Paso Adelante 1 - Capítulo 5 - Ir de tiendas en Madrid oefentoetsen & antwoorden

de winkelde reclameiets drinkende tasbetalende jurkde plek, de plaatsde kleursportiefde zonnenbrilde maatwinkelenhet kledingstukde oorbellende trui la plazalos pantalonesdar un paseoel relojdescansarla mochilabarato/-anecesitar Zullen we gaan winkelen?Ik wil een jurk kopen.Welke kleur wil je?Hoeveel kosten de laarzen?Daarna gaan we iets drinken in het park.Waar gaan jullie heen? Mi tienda favorita es Zara.¿Es una tienda cara?Prefiero el amarillo.Las botas cuestan 111 euros.Es grande y bonito.¿Qué vais a hacer esta tarde? Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets of iemand is. De vorm van het bezittelijk voornaamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.Bijvoorbeeld: Nuestra tienda favorita es Mango, pero nuestro bolso es de Zara. (Onze favoriete winkel is Mango, maar onze tas is van Zara.) De bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans zijn:EnkelvoudMeervoudmijnmimisjouwtutuszijn/haar/uwsususons/onzenuestro/-anuestros/-asjullievuestro/-avuestros/-ashun/uwsususLet op! Su en sus kunnen dus naar vijf verschillende bezitters verwijzen: zijn, haar, uw, uw (meervoud) en hun. Bijvoorbeeld:Es su jersey, es el jersey de Juan. = Het is zijn trui, het is de trui van Juan.Es su monedero, es el monedero de Petra. = Het is haar portemonnee, het is de portemonnee van Petra.Es su mochila, es la mochila de la señora Rodriguez. = Het is uw rugzak, de rugzak van mevrouw Rodriguez.Es su estilo, es el estilo de Raúl y Laura. = Het is hun stijl, de stijl van Raúl en Laura. Je gebruikt de toekomende tijd (el futuro inmediato) als je wilt zeggen dat er iets gaat gebeuren of als je van plan bent om iets te gaan doen in de toekomst.Je maakt de toekomende tijd door een vorm van het werkwoord ir + a + een heel werkwoord achter elkaar te zetten. De vormen van ir zijn als volgt: (yo) voy, (tú) vas, (él/ella/usted) va, (nosotros/-as) vamos, (vosotros/-as) vais, (ellos/ellas/ustedes) van.Bijvoorbeeld: Voy a nadar con mis amigos. = Ik ga zwemmen met mijn vrienden.  Laura koopt alleen een jurk tijdens het winkelen in Spanje. Falso. Laura koopt niet alleen een jurk, maar ze is ook op zoek naar andere kledingstukken zoals broeken, blouses, schoenen, een jas en accessoires.Laura zoekt naar comfortabele en moderne jeans. Verdadero. In de tekst staat dat Laura op zoek is naar “unos pantalones vaqueros cómodos y modernos” (comfortabele en moderne jeans).Laura wil een blauwe blouse kopen om te combineren met de broeken. Desconocido. In de tekst wordt niet specifiek vermeld welke kleur blouse Laura wil kopen om te combineren met de broeken.Laura en María kopen dezelfde jurk. Desconocido. Hoewel Laura aan María laat zien welke jurk ze heeft gevonden, wordt niet specifiek vermeld of María dezelfde jurk koopt.Laura en María geven elkaar advies bij het kiezen van kleding. Verdadero. In de tekst staat dat Laura en María elkaar advies geven over welke blouses het beste bij de broeken passen: “Comparten consejos sobre qué blusas combinarían mejor con los pantalones y se ayudan mutuamente a elegir.” Laura en María genieten van elkaars gezelschap tijdens het winkelen. Verdadero. In de tekst staat dat Laura en María genieten van elkaars gezelschap, lachen en levendige gesprekken voeren terwijl ze samen winkelen: “Mientras continúan su día de compras, Laura y María disfrutan de su compañía y comparten risas y conversaciones animadas.”  Tip: als je specifieke vragen moet beantwoorden over een tekst, lees dan eerst de vragen en dan de tekst. Houd er bij het beantwoorden van de vragen rekening mee dat het antwoord ook ‘onbekend’ (desconocido) kan zijn, omdat het niet in de tekst vermeld staat. El suéter naranja es mi suéter favorito.¿Dónde has comprado tus zapatos?Me encanta tu vestido nuevo.Su camiseta es de color rojo.Nuestros abrigos son muy abrigados.¿Has visto mi bolso?Tus gafas de sol son muy modernas.Vuestra ropa es muy elegante.Mi sombrero favorito está en tu armario.Nuestros guantes son muy cálidos. Tip: Hoe pak je dit aan? Het bezittelijk voornaamwoord in het Nederlands is gegeven. Die vertaal je naar het Spaans, vervolgens kijk je om welk zelfstandig naamwoord het gaat om de goede vorm van het bezittelijk voornaamwoord te bepalen. Kijk daarom of het gaat om een zelfstandig naamwoord enkelvoud, meervoud, mannelijk of vrouwelijk.Bijvoorbeeld zin e: Onze = nuestro/nuestra/nuestros/nuestras. Om de goede vorm te kiezen kijk je naar het zelfstandig naamwoord: abrigos. Dit is mannelijk meervoud: los abrigos = nuestros. Mañana voy a ir al cine con mis amigos. (ir, yo)El próximo fin de semana vamos a visitar a mis abuelos. (visitar, nosotros)El próximo mes vais a viajar a la playa. (viajar, vosotras)La próxima semana vas a comenzar un nuevo curso de inglés. (comenzar, tú)El próximo año van a estudiar en la universidad. (estudiar, ellos)El próximo verano voy a ir de vacaciones a un país extranjero. (ir de vacaciones, yo)En el futuro, va a trabajar como médico. (trabajar, él)El próximo mes va a tener mi examen final. (tener, ella)El próximo domingo vamos a celebrar mi cumpleaños con una fiesta. (celebrar, nosotros) Tip: Hoe pak je dit aan? Om de toekomende tijd te vervoegen gebruik je altijd een vorm van ir + a + het hele werkwoord. Het onderwerp en het hele werkwoord is gegeven. Bijvoorbeeld zin b: het onderwerp nosotros (wij) is gegeven. De vorm van ir is dus vamos. Vervolgens zet je dit in de juiste volgorde: vamos + a + visitar.Let op! Als het hele werkwoord ir is, gebruik je nog steeds dezelfde structuur: een vervoegde vorm van ir + a + het hele werkwoord. Bijvoorbeeld zin a: voy a ir. Voy a ir de compras, me encanta ir de compras. Mi tienda favorita es Mango. Quiero comprar un vestido, un bolso y un jersey. El bolso que voy a comprar es elegante, amarillo y caro. El bolso cuesta 50 euros. Después voy a tomar algo en el parque con mis amigos.(Vertaling: Ik ga winkelen, ik vind winkelen geweldig. Mijn favoriete winkel is Mango. Ik wil een jurk, een tas en een trui kopen. De tas die ik ga kopen is elegant, geel en duur. De tas kost 50 euro. Daarna ga ik wat drinken in het park met mijn vrienden.)Tip: Hoe pak je dit aan? Zorg dat je in elke zin een werkwoord vervoegt. Voor de meeste zinnen kun je de toekomende tijd (Bron J: ir + a + hele werkwoord) gebruiken, dat betekent dat je de vervoegingen van ir goed moet kennen.