Na klar! MAX - Hoofdstuk 2 - Eine Bildungsreise oefentoetsen & antwoorden

de bovenbouwop de een of andere maniercontrolerende korte onderbrekingterwijlremmenhet kinderdagverblijfhet vreemdgaantamelijkhet perspectiefweliswaarde opvoedingoverstekennodig hebben die Wirtschaftkindischschwierigschadeder Vorwurfder Schwerpunktanstrengenddie Vorlesunggleichfallssich gewöhnen an aufgeregtausübenversprechendauern Es freut mich sehr, dich kennenzulernen!Hast du schon mitbekommen, was los ist?Die Universität in Hamburg hat einfach einen viel besseren Ruf.Welche Zulassungsbedingungen gelten für dieses Studium?Wie lange dauert ein Bachelorstudiengang in der Regel? ich habe, ich hatte, ich habe gehabtPräsens: tegenwoordige tijdPräteritum: verleden tijdPartizip II: voltooid deelwoordte test tetten tettenDe uitgangen van het werkwoord “haben” in verleden tijd zijn als volgt:i(ch) (hat)ted(u) (hat)teste(r/sie/es) (hat)tew(ir) (hat)teni(hr) (hat)tets(ie/Sie) (hat)tenDe uitgangen van zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd in het Duits zijn als volgt: ich wohn e te du wohn st test er/sie/es wohn t te wir wohn en ten ihr wohn t tet sie/Sie wohn en ten Je kunt de rijtjes uitgangen makkelijk onthouden met behulp van de ezelsbruggetjes: est tenten & te test te ten tet tend. De stam van het werkwoord “verwenden” eindigt op een –d (verwenden), waardoor het in de “du” en “er/sie/es” vorm een extra –e krijgt. De stam van het werkwoord “zeichnen” eindigt op een –n (zeichnen) met daarvoor géén klinker. Hierdoor krijgt het ook een extra –e in de “du” en “er/sie/es” vorm.Voorbeelden: du verwendest, er/sie/es verwendet, du zeichnest, er/sie/es zeichnetExtra uitleg bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op een –n: Let op, niet alle werkwoorden waarvan de stam eindigt op een –n krijgen een extra “e” in de “du” en “er/sie/es” vorm. Alléén werkwoorden waarbij er vóór de “n” géén klinker staat, waardoor het dus moeilijk is om uit te spreken zonder de “e”, krijgen de extra “e”.  Opmerking: bij de onderstaande voorbeelden van iedere groep van mannelijke zelfstandige naamwoorden zijn uiteraard meer antwoorden mogelijk.1: mannelijke dierennamen: der Affe2: mannelijke personen op -e: der Junge3: mannelijke nationaliteiten: der Türke4: mannelijke personen met de klemtoon op de laatste lettergreep (vaak een woord uit een andere taal): der Tourist5: mannelijke woorden op -ant, -at, -isk en -graf (met de klemtoon op de laatste lettergreep): der Soldat1e naamval: der Löwe2e naamval: des Löwen3e naamval: dem Löwen4e naamval: den LöwenToelichting: in vergelijking met regelmatige mannelijke zelfstandige naamwoorden, krijgen de zwakke mannelijke zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud in de 2e t/m 4e naamval dus iedere keer een -(e)n aan het einde. Voor meervoud eindigt daarbovenop ook nog het betreffende mannelijke zelfstandige naamwoord in de 1e naamval op -(e)n. Het tegenwoordig deelwoord wordt in het Nederlands op precies dezelfde manier gevormd als het Partizip I in het Duits: het hele werkwoord + -dVoorbeeld: zingend [NL] - singend [D] De Futur (toekomende tijd) beschrijft een gebeurtenis die in de (nabije) toekomst zit, terwijl je in de Passiv (lijdende vorm) van het lijdend voorwerp het onderwerp maakt. Met de Passiv kun je gebeurtenissen beschrijven die zowel in het verleden als in de toekomst zijn gebeurd of zullen gebeuren.Voorbeeld Futur: Das Haus wird verkauft.Voorbeeld Passiv (verleden tijd): Das Haus ist verkauft worden. Sterke werkwoorden met een lange e, korte e of een a in de stam, veranderen in de du- en er/sie/es-vorm van klank.De lange e wordt een ieDe korte e wordt een iDe a wordt een äVoorbeeldenlange e: lesen ich lese / du liest / er liestkorte e: essen ich esse / du isst / er issta: fahren ich fahre / du fährst / er fährtUitzonderingLet op! De werkwoorden “geben”, “nehmen” en “treten” hebben alle drie een lange e in de stam, maar veranderen in de du-, er/sie/es-vorm naar een i:ich gebe / du gibst / er gibtich nehme / du nimmst / er nimmtich trete / du trittst / er tritt De werkwoorden “haben”, “sein” en alle modale werkwoorden hebben een eigen zou-vorm. Je maakt deze door het werkwoord in de verleden tijd te zetten en op alle “a, o, u” in de stam een Umlaut te zetten. Let op: “sollen” en “wollen” krijgen géén Umlaut!Tip: je kunt de uitgangen van alle zou-vormen van de werkwoorden “haben” + alle modale werkwoorden onthouden met het rijtje “te test te ten tet ten”.Voorbeeld: “dürfen” [mogen]i dürf ted dürf teste dürf tew dürf teni dürf tets dürf tenDoor het werkwoord “würden” te combineren met het heel andere werkwoord, maak je een zou-vorm van alle overige werkwoorden. Het werkwoord “würden” staat dan in de vorm van het onderwerp.Voorbeeld: Ich würde morgen fahren. [Ik zou morgen rijden.] Würdet ihr morgen fahren? [Zouden jullie morgen rijden?]Uitleg: De vorm van “würde” wordt in de eerste zin bepaald door “ich” en in de tweede zin door “ihr”. Dat zijn de onderwerpen in de betreffende zinnen. Het werkwoord “fahren” staat in de gehele vorm. Deze hoeft niet te worden  aangepast aan de persoon. Dat is in het Nederlands ook zo, zoals je in de vertalingen kunt zien. Wanneer er sprake is van een tijdsbepaling in een zin, gebruik je de 4e naamval. In bovenstaand voorbeeld is het antwoord dus 4e naamval mannelijk:“Ich fahre diesen Sommer in die Türkei.” wurdeToelichting: Lisa Marie is enkelvoud, dus gebruik je “sie”. Het gaat om een gebeurtenis in het verleden, daarom gebruik je de verleden tijd.war (ist: acceptabel)Toelichting: Het gaat nog om dezelfde persoon als in zin 1, dus gebruik je hier ook weer “sie” enkelvoud. Doordat de persoon in kwestie is overleden gebruik je de verleden tijd. Wist je dit niet? Dan mag je uiteraard ook tegenwoordige tijd gebruiken, grammaticaal is dit correct.warenToelichting: Het gaat in deze zin om twee personen, dus gebruik je “sie” meervoud. Er wordt een gebeurtenis beschreven die in het verleden ligt, daarom gebruik je hier de verleden tijd.lachtToelichting: Sven is enkelvoud, dus gebruik je “er”hörebezahlteToelichting: door het woord “gestern” kun je zien dat deze zin in de verleden tijd staat.verdientestToelichting: door het woord “früher” kun je zien dat deze zin in de verleden tijd staat. dem StudentenToelichting: het werkwoord “gehören” hoort bij de 3e naamval. Het gaat hier om een mannelijk persoon met de klemtoon op de laatste lettergreep, daarom volgt er een “-en”.des PolizistenToelichting: wanneer je de zin letterlijk vertaalt, zie je dat het woord “van” ontbreekt. Dat betekent dat het hier gaat om een bepaling van bezit, dat is de 2e naamval.der ElefantToelichting: de olifant is het onderwerp in deze zin, waardoor je de eerste naamval moet gebruiken.den LöwenToelichting: doordat het hier gaat om lijdend voorwerp, gebruik je de 4e naamval.der DeutschenToelichting: wanneer je de zin letterlijk vertaalt, zie je dat het woord “van” ontbreekt. Dat betekent dat het hier gaat om een bepaling van bezit, dat is de 2e naamval. Toelichting: Alle onderstaande antwoorden werken op dezelfe manier → het hele werkwoord + -d weinendschweigendlaut klagendlachend Futur: Die Polizei wird den Diebstahl ermitteln.Passiv tt: Der Diebstahl wird von der Polizei ermittelt.Passiv vt: Der Diebstahl ist von der Polizei ermittelt worden.Futur: Die Täter werden die Diamanten stehlen.Passiv tt: Die Diamanten werden von den Tätern gestohlen.Passiv vt: Die Diamanten sind von den Tätern gestohlen worden.Futur: Der Zeuge wird von dem Überfall berichten.Passiv tt: Von dem Überfall wird von dem Zeugen berichtet.Passiv vt: Von dem Überfall ist von den Zeugen berichtet worden. schläftToelichting: Lena is enkelvoud, daarom gebruik je hier de sie enkelvoud-vorm. Er staat een a in de stam, waardoor er een klankverandering plaatsvindt. De a wordt een ä.lesenToelichting: mein Freund und ich is meervoud, daarom gebruik je hier de wir vorm. In deze vorm vindt geen klankverandering plaats.gegessenToelichting: het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt (net als in het Nederlands) op -en.LasstToelichting: er vindt geen klankverandering plaats in de ihr-vorm, daarom staat er geen Umlaut.GibstToelichting: het sterke werkwoord geben is een uitzondering, omdat er een lange e in de stam staat die in de du/er/sie/es vormen in een i verandert. gewaschenToelichting: het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt (net als in het Nederlands) op -en. könnten, würde verstehenToelichting: “würde” wordt gevormd door de persoonsvorm: “ich”, het werkwoord “verstaan” blijft in de gehele vorm staanwüsste, könnteToelichting: “man” is het Nederlandse “men” en wordt in het Duits regelmatig gebruikt. Hiervoor gebruik je de er/sie/es-vorm.wäre, hättewürdest machen/tun, wär(e)stToelichting: “würdest” wordt gevormd door de persoonsvorm: “du”, het werkwoord “machen” / “tun” blijft in de gehele vorm staan.Je mag zowel “wärest”, als “wärst” opschrijven. Het is allebei goed. De vorm “wärest” is wat ouderwets en wordt niet meer zo vaak gebruikt. Nächstes JahrToelichting: 4e naamval onzijdigletzten MonatToelichting: 4e naamval onzijdigam 3. AprilToelichting: het voorzetsel “an” geeft hier een tijd aan, dus gebruik je de 3e naamval “an + dem” = amjeden MonatToelichting: 4e naamval mannelijk