgekeerd om de onderneming te kunnen continueren. Een sommenverzekering is een verzekering waarbij het uitgekeerde bedrag afhankelijk is van het moment van uitkeren. Een schadeverzekering is een verzekering waarbij het uitgekeerde bedrag afhankelijk is van de hoogte van de schade. Bij een compagnonsverzekering is de hoogte van het uit te keren bedrag door de verzekeringsmaatschappij niet afhankelijk van een schade, maar van een bepaald moment. Namelijk het moment van overlijden van één van de compagnons, in dit geval Sam of Moos. Een compagnonsverzekering is dus een voorbeeld van een sommenverzekeringEindantwoordEen compagnonsverzekering is een voorbeeld van een sommenverzekering daar het uit te keren bedrag door de verzekeringsmaatschappij niet afhankelijk is van een schade, maar van een bepaald moment, in dit geval het overlijden van één van de compagnons. Werkwijze Bedenk eerst wat de kenmerken zijn van zowel een doorlopend krediet als een persoonlijke leningEen doorlopend krediet is een lening waarbij je van de bank een maximaal leenbedrag krijgt, het kredietplafond. Het is in principe een soort schuldrekening, waarbij je telkens in het rood mag staan, net zoals bij een creditcard. Je kunt tussendoor steeds geld opnemen en aflossen zo vaak als je wilt. Je betaalt rente over het bedrag dat je op dat moment ‘rood staat’. Een persoonlijke lening is een lening tussen één geldgever en één geldnemer. De geldnemer leent een vooraf afgesproken bedrag van de geldgever. Hierbij worden op voorhand afspraken gemaakt over de looptijd, wijze van aflossing én de te betalen rente. Vergelijk nu beide kredietvormen en bedenk wat de voordelen zijn van een doorlopend krediet ten opzichte van de persoonlijk lening. Let erop dat je bij een vergelijking altijd beide concepten benoemd die je met elkaar vergelijkt! Dit is heel belangrijk, want anders maak je geen vergelijking, maar noem je simpelweg het kenmerk van één concept. En dat is niet de vraag. Bij een doorlopend krediet hoef je alleen maar rente te betalen over het bedrag dat je op dat moment ‘rood staat’. Bij een persoonlijke lening moet je rente betalen over de gehele schuldrest, zelfs wanneer je het geld nog niet (volledig) hebt gebruikt. Bij een doorlopend krediet kun je aflossen wanneer je wilt (en zo wellicht besparen op rentekosten), terwijl je bij een persoonlijke lening alleen mag aflossen wat vooraf is afgesproken. Wil je extra aflossen bij een persoonlijke lening, kan dit soms zelfs leiden tot een boete. Bij een doorlopend krediet kun je de afgeloste bedragen telkens weer opnemen wanneer je hier behoefte aan hebt. Bij een persoonlijke lening moet je dan telkens opnieuw een lening afsluiten, wat eventueel afsluitkosten en administratiekosten met zich mee zou kunnen brengen. Eindantwoord1. Bij een doorlopend krediet hoef je alleen maar rente te betalen over het bedrag dat je op dat moment ‘rood staat’. Bij een persoonlijke lening moet je rente betalen over de gehele schuldrest, zelfs wanneer je het geld nog niet (volledig) hebt gebruikt. 2. Bij een doorlopend krediet kun je tussendoor kosteloos aflossen wanneer je maar wilt, terwijl je bij een persoonlijke lening alleen mag aflossen wat vooraf is afgesproken. Werkwijze Bekijk eerst alle sleutelbegrippen in de tekst en bedenk welke definiëring hierbij hoort.Aandelen zijn eigendomsbewijzen die een deel van het maatschappelijk kapitaal van een onderneming vertegenwoordigen. Obligaties zijn een bewijs van deelname in een obligatielening, waarbij de eigenaar een klein kapitaal heeft geleend aan een onderneming. Bedenk nu welke kenmerken aandelen en obligaties hebben. Aandelen worden verhandeld op de effectenbeurs. De aandelenkoers hangt af van de winst/toekomstverwachtingen van beleggers ten aanzien van een bedrijf en kan daardoor flink schommelen (hoge volatiliteit). Aandelen geven recht op een stukje winstuitkering (dividend), maar dan moet er uiteraard wel winst worden gemaakt. Obligaties worden ook verhandeld op de effectenbeurs. De obligatiekoers is afhankelijk van de marktrente en schommelt daardoor niet zo sterk (lage volatiliteit). Obligatiehouders hebben recht op couponrente ter vergoeding voor het risico van het uitgeleende bedrag, die (meestal) jaarlijks door de onderneming wordt uitgekeerd aan alle obligatiehouders. Vergelijk nu de kenmerken van aandelen en obligaties en koppel dit aan het risico van een belegger. EindantwoordBeleggers lopen meer risico bij beleggen in aandelen dan obligaties omdat:1) De koers van aandelen volatieler is dan de koers van obligaties. 2) Bij obligaties de belegger zeker is van een jaarlijkse uitkering van couponrente, terwijl het bij aandelen niet zeker is dat er altijd dividend wordt uitgekeerd aan de belegger. Werkwijze Denk eerst eens na over de kernbegrippen in deze vraag. Beleggen in aandelen gaat inderdaad niet zonder risico. Aandelen kunnen dalen in waarde, wanneer de toekomstverwachtingen van een bedrijf negatiever worden in het oog van beleggers. Dit heet het koersrisico. Wanneer een bedrijf failliet gaat, zal de koers van aandelen dalen tot 0 euro en is een belegger (hoogstwaarschijnlijk) de volledige inleg kwijt. Putopties geven de koper (houder) van de optie het recht om de aandelen te verkopen tegen een vooraf overeengekomen prijs (de uitoefenprijs) op of vóór een vooraf overeengekomen datum (de expiratiedatum of uitoefendatum). Een putoptie kan dus door de optiehouder worden ingezet, wanneer de beurskoers van een aandeel daalt. Wanneer de beurskoers van het aandeel lager is dan de uitoefenprijs is de putoptie in-the-money en kan de optiehouder de aandelen verkopen aan de optieschrijver voor een hogere prijs (de uitoefenprijs) dan de beurskoers. Hiermee is het koersrisico voor de optiehouder dus beperkt tot de uitoefenprijs van de putoptie. 1 optie geldt altijd voor 100 onderliggende aandelen. Het afdekken van dit risico (hedging) is uiteraard niet gratis. De optiekoper moet bij het kopen van de opties de optiepremie betalen. Dit geld is de optiekoper altijd kwijt, ook in het geval wanneer de opties uiteindelijk niet uitgeoefend worden. Eindantwoord Het kopen van 5 putopties geeft Cas het recht om 500 aandelen tegen de uitoefenprijs te verkopen aan de optieschrijver. Hiermee is zijn koersrisico beperkt tot de uitoefenprijs. EindantwoordValentina heeft de volgende drie opties:De erfenis verwerpen.Dit betekent dat Valentina de erfenis afwijst. Zij is dan nergens verantwoordelijk voor, maar kan dan ook nergens aanspraak op maken. De erfenis zuiver aanvaarden. Dit betekent dat Valentina de erfenis direct volledig aanneemt en daarmee eigenaar wordt van alle bezittingen en schulden. De erfenis beneficiair aanvaarden.Dit betekent dat Valentina de notaris eerst de opdracht geeft om uit te zoeken hoeveel bezittingen en schulden er precies zijn (boedelbeschrijving). In het geval dat de bezittingen groter zijn dan de schulden is de erfenis positief en zal zij deze aanvaarden. Zou blijken dat de schulden hoger zijn dan de bezittingen is de erfenis negatief en kan zij de erfenis alsnog verwerpen. Werkwijze Kijk eerst naar de betalingsvoorwaarden bij overeenkomst 2. Denk na over het begrip termijnen. Termijnen zijn de periodieke bedragen die betaald moeten worden bestaande uit aflossing + rente. Bereken hoeveel er in totaal betaald moet worden conform overeenkomst 2, zijnde het aantal termijnen * het termijnbedrag. Bedenk dat alleen het geleende bedrag moet worden terugbetaald/afgelost. Alles wat meer betaald wordt dan de volledige aflossing is rente. Het geleende bedrag is €1.500. Alles dat meer wordt betaald is dus rente. Eindantwoord In totaal wordt betaald 24 * €75 = €1.800Hiervan is in totaal €1.500 aflossing. Betaalde rente is dus 1.800 – 1.500 = €300,- Werkwijze Het gaat hier over een lineaire lening, wat betekent dat de aflossing elke periode (in deze opgave elke maand) hetzelfde is. De looptijd is 6 jaar, wat neerkomt op 72 maanden. De maandelijkse aflossing is dus 180.000 gedeeld door 72 maanden. Bij een lening wordt de rente altijd berekend over de schuldrest aan het begin van de periode. De rente wordt omgerekend naar een perunage, hier 5,2% = 0,052Om de schuldrest te berekenen moet worden gekeken naar hoe vaak er reeds is afgelost. Er zijn 9 aflossingen geweest (maart t/m november). De interest is gegeven per jaar, maar moet per maand worden berekend.Bij een lening gaat het altijd over enkelvoudige interest. Eind december moet zowel de aflossing als de interest worden betaald. EindantwoordMaandelijkse aflossing = €180.000 / 72 maanden = €2.500Schuldrest begin december = €180.000 – (9 * 2.500) = €157.500Interest december = 157.500 * 0,052 / 12 = €682,50Wilma moet in totaal betalen €2.500 + €682,50 = €3.182,50 Werkwijze a)Het eerste probleem in deze opgave is dat de geldbedragen jaarlijks zijn, maar het rentepercentage een maandelijks percentage betreft. Dit moet als eerste worden opgelost door het maandelijkse percentage om te rekenen naar een jaarlijks percentage. 0,23% samengestelde interest per maand = 1,0023^12 = 1,027951 = 2,8% interest per jaar (afgerond op 1 decimaal). Let op! Het teken ^ betekent ‘tot de macht’. Hier dus tot de macht 12. Beredeneer wat de verschillende variabelen van de somformule zijn:a = de reden. In deze opgave is dat het bedrag dat structureel wordt gestort door Abdu, oftewel €125.000. r = de rekenrente in een perunage, oftewel 1,028. n = aantal termen. Dit is altijd het aantal keer dat de reden (a) wordt gestort dan wel ontvangen. In deze opgave stort Abdu het bedrag van €125.000 twintig (20) keer, dus n = 20. Vul nu de formule in en bereken de eindwaarde (S)125.000 x $\frac{1,028^{20}-1}{1,028-1}$ Werkwijze b)Wederom moet het maandelijkse interestpercentage worden omgerekend naar het correcte jaarlijkse interestpercentage. Dit blijft 2,8% (zie uitleg onder werkwijze a). In deze opgave moeten we niet de eindwaarde, maar de contante waarde van een rente berekenen. Let op dat de somformule nu omgezet moet worden in een contante waarde formule!!! Dit doe je door een minteken voor n toe te voegen in de teller (negatieve macht) en bij de noemer de negatieve macht -1 toe te voegen aan r. De contante waarde formule wordt dan: a x $\frac{r^{-n}-1}{r^{-1}-1}$Beredeneer wat de verschillende variabelen van de somformule zijn:a = de reden. In deze opgave is dat het bedrag dat structureel wordt ontvangen door Abdu, oftewel €250.000. r = de rekenrente in een perunage, oftewel 1,028. n = aantal termen. Dit is altijd het aantal keer dat de reden (a) wordt gestort dan wel ontvangen. In deze opgave ontvangt Abdu het bedrag van €250.000 twintig (20) keer, dus n = 20. Er is bij deze opgave echter nog een moeilijkheid! De somformule geeft de waarde van de rente vanaf het moment van de eerste ontvangst tot aan het moment van de laatste ontvangst. Dit is echter niet de contante waarde voor Abdu, want de eerste ontvangst van €250.000 ligt nog één jaar in de toekomst! Daarom moet de uitkomst van de formule één jaar contant gemaakt te worden. Zo komen we op de volgende berekening om tot de contante waarde te komen: 250.000 x $\frac{1,028^{-20}-1}{1,028^{-1}-1} \times 1,028^{-1}$Eindantwoord a)125.000 x $\frac{1,028^{20}-1}{1,028-1}$ = €3.291.294,16Dit is het bedrag dat na 20 jaar op de spaarrekening zal staan. Doordat er tussendoor rente op rente wordt ontvangen over de bedragen zal de eindwaarde altijd hoger liggen dan de nominale waarde van de termijnen, zijnde 20x €125.000 = €2.500.000Eindantwoord b) 250.000 x $\frac{1,028^{-20}-1}{1,028^{-1}-1} \times 1,028^{-1}$ = € 3.789.085,47Dit is het bedrag wat de hoofdprijs waard is, uitgaande van een samengestelde rente van 2,8% per jaar én dat het eerste bedrag van €250.000 pas over een jaar wordt ontvangen. Doordat er nu wordt teruggerekend tegen een bepaald interestpercentage zal de contante waarde altijd lager liggen dan de nominale waarde van de termijnen, zijnde 20x €250.000 = €5.000.000,- Werkwijze Om op het aandelenrendement te komen, moeten meerdere berekeningen worden gemaakt. Het aandelenrendement bestaat namelijk uit het koersrendement en het dividendrendement. Het koersrendement wordt berekend door het verschil tussen de aankoopkoers en de actuele beurskoers of verkoopkoers te pakken.In dit geval het verschil tussen €87,02 en €91,50. Let op! Het koersrendement kan ook negatief zijn, wanneer de koers van het aandeel is gedaald! Dat is in deze opgave niet het geval. Het dividend wordt altijd berekend over de nominale waarde van een aandeel. In dit geval is het dividend dus 3,2% van €25. 3,2% in een perunage = 0,032Het rendement wordt altijd uitgedrukt in een percentage van de aankoopkoers (mits anders aangegeven in de opgave!). EindantwoordKoersrendement in euro = €91,50 - €87,02 = €4,48 positiefDividend = 0,032 * €25 = €0,80Aandelenrendement in euro per aandeel = 4,48 + 0,80 = €5,28Totaal aandelenrendement in euro = 5,28 * 50 aandelen = €264,-Aandelenrendement in % = 264 / (50 * 87,02) * 100% = 6,07% Werkwijze a) Denk na over de kernbegrippen in deze vraag:Een compagnonsverzekering is een verzekering die compagnons binnen een vof over en weer op elkaars leven kunnen afsluiten, zodat de overgebleven compagnon het bedrijf voort kan zetten na een onverwachts overlijden van de andere compagnon. Een schadeverzekering is een verzekering, waarbij de hoogte van de uitkering van de verzekeringsmaatschappij aan de verzekerde afhankelijk is van een schadebedrag. Een sommenverzekering is een verzekering, waarbij de hoogte van de uitkering van de verzekeringsmaatschappij aan de verzekerde afhankelijk is van het moment van uitbetaling. Eindantwoord a)Een compagnonsverzekering is een verzekering die compagnons binnen een vof over en weer op elkaars leven kunnen afsluiten, zodat de overgebleven compagnon het bedrijf voort kan zetten na een onverwachts overlijden van de andere compagnon. Hierbij is de uitkering door de verkeringsmaatschappij afhankelijk van een moment, namelijk het moment van overlijden van één van de compagnons en dus niet van de hoogte van een schadebedrag. Een compagnonsverzekering is dus een voorbeeld van een sommenverzekering. Werkwijze b) Denk na over de kernbegrippen in deze vraag:Oververzekerd zijn betekent dat de gezonde waarde van de verzekerde goederen kleiner is dan de verzekerde waarde. Dit is nadelig voor de verzekerde, omdat deze dan een onnodig hoge premie betaalt voor de verzekering. Onderverzekerd zijn betekent dat de gezonde waarde van de goederen groter is dan de verzekerde waarde. Dit is nadelig voor de verzekerde, omdat bij een schade dan nooit 100% van het schadebedrag wordt uitgekeerd. Let op dat de verzekerde waarde tegen inkoopprijs is, maar dat de waarde van de voorraad als verkoopwaarde wordt weergegeven. Deze verkoopwaarde dient dus eerst omgerekend te worden naar inkoopwaarde. Gegeven is dat de brutowinst 60% van de inkoopprijs is. De inkoopprijs is dus 100%! Dat betekent dat de verkoopwaarde van de voorraad 160% is. Eindantwoord b)De gezonde waarde van de voorraad (tegen inkoopprijs) is€200.000 / 160 * 100 = €125.000De verzekerde waarde van de voorraad is €100.000Freek en Henk zijn dus onderverzekerd, want de gezonde waarde van €125.000 is meer dan de verzekerde waarde van €100.000. Werkwijze c)Let op dat het hier over twee schadeverzekering gaat. Freek en Henk gaan dus van twee verzekeringen een uitbetaling ontvangen. Ten eerste bekijken we de uitkering van de brandverzekering.Doordat Freek en Henk onderverzekerd zijn, gaan ze niet 100% van de schade uitgekeerd krijgen. Hoeveel ze wel uitgekeerd krijgen is afhankelijk van de verzekeringsbreuk. De verzekeringsbreuk bereken je door het verzekerde bedrag in de teller te zetten en de gezonde waarde in de noemer:oftewel 100.000 / 125.000 = 0,8Dit betekent dat de schadeverzekering 80% van de schade zal uitkeren aan Freek en Henk. Let op dat de helft van de voorraad verwoest is door de brand!Nu kijken we naar de uitkering van de bedrijfsschadeverzekering.De bedrijfsschadeverzekering verzekert de bedrijfskosten en de nettowinst. De bedrijfskosten bedragen 25% van de omzet. De verwachte omzet = €200.000 x 1,5 = €300.000De bedrijfskosten zijn dus €75.000 (25% van €300.000)De nettowinst = omzet – IWO – bedrijfskostenIWO = €300.000 / 160 x 100 = €187.500Nettowinst november zou dus zijn:300.000 – 187.500 – 75.000 = €37.500 De totale schade voor de bedrijfsschadeverzekering bedraagt dus €75.000 + 37.500 = €112.500 (dit bedrag is uiteraard gelijk aan de brutowinst, want de nettowinst + bedrijfskosten zijn samen gelijk aan de brutowinst).Vergeet het eigen risico van €10.000 niet! Eindantwoord c)Uitkering brandverzekering:(100.000 / 125.000) x 62.500 = €50.000Uitkering bedrijfsschadeverzekering:Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinstBrutowinst = 300.000 / 160 x 60 = €112.500Uitkering = 112.500 – 10.000 (eigen risico) = €102.500Totale uitkering = 50.000 + 102.500 = €152.500 Eindantwoord a) Mogelijke voordelen: Een aankoopmakelaar kent de markt beter.Een aankoopmakelaar heeft meer ervaring met onderhandelen over de prijs. Mogelijk nadeel:Een aankoopmakelaar zal provisie vragen voor de verleende dienst wat leidt tot extra kosten voor Pascalle. Werkwijze b) Bedenk wat de kenmerken van een annuïteitenhypotheek zijn:Je betaalt maandelijks een vast bedrag, zijnde de annuïteit, bestaande uit interest en aflossing. In het begin betaal je veel rente en nog maar weinig aflossing, waardoor de schuld in de beginjaren hoog blijft. Bedenk wat de voordelen van een annuïteitenhypotheek zijn, ten opzichte van een lineaire hypotheek. De rente is aftrekbaar van de inkomstenbelasting en levert een fiscaal voordeel op. Doordat er in het begin veel rente wordt betaald, is het belastingvoordeel bij een annuïteitenhypotheek in het begin hoger dan bij een lineaire hypotheek. Door het grotere belastingvoordeel worden bij een annuïteitenhypotheek de netto hypotheeklasten in de beginjaren lager in vergelijking met de netto lasten bij een lineaire hypotheek. Denk na over de situatie van Pascalle.Pascalle is net afgestudeerd en begint dus nu pas haar carrière. Haar salaris zal in het begin van haar carrière relatief laag zijn. Wanneer ze meer werkervaring heeft zal haar salaris stijgen. Eindantwoord b) Pascalle is een starter op de arbeidsmarkt, waardoor haar salaris nog relatief laag zal zijn. Bij een annuïteitenhypotheek zijn de netto lasten in de beginjaren laag, als gevolg van een hoger belastingvoordeel. Er wordt in de beginjaren nog weinig afgelost. Op deze manier is er een gezonde verhouding tussen het salarispeil van Pascalle en haar maandelijkse hypotheeklasten. Eindantwoord c)Een notaris maakt de aankoopakte op en draagt zorg voor de inschrijving in het kadaster. Werkwijze d)Let erop de annuïteit van €10.511,09 een vast bedrag is dat bestaat uit een gedeelte interest en aflossing. Bereken eerst altijd de interest die betaald moet worden op basis van de schuldrest aan het begin van het jaar. Bereken daarna de aflossing door de annuïteit te verminderen met de berekende interest.Bereken daarna de nieuwe schuldrest door de oude schuldrest te verminderen met de aflossing. Eindantwoord d)JaarSchuldrestAnnuïteitInterest (2,5%)Aflossing1220.00010.511,095.5005.011,092214.988,9110.511,095.374,725.136,373209.852,5410.511,09De schuldrest begin jaar 3 bedraagt €209.852,54 WerkwijzeLet erop dat de optiepremie altijd betaald moet worden bij het kopen van een optie en altijd ontvangen wordt bij het schrijven van een optie. Bedenk bij elk scenario of de opties al dan niet worden uitgevoerd door de persoon met de long position. Eindantwoord Scenario 1Kosten kopen putoptie: 100 x 0,75 = €75,-Opbrengst verkoop calloptie: 100 x 0,40 = €40,-Resultaat verkoop a 26 euro = 100 x (26 – 24) = €200,-Totaalresultaat = 200 + 40 – 75 = €165Kristel heeft een positief resultaat behaald, maar zal een nare bijsmaak hebben. Zou ze de calloptie namelijk niet hebben geschreven had ze de aandelen kunnen verkopen voor 28 euro i.p.v. 26 euro en was haar ‘winst’ hoger geweest. Scenario 2Kosten kopen putoptie: 100 x 0,75 = €75,-Opbrengst verkoop calloptie: 100 x 0,40 = €40,-Resultaat verkoop a 24 euro = 0Totaalresultaat = 0 + 40 – 75 = - €35Kristel heeft verlies gemaakt, maar zal toch opgelucht zijn. Had ze de putoptie niet gekocht zouden haar aandelen nu nog maar 20 euro per stuk waard zijn en had ze veel meer verlies gemaakt.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.