Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: lorenzcurve, gini coëfficiënt, percentiel ratio, belastingdruk, primair inkomen, secundair inkomen, vlaktaks, proportioneel tarief, progressief tarief, degressief tarief, belastingvrije voet, gemiddelde belastingtarief, marginale belastingtarief, nivellering, denivellering, heffingskorting, aftrekposten en boxenstelsel.
Toets Economie
Praktische Economie MAX 2021 M7 Economische groei
Online maken
Toets afdrukken
Het primaire inkomen is het inkomen dat wordt verdiend met het ter beschikking stellen van productiefactoren. Het secundaire inkomen is het primaire inkomen – belastingen en premies volks- en werknemersverzekeringen + sociale uitkeringen + toeslagen.Bij een progressief belastingstelsel betalen mensen met een hoog inkomen in verhouding meer belasting dan mensen met een laag inkomen.Let op: de toevoeging in verhouding, in procenten of relatief is essentieel voor een goed antwoord.Twee andere negatieve effecten van hogere belastingen zijn een mogelijke daling van de belastingopbrengst en een ontmoedigingseffect.Mogelijke daling van de belastingopbrengst: naarmate het belastingtarief hoger is zal de belastingopbrengst afnemen bij een verdere verhoging van het belastingtarief. Er worden bij een hoger belastingtarief minder producten verhandeld vanwege de hogere prijs als gevolg van die belasting.Ontmoedigingseffect: hoge belastingen zullen economische activiteiten ontmoedigen, zoals overwerken of uit eten gaan. Of het in de praktijk zo uitpakt heeft te maken met wat de burger terugziet van de hogere belastingen in de vorm van publieke voorzieningen. De conclusie dat de personen uit de derde inkomensgroep in 2020 een hoger inkomen hebben dan in 2015 is niet juist. De Lorenz curve zegt niets over de absolute hoogte van de inkomens.Zie onderstaande tabel voor het berekenen van de vier overige coördinaten.
Huishoudens naar inkomensklasseGemiddeld inkomen per huishoudenGemiddeld inkomen per huishouden in procenten In procenten van het totaal (cumulatief)Coördinaten(0,0)20% groep1,8 x € 23.700 = € 42.660 101020,1020% groep1,6 x € 40.050 = € 64.080152540,2520% groep1,6 x € 53.300 = € 85.280204560,4520% groep1,5 x € 71.100 = € 106.650257080,7020% groep1,4 x € 91.400 = € 127.96030100(100,100)Totaal inkomen€ 426.630Bij de inkomensverdeling over huishoudens vergeleken met de inkomensverdeling over personen is er sprake van nivellering. Dit blijkt uit de figuur doordat de desbetreffende lijn dichter bij de diagonaal loopt.Bij de betaalde inkomensoverdrachten (belastingen + premies volks- en werknemersverzekeringen) is er sprake van een progressieve lastendruk zodat de hogere inkomens er ten opzichte van de lagere inkomens op achteruitgaan. De ontvangen inkomensoverdrachten (sociale uitkeringen + toeslagen) komen vooral terecht bij de lagere inkomens zodat deze er ten opzichte van de hogere inkomens op vooruitgaan. Juist, 30% vlaktaks van een bepaald inkomen berekenen en daar € 300 heffingskorting vanaf halen is hetzelfde als van dat inkomen een belastingvrije voet van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag 30% vlaktaks uitrekenen.Juist, 30% vlaktaks van een bepaald inkomen berekenen en daar € 300 heffingskorting vanaf halen is hetzelfde als van dat inkomen een aftrekpost van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag 30% vlaktaks uitrekenen. Juist, bij een vlaktaks van een bepaald inkomen een belastingvrije voet van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag de vlaktaks uitrekenen is hetzelfde als van dat inkomen een aftrekpost van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag de vlaktaks uitrekenen.Opmerking: het enige verschil tussen B en C is dat bij B de vlaktaks gegeven is en bij C niet.Juist, bij een schijvensysteem met oplopende tarieven van een bepaald inkomen een belastingvrije voet van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag met het schijvensysteem de belasting berekenen is hetzelfde als van dat inkomen een aftrekpost van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag met het schijvensysteem de belasting berekenen.Onjuist, bij een schijvensysteem met oplopende tarieven van een bepaald inkomen de belasting berekenen en daar € 300 heffingskorting vanaf halen is niet hetzelfde dan van dat inkomen de belastingvrije voet van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag met het schijvensysteem de belasting berekenen. Immers het bedrag waarover de belasting wordt uitgerekend is verschillend en zal (bij meerdere schijven) een andere uitkomst geven.Opmerking: er is een uitzondering. Als het inkomen geheel in de eerste schijf valt is de uitspraak wel juist. Stel: de eerste schijf is 30%, dan geldt het antwoord van A (afgezien van het woord vlaktaks).Onjuist, bij een schijvensysteem met oplopende tarieven van een bepaald inkomen de belasting berekenen en daar € 300 heffingskorting vanaf halen is niet hetzelfde dan van dat inkomen een aftrekpost van € 1.000 afhalen en van het overgebleven bedrag met het schijvensysteem de belasting berekenen. Immers het bedrag waarover de belasting wordt uitgerekend is verschillend en zal (bij meerdere schijven) een andere uitkomst geven.Opmerking: er is een uitzondering. Als het inkomen geheel in de eerste schijf valt is de uitspraak wel juist. Stel: de eerste schijf is 30%, dan geldt het antwoord van B (afgezien van het woord vlaktaks). Lorenzcurve A is van de inkomensverdeling, Lorenzcurve B is van de vermogensverdeling. De vermogensverdeling is schever verdeeld dan de inkomensverdeling, omdat de huishoudens in de laagste inkomensgroepen een negatief vermogen hebben (en de hogere inkomensgroepen een positief vermogen) hetgeen niet het geval is bij de inkomensverdeling.Percentiel ratio 80/20 van de inkomens = (100% – 45%) / 5% = 11.
De 20% rijkste mensen hebben gezamenlijk 11 keer zoveel inkomen als de 20% armste mensen.De verklaring voor beide samenhangen is:huishoudens met een stijgend inkomen meer kunnen gaan sparen.huishoudens met een stijgend vermogen meer inkomen uit vermogen kunnen gaan ontvangen.Het gemiddelde vermogensbedrag per huishouden in de 20%-groep met het hoogste inkomen is het totale vermogensbedrag van de 20%-groep met het hoogste inkomen / het aantal huishoudens van de 20%-groep met het hoogste inkomen.Het totale vermogensbedrag van de 20%-groep met het hoogste inkomen is het totaal aantal huishoudens x het gemiddeld vermogen x het vermogensaandeel van de 20%-groep met het hoogste inkomen (de coördinaat 80 – 20 op lorenzcurve B geeft aan dat 80% van de huishoudens 20% van het vermogen hebben. In dat geval heeft de hoogste 20% huishoudens 80% van het vermogen.Dus: 6.450.000 × € 136.000 × 0,80 = € 701,76 miljard.Het aantal huishoudens van de 20%-groep met het hoogste inkomen is het totaal aantal huishoudens x het aandeel van de 20%-groep met het hoogste inkomen in de totale huishoudens.Dus: 0,20 × 6.450.000 = 1.290.000 huishoudens.Het gemiddelde vermogensbedrag per huishouden in de 20%-groep met het hoogste inkomen is € 701,76 miljard / 1.290.000 = € 544.000.Bij het berekenen vanaf welk vermogen de vermogensbelasting degressief is kan de volgende vergelijking worden opgesteld.Vermogensbelasting percentage x (X – belastingvrij vermogen) = de maximale vermogensbelasting. Waarbij X het antwoord op de vraag is.Dus: 0,005 x (X - € 50.000) = € 4.000.0,005X - € 250 = € 4.000.0,005X = € 4.250.
X = € 4.250 / 0,005 = € 850.000. Er kan uit het verloop van de lorenzcurve niet geconcludeerd worden dat de inwoners van beide landen evenveel verdienen. Uit het verloop van de lorenzcurve kan niet de hoogte van de inkomens worden afgeleid, maar alleen de verdeling van de inkomens over de inkomenstrekkers.In Zuid-Afrika is sprake van denivellering tussen 2008 en 2013. In dit land is de Gini-coëfficiënt gestegen, hetgeen betekent dat de inkomensverdeling ongelijker is geworden (= denivellering).Bij een verhoging van de heffingskorting zal de Gini-coëfficiënt van Nederland dalen. Als iedereen € 1.000 krijgt, zal dat voor lagere inkomens een relatief grotere inkomensstijging zijn dan voor hogere inkomens. De inkomensverdeling wordt dan gelijker (= nivellering) en daardoor daalt de Gini-coëfficiënt. In 2005 is in dit land de hoogste/laagste kwintiel verhouding 38,2 : 9,6 = 3,98 : 1. Het verschil tussen hoogste en laagste inkomen is ten opzichte van 1995 in verhouding minder geworden, dus nivellering.Het gemiddelde inkomen in de laagste inkomensgroep is € 14.976.Het gemiddelde inkomen van de laagste groep wordt berekend door het totale inkomen van de laagste groep te delen door het aantal personen in de laagste groep.Als wij het totale inkomen van de laagste groep willen weten moeten wij het gemiddelde inkomen van de laagste groep vermenigvuldigen met het aantal personen in de laagste groep (20% van het totaal aantal personen).Dus: € 14.976 x (0,2 x 11,25 miljoen inwoners) = € 33,696 miljard.Het procentuele aandeel van het inkomen van de laagste groep in de totale inkomens is 9,6%.Het totale inkomen is dan € 33,696 miljard / 9,6% x 100 = € 351 miljard.Het procentuele aandeel van het inkomen van groep 5 in de totale inkomens is 38,2%.Het totale inkomen is € 351 miljard (zie vorige vraag).Het totale inkomen van groep 5 is 0,382 x € 351 miljard = € 134,082 miljard.Het aandeel arbeidsinkomens van groep 5 in procenten van het totale inkomen is 60%.Het arbeidsinkomen van groep 5 is 0,6 x € 134,082 miljard = € 80,4492 miljard.Het inkomensaandeel van groep 5 in de arbeidsinkomens is arbeidsinkomen groep 5 / totaal arbeidsinkomen x 100% = € 80,4492 miljard / € 252,1935 miljard x 100 = 31,9% (is kleiner dan 38,2%). Het belastbaar inkomen is het bruto-inkomen – aftrekposten (hypotheekrente) = € 76.000 - € 4.000 = € 72.000.De algemene heffingskorting is € 3.070 – 6,095% x (€ 72.000 - € 22.660) = € 62,73.De arbeidskorting is € 5.052 + 6,510% x (€ 76.000 - € 37.691) = € 7.545,92.Belasting schijf 1: 36,93% x 72.000 = € 26.589,60Algemene heffingskorting € 62,73Arbeidskorting € 7.545,92 +Totale heffingskorting € 7.608,65 -Te betalen belasting € 18.980,95Het gemiddelde belastingtarief is de belasting / bruto-inkomen x 100% is€ 18.980,95 / € 76.000 x 100% = 25% (afgerond).Het marginale belastingtarief is 36,93% (dit is de hoogste schijf waarover Kees belasting betaalt).
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.