Toets Nederlands

Talent MAX deel A+B - Onderdeel Grammatica - oefentoetsen & antwoorden

MAX

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: 

  • §6.2 enkelvoudige en samengestelde zinnen, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

  • §6.3 lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord, koppelwerkwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, wederkerend voornaamwoord, vragend voornaamwoord, voorzetsel, voegwoord en telwoord

Talent MAX deel A+B
Toets Nederlands
Talent MAX deel A+B
Online maken
Toets afdrukken
Een samengestelde zin heeft minimaal twee persoonsvormen.Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer enkelvoudige zinnen.Elke enkelvoudige zin heeft een persoonsvorm.Een samengestelde zin bevat dus minimaal twee persoonsvormen, omdat twee of meer enkelvoudige zinnen zijn samengevoegd tot één samengestelde zin.In een hoofdzin staan persoonsvorm en onderwerp direct naast elkaar. De persoonsvorm is het eerste of tweede zinsdeel in de zin. In de volgende samengestelde zin zie je persoonsvorm onderstreept en onderwerp vetgedrukt. Zoals je ziet staan er geen zinsdelen tussen persoonsvorm en onderwerp in een hoofdzin.Mijn broertje kijkt televisie, terwijl ik mijn huiswerk maak.Mijn broertje kijkt televisie = hoofdzinTerwijl ik mijn huiswerk maak = bijzin Bij de tijdproef verandert de persoonsvorm van tijd. Tegenwoordige tijd wordt verleden tijd en andersom. In de volgende samengestelde zin zie je wat er verandert als je de tijdproef doet.Mijn broertje kijkt televisie, terwijl ik mijn huiswerk maak.Mijn broertje keek televisie, terwijl ik mijn huiswerk maakte.kijkt → keek, maak → maakte, dus dat zijn de persoonsvormen.Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. De persoonsvorm hoort hier dus ook bij. Als er geen andere werkwoorden in de zin staan is alleen de persoonsvorm ook het werkwoordelijk gezegde. Het voorzetsel van een splitsbaar werkwoord, het woordje ‘zich’ van een wederkerend werkwoord en andere woorden die bij het werkwoord horen zijn onderdeel van het werkwoordelijk gezegde. In de voorbeeldzinnen is de persoonsvorm onderstreept en het werkwoordelijk gezegde vetgedrukt.Werkwoordelijk gezegde = persoonsvorm + alle andere werkwoorden.Mijn broertje zat gisteren tv te kijken.Hij vergiste zich in de tijd. Toen at hij snel zijn eten op. (splitsbaar werkwoord = opeten).Ezelsbruggetje: een werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord) en een naamwoordelijk deel (meestal een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord). Het werkwoord heeft in deze zin geen duidelijke betekenis. Een koppelwerkwoord kun je altijd vervangen voor een ander koppelwerkwoord, de betekenis van de zin blijft dan ongeveer hetzelfde. In de voorbeeldzinnen is de persoonsvorm onderstreept en het naamwoordelijk gezegde vetgedrukt.Naamwoordelijk gezegde = persoonsvorm + naamwoordelijke deel Er zijn 9 koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. De eerste 6 worden het meest gebruikt.Mijn broertje is soms vervelend.Hij lijkt jonger door zijn gedrag.Ezelsbruggetje: een naamwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp is (eigenschap).Het lijdend voorwerp vind je met de vraag: wat of wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? Als de zin een naamwoordelijk gezegde heeft, kan er geen lijdend voorwerp in zitten. Een lijdend voorwerp is vaker een ‘wat’ (dier of ding) dan een ‘wie’ (persoon). Van de voorbeeldzin weten we al wat het gezegde is (zie punt 2 bij uitwerking b) en het onderwerp (zie punt 4 bij uitwerking d).Mijn broertje zat gisteren tv te kijken.Lijdend voorwerp = wat of wie + werkwoordelijk gezegde + ow?Lijdend voorwerp = wat of wie + zat mijn broertje te kijken?Lijdend voorwerp = tvDe zinsdelen die overblijven noemen we bijwoordelijke bepaling. Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: waar, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarmee, hoe lang? Er kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen in één zin zitten. (Dit in tegenstelling tot alle andere zinsdelen die hooguit één keer voorkomen.) Van de voorbeeldzin weten we al wat het gezegde is (zie punt 2 bij uitwerking b), het onderwerp (zie punt 4 bij uitwerking d) en het lijdend voorwerp (zie punt 4 bij uitwerking e)Mijn broertje zat gisteren tv te kijken.‘Gisteren’ is het zinsdeel dat nog over is.Bijwoordelijke bepaling = wanneer zat mijn broertje tv te kijken?Bijwoordelijke bepaling = gisteren Een zelfstandig naamwoord zegt iets over een:Mens: de opa, de zus, de tanteDier: de hond, het konijn, de caviaPlant: de tulp, de boterbloem, het grasDing: de tafel, het bord, de stoelNaam (inclusief namen van bedrijven / merken / plaatsen / landen): Jan, Mo, Piet, de Zeeman, Nike, Rotterdam, NederlandDit zijn de drie soorten werkwoorden: Zelfstandig werkwoord (zww): een werkwoord met een duidelijke betekenis. Zonder dit werkwoord verandert de betekenis van de hele zin / kan de zin niet bestaan. Er is maximaal één zelfstandig werkwoord per werkwoordelijk gezegde. Bijvoorbeeld: Roos en Jessica hebben de laatste tijd veel spelletjes gespeeld. → Roos en Jessica spelen de laatste tijd veel spelletjes. Zonder ‘spelen’ bestaat deze zin niet.Koppelwerkwoord (kww): een werkwoordsvorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. Dit werkwoord heeft geen duidelijke betekenis en kun je daarom vervangen voor een ander koppelwerkwoord; de betekenis blijft ongeveer hetzelfde. Een koppelwerkwoord vormt samen met een naamwoordelijk deel het naamwoordelijk gezegde. Bijvoorbeeld: Roos en Jessica zijn beste vriendinnen → Roos en Jessica blijven beste vriendinnen.Hulpwerkwoord (hww): andere werkwoorden in het gezegde dan het zelfstandig werkwoord of het koppelwerkwoord zijn hulpwerkwoorden. Bijvoorbeeld: Roos en Jessica hebben de laatste tijd veel spelletjes gespeeld (zww) / Roos en Jessica zullen altijd beste vriendinnen blijven (kww). Een persoonlijk voornaamwoord komt in de plaats van een zelfstandig naamwoord in de zin. Bijvoorbeeld: Opa (zn) zit in zijn luie stoel → hij (psv) zit in zijn luie stoel. Dit is de invulling van de tabel:Psv als owPsv als lv of mvBzv1e p. ev.ikmij, memijn2e p. ev.jij, je / ujou, je / u jouw, je / uw3e p. ev.hij / zij, ze / hethem / haar / hetzijn / haar1e p. mv.wij, weonsons, onze2e p. mv.jullie / ujullie / ujullie, je / uw3e p. mv.zij, zehun, hen, zehunEen wederkerend voornaamwoord past zich aan aan het onderwerp. Het komt van het woordje ‘zich’:  Zich vervelen → ik verveel me, jij verveelt je, hij / zij verveelt zich, wij vervelen ons, jullie vervelen je, zij vervelen zichSamengestelde zinnen plak je meestal aan elkaar met een voegwoord. Een voegwoord kan aan het begin van een zin staan of na een komma (let op: voor het voegwoord ‘en’ schrijf je geen komma).Omdat je alle trainingen aanwezig bent geweest, sta je zaterdag in de basis.Je staat zaterdag in de basis, want je bent alle trainingen aanwezig geweest. Hoewel veel ouders werk en de zorg voor kinderen gelijk willen verdelen || lukt dat niet altijdAls eerste doe je de tijdproef om de persoonsvorm(en) te vindenWillen → wilden, lukt → lukte dus dat zijn de persoonsvormenTwee persoonsvormen wijzen op een samengestelde zinElke zin heeft één persoonsvormDe dubbele zinsdeelstrepen zet je aan het begin van de nieuwe zinBij 48 procent van de stellen werkt de man meer || en zorgt de vrouw meer voor de kinderen.Als eerste doe je de tijdproef om de persoonsvorm(en) te vindenWerkt → werkte, zorgt → zorgde dus dat zijn de persoonsvormenTwee persoonsvormen wijzen op een samengestelde zinElke zin heeft één persoonsvormDe dubbele zinsdeelstrepen zet je aan het begin van de nieuwe zinBij slechts één op de tien stellen zijn beide taken gelijk verdeeld.Als eerste doe je de tijdproef om de persoonsvorm(en) te vindenZijn → warenEén persoonsvorm dus een enkelvoudige zinDubbele zinsdeelstrepen zijn niet van toepassing In mijn vrije tijd lees ik graag een boek. (wg)Als eerste doe je de tijdproef om de persoonsvorm(en) te vinden.Lees → las, dus dat is de persoonsvormLezen is geen koppelwerkwoord, dus het is een werkwoordelijk gezegdeEr staan geen andere werkwoorden in de zin.Onderwerp = wie of wat + gezegde?Onderwerp = wie of wat leest?Onderwerp = ikEen goed boek neemt je mee naar een andere wereld. (wg)Als eerste doe je de tijdproef om de persoonsvorm(en) te vinden.Neemt → nam, dus dat is de persoonsvormNemen is geen koppelwerkwoord, dus het is een werkwoordelijk gezegdeHet hele werkwoord is ‘meenemen’, dus ‘mee’ hoort bij het gezegdeOnderwerp = wie of wat + gezegde?Onderwerp = wie of wat neemt mee?Onderwerp = een goed boekJe vergeet alles om je heen. (wg)Als eerste doe je de tijdproef om de persoonsvorm(en) te vinden.Vergeet → vergat, dus dat is de persoonsvormVergeten is geen koppelwerkwoord, dus het is een werkwoordelijk gezegdeEr staan geen andere werkwoorden in de zin.Onderwerp = wie of wat + gezegde?Onderwerp = wie of wat vergeet?Onderwerp = jeDat is een geweldige ervaring. (ng)Als eerste doe je de tijdproef om de persoonsvorm(en) te vinden.Is → was, dus dat is de persoonsvormIs komt van het werkwoord zijnZijn is een koppelwerkwoord en heeft in deze zin een onduidelijke betekenis, dus het is een naamwoordelijk gezegdeEr staan geen andere werkwoorden in de zin.Onderwerp = wie of wat + gezegde?Onderwerp = wie of wat is een geweldige ervaring?Onderwerp = dat Gisteren speelde Nienke met haar voetbalteam een spannende wedstrijd op hoog niveau.Bijwoordelijke bepalingen zijn alle zinsdelen die overblijven nadat de rest al is benoemd. Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: waar, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarmee, met wie?Gisteren (wanneer speelde Nienke…?)Met haar voetbalteam (met wie speelde Nienke…?)Op hoog niveau (waarop speelde Nienke…?)De geduchte tegenstander liet zich niet gemakkelijk passeren in een duel. Niet (bijwoorden als niet, nooit, altijd, soms, vaak zijn altijd bwb)In een duel (waarin liet de geduchte tegenstander…?)Naarmate de wedstrijd vorderde, werd de sfeer langs de lijn grimmig. Naarmate is een voegwoord en hoef je niet te benoemen in deze zin.Langs de lijn (waar werd de sfeer grimmig…?)Let op: grimmig is geen bwb maar het naamwoordelijk deel van het ng.Uiteindelijk scoorde Nienke het winnende doelpunt in de achtentachtigste minuut.Uiteindelijk (wanneer scoorde Nienke…?)In de achtentachtigste minuut (wanneer scoorde Nienke…?) Meerdere antwoorden zijn mogelijk als je maar een voorzetsel hebt gebruikt. Een voorzetsel legt een verband tussen de woordgroep waar het deel van uitmaakt en een ander zinsdeel in de zin. Het zegt iets over de positie / plaats of tijd van het zinsdeel waar het mee te maken heeft.Positie of plaats: Het schilderij hangt aan de muur. ‘Aan de muur’ zegt iets over de plaats van ‘het schilderij’. Tijd: Ik kreeg na een week eindelijk een reactie. ‘Na een week’ zegt iets over de tijd van ‘een reactie’.Veelvoorkomende voorzetsels zijn: in, op, over, achter, onder, naast, uit, aan, na, tijdens. Een hoofdtelwoord geeft een hoeveelheid aan. Een rangtelwoord geeft een rangorde / volgorde aan.Hoofdtelwoord: hij drinkt elke ochtend twee glazen melk.Rangtelwoord: dit is zijn eerste glas melk van vandaag. Nadat / mijn zus / een jaar / voor de marathon / had / getraind,// liep / ze / een persoonlijk record.Nadat mijn zus een jaar voor de marathon had getraindWerkwoordelijk gezegde: had getraindOnderwerp: mijn zusLijdend voorwerp: - (lv = wat of wie + wg + ow → wat of wie had mijn zus getraind?)Meewerkend voorwerp: -Bijwoordelijke bepaling: een jaar, voor de marathonLiep ze een persoonlijk recordWerkwoordelijk gezegde: liepOnderwerp: zeLijdend voorwerp: een persoonlijk recordWij / stonden / haar / langs de kant / aan te moedigen.Werkwoordelijk gezegde: stonden aan te moedigenOnderwerp: wijLijdend voorwerp: haarMeewerkend voorwerp: - (mv = aan wie of voor wie + wg + ow + lv = aan wie of voor wie stonden wij haar aan te moedigen?)Bijwoordelijke bepaling: langs de kantBij de finish / gaf / mijn moeder / een bloemetje / aan haar.Werkwoordelijk gezegde: gafOnderwerp: mijn moederLijdend voorwerp: een bloemetjeMeewerkend voorwerp: aan haarBijwoordelijke bepaling: bij de finishMijn vader en ik / juichten,// want / we / waren / apetrots / op mijn zus.Mijn vader en ik juichtenWerkwoordelijk gezegde: juichtenOnderwerp: mijn vader en ikWant we waren apetrots op mijn zusNaamwoordelijk gezegde: waren apetrotsOnderwerp: weLijdend voorwerp: n.v.t. bij een naamwoordelijk gezegdeMeewerkend voorwerp: -Bijwoordelijke bepaling: op mijn zus Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Het belangrijkste bij beginnen met een bijzin is dat je een voegwoord gebruikt, zoals: omdat, hoewel, nadat, terwijl, etc.. Dit soort voegwoorden noemen we onderschikkende voegwoorden. Een onderschikkende voegwoord plakt een hoofdzin en een bijzin aan elkaar.Nadat de politieagent de dronken automobilist had aangehouden, nam hij hem mee naar het politiebureau.Wil je extra controleren of het om een bijzin + hoofdzin gaat? Kijk dan naar de plaats van onderwerp en persoonsvorm in beide zinnen. Nadat mijn zus een jaar voor de marathon had getraind, liep ze een persoonlijk record. Hieronder zie je de afkortingen van de woordsoorten in de volgorde van de zin.vw - bzv - zn - lw - zn - voorzetsel - lw - zn - hww - zww, zww - psv - lw - bn - zn.Bij de finish gaf mijn moeder een bloemetje aan haar. voorzetsel - lw - zn - zww - bzv - zn - lw - zn - voorzetsel - psv.Vanaf haar vijfde droomt ze van hardlopen voor zo’n groot publiek. voorzetsel - bzv - rtw - zww - psv - vz - zn - voorzetsel - av - bn - zn.Wanneer ze haar hardloopschoenen op het asfalt zet, wordt ze gelukkig. vw - psv - bzv - zn - voorzetsel - lw - zn - zww - kww - psv - bn.Let op: in deze zin is wordt een kww omdat het om een ng gaat (ng = wordt gelukkig)Toelichting: (van alle nog niet eerder behandelde woordsoorten)Bzv (bezittelijk voornaamwoord) geeft aan van wie iets of iemand is. Je kunt ook de vraag stellen: van wie is is [vul zn in]? Bijvoorbeeld: van wie is de zus? van mij, dus mijn is bezittelijk voornaamwoord.Lw (lidwoord) hoort bij een zelfstandig naamwoord. We kennen er drie: de, het, een.Bn (bijvoeglijk naamwoord) geeft een kenmerk van een zelfstandig naamwoord: de lieve opa.Av (aanwijzend voornaamwoord) wijst iets of iemand aan. Je zou het met je vinger kunnen aanwijzen. Let op: woorden met het lidwoord ‘de’ krijgen die/ deze als aanwijzend voornaamwoord (de jongen → die jongen), woorden met het lidwoord ‘het’ krijgen dit/ dat als aanwijzend voornaamwoord (het meisje → dat meisje) Zij = psv-o (wie hebben gebruikt?), hun = bzv (van wie is het experiment?)Hun = bzv, die = av, je = bzvDit = av, zij = psv-o, hen = psv-v (aan wie of voor wie gaven zij okselzweet?)Hen = psv-vIk = psv-o, me = wkv, wie = vrvDit zijn de vier vragende voornaamwoorden: wie, wat, welk(e), wat voor (een). Een vragend voornaamwoord staat aan het begin van een vraag of middenin een zin van iemand die zich iets afvraagt. Wie ben jij?Ik vraag me af wat jij gaat doen.

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in