Nectar 5e ed/ FLEX - Hoofdstuk 2 - Bewegen oefentoetsen & antwoorden

Stevigheid geven aan je lichaam Je lichaam vormgeven Beschermen van je kwetsbare organen Beweging mogelijk maken  A. kraakbeen B. lijmstof  Daarom is een baby zo flexibel! Naarmate je ouder wordt worden je botten dus daadwerkelijk harder en brozer waardoor je minder flexibel bent en sneller iets kan breken.  a.  - de dubbele S-vorm in je rug.  - Kraakbeenschijven tussen je wervels. Deze zorgen ervoor dat je wervels niet op elkaar botsen. Naarmate je lang staat of zit deuken ze een beetje in. Je bent daarom in de ochtend groter dan in de avond!! b.  Het antwoord is B. Zij hebben geen inwendig skelet.  Gewricht Kraakbeenverbinding Vergroeiing Naadverbinding  Schedel Halswervels BorstbeenLendenwervels Kuitbeen Spaakbeen Dijbeen  Kogelgewricht Scharniergewricht Rolgewricht.  gewrichtskom: Hierin draait de gewrichtsknobbel. gewrichtsbanden: Geeft extra stevigheid.gewrichtsknobbel: Dit bot draait in de gewrichtskom. gewrichtskapsel: Houdt de botten bij elkaar en maakt gewrichtssmeer. gewrichtssmeer: Hierdoor beweegt het gewricht soepel. kraakbeen: Hierdoor beweegt het gewricht soepel en verslijt het niet.  1 – B 2 – A3 – D 4 – C  Antwoord B. Je knie kan namelijk buigen en strekken. Niet naar links en niet naar rechts. Het werkt al een deur, open en dicht. Hieraan kun je het onthouden.  Antwoord A. Draai je onderarm maar eens. Dit kun je doen door zowel je elleboog als pols stil te houden. De botten, ellepijp en spaakbeen rollen letterlijk over elkaar heen. Antwoord: C. Je been kan naar voren, achter, links en rechts. Hij kan dus alle kanten op. Dit is typisch voor een rolgewricht. Hij zit ook in je schouder en in je pols bijvoorbeeld.  a. pezen, deze zijn taai en kunnen niet van lengte veranderen. b. korter en dikker, hierdoor trekt de spier aan de pees waardoor de arm omhoog kan. c. bicep, als je de arm buigt spant de bicep aan. Probeer maar eens.  a. 1. bij een verstuiking worden de gewrichtsbanden en het gewrichtskapsel te ver uitgerekt waardoor je knie bijvoorbeeld dik wordt.  2. Bij een ontwrichting schiet de gewrichtsknobbel uit de gewrichtskom. b. 1. Na een verstuiking hoef je niet naar de dokter. Het is goed om te koelen en rust te houden. 2. Bij een ontwrichting moet je wel naar de dokter. Hij zet de knobbel weer terug in de kom. Daarna heb je rust nodig.  Antwoord B. Beenweefsel kenmerkt zich doordat het in ringen ligt. Het lijken een beetje op boomstammen. Daaraan kun je het onthouden. Het midden is hol, omdat hier de bloedvaten in lopen.  Dit is de elleboog. Dat zie je aan de twee kleine botjes eronder. Namelijk de ellepijp en het spaakbeen. Dit is een scharniergewricht. Beweeg je elleboog maar eens. Deze kan alleen maar heen en weer en niet naar links en naar rechts. Dan was het een kogelgewricht. Dit is duidelijk een botbreuk. Het bot is doormidden.  Je pakt eigenlijk de hele dag dingen op. Let er maar eens op. Je telefoon, je drinken en je eten. Hiervoor gebruik je telkens je buigspier, ook al is het maar een beetje. A - 3 . (Dit wordt ook wel een hoefganger genoemd). Zij lopen op de toppen van de tenen. B - 1  Zij lopen op de tenen. Dus die lopen al meer op de voet dan de topgangers. Een ander voorbeeld is een kat. C – 2 Net als de mens is de beer een zoolganger. Zij lopen op de hele voet.