Solutions 3rd edition - Hoofdstuk 7 - Digital world oefentoetsen & antwoorden

a.3b.5c.1d.4e.2 f.8g.6h.7 InsertConnect toCopyAddCreateAdd First – Then – Next – After that – Finally. Fundraising campaignViral storySocial mediaInternet pageTwitter account Fifty penceTwelve pounds ninety-nine / twelve ninety-nineA hundred / One hundred and thirty-seven poundsTwo hundred and twenty-five poundsEight hundred and forty-four pounds LookingWouldLikeHelpCredit cardPINReceiptThank   We vormen de present continuous met de tegenwoordige tijd van be en de -ing vorm van het werkwoord. Voorbeeld: I am singing. They aren’t listening. Is she leaving?We gebruiken de present continuous om te praten over iets dat nu of rond deze tijd plaats vindt en om over toekomstplannen te praten. Voorbeeld: I am reading. He is arriving tomorrow.  De verleden tijd van be is was voor I, he, she en it en were voor you, we en they.  We vormen ontkenningen in de past simple met did not + het hele werkwoord zonder to. Voorbeeld: He did not/didn’t leave.We vormen vragende zinnen in de past simple op de volgende manier: Did + onderwerp + hele werkwoord zonder to. Voorbeeld: Did he leave? We vormen korte antwoorden in de past simple op de volgende manier: Bevestigend: Yes + onderwerp + did. Voorbeeld: Yes, he did.Ontkennend: No + onderwerp + did not/didn’t. Voorbeeld: No, he did not/didn’t. Ontkenningen in de past simple met be: onderwerp + was/were + not + de rest van de zin. Voorbeeld: He was not/wasn’t ill. They were not/weren’t late.Ontkenningen in de past simple met can: onderwerp + could not/couldn’t + de rest van de zin. Voorbeeld: I could not/couldn’t leave.Vragende zinnen in de past simple met be: was/were + onderwerp + de rest van de zin. Voorbeeld: Was he ill? Were you late?Vragende zinnen in de past simple met can: could + onderwerp + de rest van de zin. Voorbeeld: Could he sing?Een phrasal verb bestaat (meestal) uit twee woorden, waarvan één een werkwoord is. Voorbeeld: look up, bring in, take off. Een phrasal verb is transitief (overgankelijk), als het niet op zichzelf kan staan, maar een lijdend voorwerp nodig heeft. Voorbeeld: James turned on the television. (turn on = phrasal verb. the television = lijdend voorwerp).Een phrasal verb is intransitief (niet overgankelijk), als het op zichzelf kan staan, dus geen lijdend voorwerp nodig heeft. Voorbeeld: He woke up. (woke up = phrasal verb).We gebruiken bijwoorden om:Een werkwoord te beschrijven. Voorbeeld: She sang loudly. Een situatie of gebeurtenis in zijn geheel te beschrijven. Voorbeeld: Unfortunately, they were not invited.De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijk naamwoord. Voorbeeld: slow-slowly / deep-deeply / angry-angrily. Am scanning Is sendingIs not/isn’t connecting – is enteringAm deletingIs not/isn’t downloadingIs clicking – is not/isn’t reacting Toelichting: hulpwerkwoord am wordt gebruikt als het onderwerp I is. Hulpwerkwoord is wordt gebruikt voor he, she en it. In deze oefening niet van toepassing, maar hulpwerkwoord are gebruiken we voor you, we en they.  readtookmadefoughtwasboughtwerefellthought - taughtToelichting: De vorm van het werkwoord be is afhankelijk van het onderwerp in de zin. I/he/she/it was – you/we/they were. Be is het enige werkwoord in het Engels met twee vormen in de verleden tijd. waswentsawstayedcould Widya was not/wasn’t in a good mood last night.Toelichting: Omdat het werkwoord was (de verleden tijd van be) is gebruikt in de bevestigende zin, wordt er simpelweg not erachter geplaatst om de zin ontkennend te maken.Dad and I did not/didn’t go camping last summer.Toelichting: Met uitzondering van was, were en could, gebruikt men voor elk werkwoord het hulpwerkwoord did, gevolgd door not en het hele werkwoord, om de zin ontkennend te maken. Zo ook bij c en d.My cousins did not/didn’t see me in town yesterday.John did not/didn’t stay out till late last night.We could not/couldn’t sleep in his cabin last weekend.Toelichting: Omdat could wordt gebruikt in de bevestigende zin, plaatst men simpelweg not erachter om de zin ontkennend te maken. Was Widya in a good mood last night?Toelichting: Omdat het werkwoord was (de verleden tijd van be) is gebruikt in de bevestigende zin, wordt die simpelweg voor in de zin geplaatst om de zin vragend te maken.Did dad and I go camping last summer?Toelichting: Met uitzondering van was, were en could, gebruikt men voor elk werkwoord het hulpwerkwoord did aan het begin van de zin, gevolgd door het onderwerp en het hele werkwoord, om de zin vragend te maken. Zo ook bij c en d.Did my cousins see me in town yesterday?Did John stay out till late last night?Could we sleep in his cabin last weekend?Toelichting: Omdat could wordt gebruikt in de bevestigende zin, plaatst men die simpelweg voor in de zin om de zin vragend te maken. Scan inBroke downLook at / turn offLog off carefully – slowly – quickly – patiently – gently – accidentally – Luckily - well