Toets Bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie in Balans 8e ed - Domein B (H5-H10) - oefentoetsen & antwoorden

8e editie

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: 

  • Verzekeringen 

  • Kredieten

  • Sparen en lenen

  • Eindwaarde en contante waarde formule

  • Beleggen in aandelen en obligaties 

  • Opties 

  • Hypotheken 

  • Familierecht

Examendomein B1

Bedrijfseconomie in Balans 8e ed
Toets Bedrijfseconomie
Bedrijfseconomie in Balans 8e ed
Online maken
Toets afdrukken
 Werkwijze Geef in je antwoord altijd een omschrijving of definitie van het sleutelbegrip. Bij deze vraag is dat human capital. Denk na over voordelen voor de werknemer.Denk na over voordelen voor de werkgever. EindantwoordInvesteren in human capital betekent dat werkgevers, door middel van trainingen en opleidingen, ervoor zorgen dat kennis, vaardigheden en opleidingsniveau van werknemers toenemen.  Werknemers ontwikkelen zichzelf en hebben hierdoor meer kans op beter betaald werk in de toekomst. Doordat de arbeidsproductiviteit toeneemt en werknemers efficiënter leren werken, nemen de kosten per product af en de winst toe. Daarbij zullen werknemers ook kwalitatief beter werk leveren. Dit is voordelig voor de concurrentiepositie van de werkgever.  Werkwijze Denk eerst na over het concept ‘interest’. De hoogte van de interest is altijd afhankelijk van de mate van risico dat de geldverstrekker loopt. Zorg er dus voor dat je in je antwoord altijd verwijst naar dit risico. Er zijn verschillende soorten risico’s die een bank loopt bij het verstrekken van een lening:Kredietrisico: het risico dat het geleende bedrag niet (helemaal) wordt terugbetaald. Inflatierisico: gedurende de looptijd neemt het inflatierisico toe, want de kans dat het geld over een lange periode steeds minder waard wordt is groot. Renterisico: de rente kan tussentijds stijgen of dalen. Wanneer er een vaste rente is afgesproken dan ligt dit risico bij de bank. Vandaar dat op het moment van afsluiten vaste rentetarieven altijd hoger liggen dan variabele rentetarieven. Je zou dit ook het prijsrisico kunnen noemen, daar rente de prijs van geld is. Echter wordt het begrip prijsrisico meestal gebruikt in de context van grondstoffen. Dit komt in een later hoofdstuk aan bod.   Hoe hoger het risico voor de geldverstrekker (meestal de bank), des te hoger zal het interestpercentage zijn. Vergelijk nu een hypothecaire lening met een ‘gewone banklening’ en maak de koppeling met het concept ‘risico’. EindantwoordBij een hypothecaire lening verstrekt de geldnemer altijd het recht van hypotheek aan de bank. Hierbij wordt een stuk vastgoed als onderpand gegeven aan de bank. Dit onderpand verlaagt het kredietrisico van de bank enorm t.o.v. een gewone banklening, daar bij het niet voldoen van de betalingsverplichtingen de bank het vastgoed mag verkopen. Minder risico voor de bank betekent een lagere rente-eis vanuit de bank.   EindantwoordDe makelaar gaat op zoek naar een huis dat voldoet aan jouw wensen. Het voordeel van het inzetten van een makelaar is dat de makelaar de huizenmarkt goed kent en daardoor beter kan onderhandelen over de prijs. De hypotheekadviseur kijkt welke hypotheekvorm (lineair of annuïteit) het beste bij jouw situatie past. Een onafhankelijke hypotheekadviseur kijkt ook meer meerdere hypotheekaanbieders (banken) welke de beste voorwaarden heeft op dat moment. Hierbij kun je denken aan de hoogte van de rente, maar bijvoorbeeld ook het startbedrag dat kopers zelf dienen in te leggen bij de aankoop van een woning. De taxateur taxeert het huis, wat betekent dat de taxateur een onafhankelijk onderzoek doet naar de waarde van de woning. De bank verstrekt de hypothecaire lening ten aanzien van de aankoop. Zij vinden het taxatierapport van de taxateur belangrijk, daar zij willen weten dat de waarde van de woning niet lager ligt dan de hypotheeksom die zij verstrekken. De notaris maakt uiteindelijk de koopakte op en zorgt ervoor dat het nieuwe eigenaarschap van het vastgoedobject correct wordt doorgevoerd in het kadaster.  Werkwijze Bedenk eerst welke rechten en plichten iemand heeft wanneer je in een huurhuis woont.Je mag zonder toestemming van de eigenaar niets veranderen aan de woningJe bent alleen verantwoordelijk voor klein onderhoud van de woningJe kan te allen tijde je huurcontract opzeggen (rekening houdend met de opzegtermijn)Je betaalt maandelijks de huur aan de woningeigenaar. Deze kan de huur jaarlijks verhogen. Bedenk eerst welke rechten en plichten iemand heeft wanneer je in een koopwoning woont.Je bent verantwoordelijk voor zowel groot als klein onderhoud van de woning.Je betaalt aflossing + rente t.b.v. je hypothecaire lening. Deze rente is aftrekbaar van de inkomstenbelasting. Een eventuele waardestijging van de woning komt jou ten goede. Je hebt bepaalde kosten, die specifiek zijn voor de eigenaar van een woning, zoals een opstalverzekering en het betalen van OZB.Eindantwoord  Drie voordelen van het wonen in een koophuis zijn:Je mag het huis verbouwen naar je eigen smaakJe bouwt vermogen op doordat je de hypothecaire lening aflost én door eventuele waardestijgingen van de woningJe hebt meer controle over je maandlasten (afhankelijk van jouw keuze voor soort hypotheek en vaste of variabele rente), dan bij een huurwoning (waarbij de huurbaas jaarlijks de huur kan verhogen). De betaalde hypotheekrente levert een belastingvoordeel op bij je inkomstenbelasting (aftrekpost).   Werkwijze Bedenk eerst welke overeenkomsten er zijn. In principe hebben een huwelijk en/of een geregistreerd partnerschap binnen Nederland juridisch, vermogenstechnisch én fiscaal (belastingtechnisch) dezelfde gevolgen. Er is binnen Nederland dus weinig verschil. De verschillen die er zijn, zul je uit je hoofd moeten leren. Binnen Nederland zijn deze beide samenlevingsvormen aan elkaar gelijk. Echter buiten Nederland hoeft dit niet zo te zijn. Dat is afhankelijk van het land waar je bent. Een huwelijk wordt officieel voltrokken met het ja-woord. Dit is het moment waarop de echtelijke verbinding ontstaat. Bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap wordt geen ja-woord gegeven (mag wel, maar staat niet als verplichting in de wet).Een huwelijk kan alleen worden beëindigd door de rechter. Een geregistreerd partnerschap kan bij een ambtenaar van de gemeente worden ontbonden. Let erop dat er wordt gevraagd om het verschil tussen twee concepten te beschrijven. Je dient dan beide concepten in je antwoord te verwerken. Doe je dit niet, dan benoem je simpelweg kenmerken van één concept en beantwoord je de vraag niet. EindantwoordDrie verschillen tussen een huwelijk en een geregistreerd partnerschap zijn:Een huwelijk wordt internationaal erkend, een geregistreerd partnerschap niet (overal). Bij het aangaan van het huwelijk dient het ja-woord te worden gegeven, bij een geregistreerd partnerschap hoeft dit niet.Het beëindigen van een huwelijk moet via de rechter, terwijl een geregistreerd partnerschap bij een ambtenaar van de gemeente beëindigd kan worden.  Werkwijze Het gaat in deze opgave over samengestelde interest. Dit betekent dat de spaarder zowel rente ontvangt over het startkapitaal als de reeds opgebouwde rente (rente op rente). Kijk altijd goed naar wat de rente per periode is. In dit geval is de rente gegeven per maand.Tel dan hoeveel perioden het geld op de spaarrekening heeft gestaan. Let erop dat de maand oktober 2023 nog moet beginnen en daarom dus niet meetelt! In totaal heeft het geld dus drie volledige jaren (2020, 2021 en 2022) op de rekening gestaan + 9 maanden in 2023 (jan t/m sept). Dat is in totaal 45 maanden. Zet het interestpercentage om naar een groeifactor. In dit geval 0,25% 🡪 1,0025Het aantal perioden (45 maanden) wordt de macht waarmee de groeifactor vermenigvuldigd wordt. Eindantwoord€5.000 * 1,002545 = €5.594,58 Werkwijze Let op dat de laatste termijn (storting) niet samenvalt met de datum waarvan de einddatum berekend moet worden. De rente (meetkundige reeks) van 5 bedragen zal, na de laatste storting, nog 3 jaar op de spaarrekening blijven staan. Dit betekent dat de eindwaarde van de meetkundige reeks uiteindelijk nog 3 jaar interest oplevert.De rente moet dus een eindwaarde hebben van €180.000 x 1,045-3 = €157.733,39of €180.000 / 1,0453 = €157.733,39Zie hier het verschil tussen het begrip ‘rente’ en het begrip ‘interest’ in bedrijfseconomische context. Een rente is een reeks gelijksoortige bedragen dat met gelijke tussenpozen wordt betaald, gestort of ontvangen. Interest is de vergoeding die betaald wordt over een lening of ontvangen wordt over een spaarbedrag. In de volksmond is rente hetzelfde als interest. Ook in de bedrijfseconomie worden deze woorden door elkaar gebruikt. Let er dus altijd op om welke soort ‘rente’ het gaat, wanneer je dit woord in een opgave tegenkomt. Beredeneer nu welke variabelen van de formule je kan bepalen:n = 5 (het betreft 5 stortingen van een gelijk bedrag)r = 1,045 (de groeifactor van 4,5%) a 🡪 Deze weet je niet. Die moet je berekenen S = €157.733,39 Vul nu de formule in en bereken a Eindantwoord180.000 / 1,0453 = €157.733,39a x $\frac{1,045^5-1}{1,045-1}$  = €157.733,39a = €28.832,34Alternatieve uitwerking De correctie van 3 jaar (daar de eindwaarde van de rente nog 3 jaar blijft staan op de spaarrekening) kun je ook direct als correctie verwerken in de formule. De berekening wordt dan als volgt genoteerd:a x $\frac{1,045^5-1}{1,045-1}$ x 1,045-3= €180.000De uitkomst blijft dan uiteraard €28.832,34.Door afrondingsverschillen tussendoor kunnen antwoorden wel eens een paar cent afwijken. Dit is niet erg. Zolang de berekening maar correct is genoteerd. WerkwijzeLet op dat er bij het bepalen van de emissiekoers rekening gehouden dient te worden met twee contante waardes: die van de couponrente en die van de aflossing van de obligatie. De couponrente wordt altijd berekend aan de hand van de nominale waarde van de obligatie. Dus 6% van €1.000 = €60.Gebruik bij het bepalen van de contante waarde van de couponrente van de obligatie de contante waarde formule (zie vraag 8b van deze oefentoets).Invullen van de contante waarde formule:r = 1,05 (rekenrente waarmee de bedragen contant worden gemaakt)n = 12  (de couponrente wordt 12 keer ontvangen)a = €60 (de couponrente)Let op dat de eerste couponrente pas over een jaar wordt ontvangen! Dit betekent dat de contante waarde van de rente met één jaar gecorrigeerd moet worden! Vergeet de contante waarde van de aflossing niet!Ook hier geldt de rekenrente van 5%De aflossing ligt 12 jaar in de toekomst. EindantwoordCW couponrente = 60 x $\frac{1,05^{-12}-1}{1,05^{-1}-1}$  x 1,05-1 = €531,80CW aflossing nominale waarde = 1.000 x 1,05-12 = €556,84Emissiekoers = 531,80 + 556,84 = €1.088,64  WerkwijzeBedenk wat de kenmerken van een annuïteitenhypotheek zijn:Je betaalt periodiek hetzelfde bedrag aan aflossing + rente, zijnde de annuïteit. In het begin los je weinig af, waardoor je veel rente betaalt. Gedurende de looptijd verandert deze verhouding tussen rente en aflossing. Bedenkt wat de kenmerken van een lineaire hypotheek zijn:Je lost periodiek hetzelfde bedrag af. De rentelasten zijn in het begin hoog en dalen naarmate de looptijd verstrekt, doordat de schuldrest afneemt.  EindantwoordGrafiek A past bij de annuïteitenhypotheek. Te zien is dat de bruto maandlasten (rente + aflossing) de gehele looptijd hetzelfde blijven. Tevens is te zien dat de rente (het blauwe gedeelte) in het begin heel hoog is en gaandeweg de looptijd  Werkwijze a) Kijk eerst goed naar de relatie die de erfgenaam heeft met de erflater. In dit geval is Julia het kleinkind van haar oma, dus moet in de tabellen van de belastingdienst telkens te worden gekeken bij ‘kleinkind’. In eerste instantie mag Julia de vrijstelling in mindering brengen van de erfenis om te komen op het bedrag waarover belasting betaald moet worden. In de eerste tabel zien we dat de vrijstelling voor een kleinkind €22.918 is. Over dit bedrag hoeft geen erfbelasting te worden betaald. We berekenen dan over welk bedrag wel belasting betaald moet worden. Dit is dan 50.000 – 22.918 = €27.082In de tweede tabel moeten we weer kijken onder kleinkind, waarbij we zien dat over de eerste €138.641 er een belastingpercentage van 18% betaald moet worden. Julia komt niet boven dit bedrag uit en moet dus 18% belasting betalen over haar erfenis minus de vrijstelling. Eindantwoord a) (50.000 – 22.918) * 0,18 = €4.874Eindantwoord b)De koers van obligaties hangt altijd samen met de marktrente. Uit de opgave blijkt dat de marktrente aanmerkelijk lager ligt dan de couponrente die de obligaties bieden. Hierdoor zijn deze obligaties op dit moment aantrekkelijk voor beleggers en zal de vraag naar deze obligaties stijgen, wat de hoge koers van 125% verklaart.  Werkwijze c)Bereken eerst het rendement dat Julia ontvangt op de spaarrekening. Dit doen we door de samengestelde interest om te zetten in een groeifactor (1,0015). Daarnaast stellen we vast dat deze interest 60 maanden zal worden ontvangen. Bij de obligaties kijken we eerst hoeveel Julia daadwerkelijk moet betalen voor de obligaties. De koers is op dit moment 125%, wat betekent dat Julia €1.250 voor een obligatie moet betalen. Met haar €20.000 kan ze dus 16 obligaties kopen. De couponrente wordt altijd berekend over de nominale waarde van de obligatie. Julia ontvangt dus per obligatie jaarlijks €80 aan couponrente.   Aan het einde van de looptijd worden obligaties afgelost aan de belegger tegen de nominale waarde. Eindantwoord c)De eindwaarde op de spaarrekening zal zijn: 20.000 * 1,001560 = €21.882,01Het rendement bedraagt dan dus €1.882,01, daar €20.000 door Julia was ingelegd. Het rendement van de obligatie moeten we splitsen in een koersrendement en een couponrendement:Koersrendement = (1.250 – 1.000) x 16 = €4.000 negatiefCouponrendement = 8% van €1.000 x 16 x 5 jaar = €6.400Totale rendement obligaties = 6.400 – 4.000 = €2.400 €2.400 > €1.882,01, dus beleggen in obligaties levert Julia meer op dan het geld op de spaarrekening zetten.  Eindantwoord a)1) Bij een beleggingsfonds wordt de totale inleg verdeeld over verschillende effecten, waardoor het risico wordt verspreid.2) Bij een beleggingsfonds wordt de belegging beheerd door een professionele beleggingsadviseur, die meer kennis van de markt heeft. Eindantwoord b)Een calloptie geeft de koper van de optie het recht op de koop van 100 aandelen tegen een vooraf afgesproken prijs (de uitoefenprijs of strike price) op of voor een vooraf afgesproken uitoefendatum (expiratiedatum).Amerikaanse opties op elk moment kunnen worden uitgeoefend vóór de expiratiedatum. Europese opties kunnen alleen óp de expiratiedatum worden uitgeoefend. Dit zegt overigens niets over de nationaliteit of geografische locatie van de opties. Ze worden simpelweg zo genoemd. Eindantwoord c) Pieter heeft als koper van de optie het recht om de optie uit te oefenen wanneer hij dit zou willen, dus de longposition. De persoon die de verplichting heeft om te voldoen aan de optie als deze wordt ingezet heeft de short position. Dit is altijd de schrijver van de optie. Eindantwoord d)De uitoefenprijs (+ optiepremie) ligt boven de huidige beurskoers, Pieter verwacht dus een koersstijging. De beurskoers is nu namelijk €48. Het feit dat Pieter een calloptie koopt met het recht om de aandelen te kopen voor €50, betekent dat Pieter verwacht dat de beurskoers zal gaan stijgen tot boven de €50. Sterker nog, de opties kosten Pieter ook nog eens €2,50, dus Pieter verwacht dat de beurskoers van het aandeel zal gaan stijgen tot boven de €52,50. Alleen in dit geval heeft Pieter namelijk geld verdiend met zijn belegging. Let op dat in-the-money bij opties niet hetzelfde betekent als ‘winst’ maken met de opties!!! Zou de beurskoers van het aandeel stijgen naar €51, dan is de calloptie in-the-money. Je hebt dan namelijk het recht om de aandelen te kopen voor een prijs van €50, wat 1 euro onder de beurskoers is. Maar met een optiepremie van €2,50 heb je dan alsnog een negatief rendement van €1,50 per aandeel. Eindantwoord e) Bij scenario 1 zou Pieter de aandelen op de effectenbeurs kunnen kopen voor een lagere prijs dan voor de uitoefenprijs van de calloptie. De calloptie heeft dus geen intrinsieke waarde (out-of-the-money). Pieter gaat de optie niet uitoefenen. Zijn maximale verlies is dan de optiepremie van 100 x 2,50 = €250. De optiepremie dient namelijk altijd betaald te worden bij de aanschaf van de opties. Dit geld is hij nu kwijt. Pieter verliest €250 (negatief resultaat).Scenario 2: Pieter heeft het recht om de aandelen te kopen voor 50 euro, terwijl ze nu een beurskoers hebben van 60 euro. De optie heeft nu dus wel intrinsieke waarde (in-the-money). Pieter oefent zijn optie uit en verdient: 100 aandelen x (60-50) = €1.000. Hier moet wel nog de betaalde optiepremie vanaf, dus: €1.000 – 250 (optiepremie) = €750Pieter verdient €750 (positief resultaat). In de volksmond wordt bij opties (en beleggen in het algemeen) ook gewoon gesproken over winst en/of verlies. Zelfs op het eindexamen gebeurt dit wel eens. Bedrijfseconomisch gezien is dit eigenlijk niet helemaal correct, want winst = omzet – kosten binnen dit vakgebied. Alleen bedrijven maken winst. Beleggers behalen een positief (of negatief) beleggingsresultaat. De woorden ‘winst’ of ‘verlies’ gebruiken in deze context zal hoogstwaarschijnlijk nooit fout worden geteld, maar het is goed om te beseffen dat het eigenlijk niet helemaal zuiver is. Eindantwoord f)Denk aan de vuistregel bij beleggen: Hoe hoger het beleggingsrisico, des te hoger de rendementseis!Hoger 🡪 De kans dat de optie dan in-the-money zou geraken zou hoger zijn geweest, waardoor de optieschrijver meer risico loopt en dus een hogere optiepremie vraagt ter vergoeding van dat hogere risico.  Werkwijze a)Lees de opgave goed.Gebruik de somformule (zie vraag 7 van deze oefentoets)Eric spaart maandelijks de helft van zijn inkomsten, dus dit is de a in de somformule.Let op dat de maandelijkse stortingen 8 jaar lang worden gedaan, maar dat de looptijd van de deposito 10 jaar is. De eindwaarde van de rente blijft dus nog 2 jaar lang staan en moet daarom met 2 jaar (of 24 maanden) gecorrigeerd worden. N is dus 8 x 12 stortingen = 96 stortingen. De interest is 0,15% per maand, dus r = 1.0015. Werkwijze c)Denk goed na over het concept belastingvoordeel.Hypotheekrente is aftrekbaar van de inkomstenbelasting en geeft daarom een belastingvoordeel.Dus hoe meer rente je betaalt, des te hoger is je belastingvoordeel. Bedenk nu bij welke hypotheekvorm je meer rente moet betalen aan de bank (dit noemen we de bruto rente). Werkwijze d)Bruto rente = 2%.De netto rente is de bruto rente verminderd met het belastingvoordeel. Bij de lineaire hypotheek zijn de bruto lasten de bruto rente + aflossing. Deze dien je apart te berekenen. De netto rente is hier 63% van de bruto rente, daar het belastingvoordeel 37% is. Bij de lineaire hypotheek zijn de netto lasten als volgt:aflossing + bruto rente – belastingvoordeel = netto lastenBij de annuïteitenhypotheek worden de bruto lasten simpelweg gevormd door de annuïteit (want dit is ook bruto rente + aflossing). Bij de annuïteitenhypotheek bereken je de netto lasten als volgt:annuïteit – belastingvoordeel = netto lasten. Let op dat je het belastingvoordeel nooit over de annuïteit mag berekenen, want hier zit ook een stuk aflossing in!!! Je zult dus eerst de bruto rente moeten berekenen en daarna het belastingvoordeel. Eindantwoord a)A = 2.000N = 96R = 1,0015Correctie = 24 maanden 2000 x $\frac{1,0015^{96}-1}{1,0015-1}$ x 1,001524 = €213.904,03Eindantwoord b)Huren = flexibel, makkelijk op te zeggen, geen kosten groot onderhoud, geen kostent.b.v. opstalverzekering.Kopen = je bouwt vermogen op, je mag verbouwen hoe jij dat wilt, meer invloed op maandlasten, hypotheekrente levert belastingvoordeel op.Eindantwoord c)Bij een annuïteitenhypotheek los je in de beginjaren minder af dan bij de lineaire hypotheek, waardoor in de beginjaren je schuldrest minder snel daalt en je meer interest betaald. Hierdoor is je belastingvoordeel hoger is en zullen je netto lasten lager uitvallen in vergelijking met een lineaire hypotheek. Dit past beter bij de situatie van Eric, daar hij net klaar is met studeren. Hij is een starter en begint nu met zijn carrière, wat betekent dat zijn salaris nog zal groeien. Met een annuïteitenhypotheek groeien de maandlasten dan mee met het salaris, waardoor een en ander in evenwicht is. Bij een lineaire hypotheek zouden de maandlasten in het begin hoog zijn, terwijl het salaris van een starter meestal nog laag is. Eindantwoord d)Aflossing lineaire lening = 380.000 / 25 = € 15.200 Netto rente = 380.000 * 0,02 * 0,63 = €4.788 Totale netto lasten lineaire hypotheek = €19.988Netto lasten annuïteitenlening = €19.082,12 – (380.000 * 0.02 * 0,37) = €16.270.12 16.270,12 < 19.988, dus netto lasten bij een annuïteitenhypotheek zijn inderdaad lager. Let op dat deze eindconclusie op het eindexamen altijd gegeven moet worden om het laatste punt van de vraag te verdienen.

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in