Biologie voor Jou MAX (release 8.0) Deel B - Thema 13 - Transport en afweer oefentoetsen & antwoorden

Witte bloedcellen die dode celresten opruimen (monocyten).Witte bloedcellen die ziekteverwekkers bestrijden door antistoffen te vormen (lymfocyten).Witte bloedcellen die bacteriën bestrijden (granulocyten). Dubbele, namelijk de grote en de kleine bloedsomloop.Wel, de kleine bloedsomloop loopt van de longen naar het hart en terug. Arm, deze brengen het bloed terug naar het hart met afvalstoffen. Hoog, door de kracht van het samentrekken van het hart stroomt het bloed hier veel harder dan in de aderen.  Bovenste holle ader. RechterRechter kamerLongslagader LinkerboezemTip: vertel de bloedsomloop hardop tegen jezelf, of teken de bloedsomloop. Zo leer je het beter. Mogelijke antwoorden zijn de volgende:StressOvergewicht RokenDrinken Erfelijke aanleg Weinig beweging (slechte leefstijl) Lymfevaten en lymfeknopen Afvoeren van afvalstoffen uit organen, het controleert ook op ziekten en slaat alarm wanneer deze worden gevonden. Bijvoorbeeld:Laagje talg op de huid.Slijmvlies in de luchtwegen en darmkanalen. Maagsap (bevat zuur wat bacteriën dood). Witte bloedcellen. Bloedgroep ABloedgroep B Bloedgroep ABBloedgroep 0Bloedfactor op rode bloedcel ofwel antigenenABA & B Geen Antistof in bloedplasma Anti – BAnti – A Geen antistoffen Anti- A en Anti- B  Het belang van bloedplaatjes bij de bloedstolling is essentieel om bloedingen te stoppen en het herstel van beschadigde bloedvaten mogelijk te maken. Dit voorkomt verdere schade aan het lichaam. In de grote bloedsomloop pompt het hart zuurstofrijk bloed via de slagaders naar alle lichaamsdelen. Het zuurstofrijke bloed wordt in de haarvaten afgegeven aan de weefsels, waar de cellen zuurstof en voedingsstoffen opnemen. Tegelijkertijd nemen de cellen koolstofdioxide en andere afvalstoffen op. Dit zuurstofarme en afvalstof rijke bloed wordt via de aders teruggevoerd naar het hart.Bij de kleine bloedsomloop pompt het hart zuurstofarm bloed naar de longen via de longslagader. In de longen neemt het bloed zuurstof op uit de ingeademde lucht en geeft het koolstofdioxide af. Het zuurstofrijke bloed keert terug naar het hart via de longaders. De linkerkant Deze kant zet de meeste kracht in. Hier wordt het bloed de aorta in gepompt wat met een grote kracht gaat, omdat de aorta bloed het hele lichaam door moet sturen. Hierdoor is deze wand gespierder. Aderverkalking ontstaat door de ophoping van vetten, cholesterol en andere stoffen aan de binnenkant van de bloedvaten. Dit vormt plaque, wat de bloedvaten vernauwt en de bloedstroom belemmert.Als gevolg hiervan kan het leiden tot hart- en vaatziekten, zoals een hartaanval of beroerte, doordat de bloedtoevoer naar organen en weefsels wordt verminderd. AHier worden veel witte bloedcellen gemaakt die helpen met het bestrijden van ziekteverwekkers. Kunstmatige immuniteit verwijst naar het verkrijgen van immuniteit tegen een specifieke ziekteverwekker door middel van een vaccinatie. Bij vaccinatie wordt een verzwakte of inactieve vorm van de ziekteverwekker toegediend aan een persoon. Hierdoor wordt het immuunsysteem geactiveerd om antilichamen te produceren en een immunologisch geheugen op te bouwen. Op deze manier kan het lichaam sneller en efficiënter reageren op een echte infectie met dezelfde ziekteverwekker, waardoor de kans op ziekte of ernstige symptomen wordt verminderd. Antwoord C.Het bepaalt of iemand Rh-positief of Rh-negatief is. De resusfactor verwijst naar een eiwit dat op het oppervlak van rode bloedcellen aanwezig kan zijn. Als dit eiwit aanwezig is, wordt iemand als Rh-positief genoemd, terwijl de afwezigheid van het eiwit betekent dat iemand Rh-negatief is. De resusfactor is van belang bij bloedtransfusies en zwangerschappen, omdat het een rol speelt bij de mogelijke afstoting van bloedcellen. Dit kan gebeuren bij de tweede keer dat de moeder zwanger raakt, omdat er na het krijgen van het eerste kindje wat resuspositief is, de moeder antistoffen hiertegen maakt.  Uit jouw antwoord moet blijken dat het lichaam zelf actief antistoffen gaat maken. Je krijgt deze niet ingespoten. C - witte bloedcellenWitte bloedcellen zijn de bloeddeeltjes die een grote rol spelen bij de afweer. Het juiste antwoord is tekening 3. In de tekst staat dat Barry bloedgroep A heeft. Wanneer je daar antistoffen van A bij doet gaat dit dus tegen bloedgroep A werken en daarom gaat het klonteren. Doordat het bloed niet gaat stollen kan het wondje waar de naald heeft gezeten lang blijven bloeden. Zijn rode bloedcellen zijn afgenomen. Deze vervoeren zuurstof. Doordat hij deze minder heeft, kan hij ook minder zuurstof vervoeren en wordt hij dus sneller moe. Antwoord C Ze zitten in het bloed dus zullen door alle bloedvaten gaan.