Paso Adelante 1 - Capítulo 3 - Mi casa es tu casa oefentoetsen & antwoorden

de oudersde slaapkamerde baardde omablauwdragende dochterluisteren (naar)vandaagde tweelingvervelend, saaideze, ditgrappigde autoklein el cumpleañoszondag¡Hasta pronto!el cuarto de bañosiempreel primolos hermanostener ganas de Hoe heet je vader?Mijn zus is jonger dan ik.Waar wonen je opa en je oma?Heb je posters op je kamer?We eten in de eetkamer, op de begane grond.Is er een logeerkamer in jouw huis? Tu hermana, ¿es mayor o menor que tú?Tenemos dos primos y una prima.¿Tienes hermanos?¿Cómo es tu casa?No, mi dormitorio es pequeño.¿Te gusta tu dormitorio? Het werkwoord tener betekent ‘hebben’. Bijvoorbeeld: Tengo cuatro hermanos. Mis hermanos y yo tenemos un gato. = Ik heb vier broers. Mijn broers en ik hebben een kat.Let op: Als je je leeftijd wilt zeggen, gebruik je ook tener. Bijvoorbeeld: Tengo catorce años. = Ik ben 14 jaar.Je vervoegt het werkwoord tener als volgt:yo tengo tú tienesél/ella/usted tienenosotros/-as tenemosvosotros/-as tenéisellos/ellas/ustedes tienenTip: het werkwoord tener is een onregelmatig werkwoord. Je moet de vervoegingen dus uit je hoofd leren. Let erop dat je een accent gebruikt bij vosotros/-as (jullie). Spaans verandert deze, afhankelijk van het zelfstandig naamwoord. Je plaatst het bijvoeglijk naamwoord bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Bijvoorbeeld: Tengo una casa pequeña. Het zelfstandig naamwoord is casa (huis), dat is in het Spaans vrouwelijk (la casa). Als je wilt zeggen dat je een klein (pequeño/-a) huis hebt, gebruik je de vrouwelijke vorm van het bijvoegelijk naamwoord (pequeña) en zet je deze achter het zelfstandig naamwoord.De juiste vormen zijn:MannelijkVrouwelijkEnkelvoudpequeñopequeñaMeervoudpequeñospequeñasDeze bijvoeglijk naamwoorden krijgen in de meervoudsvorm een -s (na een klinker) of -es (na een medeklinker). Bijvoorbeeld:Soy una chica elegante. Somos dos chicas elegantes.Soy un padre holandés. Somos dos padres holandeses. Ariana woont in totaal met zeven personen in huis.Falso, ze woont met vijf personen in huis: haar moeders, haar zus Bella en haar broertje Raul.Ariana woont in een groot huis met een kleine tuin.Falso, ze woont in een klein huis met een grote tuin. In de tekst staat: “una casa pequeña con un jardín muy grande”.De kleuren in Ariana’s kamer zijn rood, oranje en geel. Verdadero.Ariana’s broertje Raul is iets ouder dan zij, hij is vijftien jaar oud.Falso, in de tekst staat: “Mi hermano pequeño tiene casi la misma edad que yo, tiene catorce años” (= mijn kleine broertje is bijna even oud als ik, hij is veertien).Ariana’s favoriete activiteit om te doen is lezen en dansen.Falso, in de tekst staat: “me gusta leer libros y escuchar música” (ik houd van boeken lezen en muziek luisteren). Tip: als je specifieke vragen moet beantwoorden over een tekst, lees dan eerst de vragen en dan de tekst. Bijvoorbeeld bij vraag e is het handig als je de woorden voor lezen (leer) en dansen (bailar) alvast noteert, dan kan je gerichter zoeken naar het antwoord in de tekst. Mi hermana tiene un ordenador nuevo.Yo tengo unos libros de la biblioteca.Mis hermanas y yo tenemos un coche rojo y rápido.Mi madre tiene 56 años, 4 años más que mi padre.¿Ustedes tienen gemelos en la familia?Mis primos y yo tenemos ropa nueva.¿Vosotros tenéis una tele en vuestra habitación?Tip: Om de juiste vorm van het werkwoord te kiezen moet je het onderwerp van de zin weten. Vervolgens kies je de juiste vorm van tener. Bijvoorbeeld: Mi hermana tiene un ordernador nuevo (Mijn zus heeft een nieuwe computer). Het onderwerp van de zin is mi hermana (3e persoon enkelvoud, él/ella/usted). Dus gebruik je de vervoeging tiene. El perro negro es muy grande. (Het zwarte hondje is erg groot.)Las casas nuevas tienen un jardín bonito. (De nieuwe huizen hebben een mooie tuin.)Mi hermano mayor es muy inteligente. (Mijn oudere broer is erg slim.)La comida italiana es muy deliciosa. (Italiaans eten is erg lekker.)Los vestidos rojos son muy elegantes. (De rode jurken zijn erg elegant.)El libro interesante es muy interesante. (Het interessante boek is erg vermakelijk.)La película de terror es muy engañosa. (De horrorfilm is erg griezelig.)Las habitaciones están muy muy ordenadas. (De schone kamers zijn erg opgeruimd.)Tip: Hoe pak je dit aan? Eerst vertaal je het bijvoeglijk naamwoord. Bijvoorbeeld in de eerste zin: groot = grande. Daarna zet je het in de juiste vorm. Dit bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -e (klinker), dus je hoeft hem niet aan te passen aan mannelijke of vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Het gaat hier om één hond (enkelvoud), dus de juiste vorm is grande. Ana: Hola Carlos, ¿cómo estás?Carlos: Hola Ana, estoy bien, gracias. ¿Y tú?Ana: Estoy muy bien también. Quería contarte sobre mi familia. Tengo dos hermanos mayores y un perro pequeño. ¿Y tú?Carlos: Yo también tengo dos hermanos mayores y tengo una hermana menor. Tenemos un gato en casa.Ana: ¡Qué bien! ¿Y cómo es tu casa?Carlos: Es bastante grande y moderna. La casa tiene cuatro habitaciones, dos baños y una gran terraza.Ana: ¡Suena genial! Yo vivo en un apartamento, pero también es bastante grande. La casa tiene tres habitaciones y una cocina abierta.Carlos: Interesante. ¿Y tienes un jardín?Ana: No, no tenemos jardín, pero tenemos un balcón pequeño con algunas plantas.Carlos: Ah, entiendo. Nosotros tenemos un jardín muy grande con muchas flores y árboles. Es genial para hacer una barbacoa en verano.Ana: Sí, eso suena divertido. Quizás pueda venir a tu casa para la barbacoa algún día.Carlos: ¡Gracias! ¡Hasta pronto!Tip: Als je aan de slag gaat met het leren van de zinnen uit Bron E en K, oefen dan ook hoe je deze zinnen schrijft. Let erop dat je in het Spaans een vraagteken op zijn kop schrijft aan het begin van een vraag.