Na klar! MAX
- Hoofdstuk 4 - Eine Reise durch die Gesellschaft
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 5|Vwo/gymnasium
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Woorden en zinnen Kapitel 4
Lektion 1 t/m 7
Grammatica Kapitel 4
Modalverben (modale werkwoorden) (Grammatik A)
Anwendung verschiedener Präpositionen (gebruik van verschillende voorzetsels) (Grammatik B)
Verschmelzung Präpositionen + Artikel (voorzetsels en lidwoorden die samensmelten) (Grammatik C)
Fragewörter (vraagwoorden) (Grammatik D)
Steigerungsstufen (trappen van vergelijking) (Grammatik E)
die Fälle (de naamvallen) (Grammatik F)
Wortstellung (woordvolgorde) (Grammatik G)
Kommasetzung zwischen zwei Hauptsätzen, zwischen Hauptsatz und Nebensatz und bei Infinitivkonstruktionen (komma tussen twee hoofdzinnen, tussen hoofdzin en bijzin en bij zu + het hele werkwoord) (Grammatik H)
Schrijven Kapitel 4
Lektion 3
Toets Duits
Na klar! MAX
Online maken
Toets afdrukken
dwarshier en daarde verdiepingde stageproberende veiligheidsmaatregelnooitde deugdkoppigde plattegrondde zwakteonbeschoftde lichaamstaalontzien die Forderungjedochengagiertdas Mobbingbewertendas Alterdie Leutebetreuendas Wohlbefindenberuflich erlaubensich bewerben umdie Tätigkeitvernünftig Du hast gut reden. Du bist nie krank.Und zugegeben, im Großen und Ganzen hast du im Grunde schon recht.Auf (gar) keinen Fall. Das kannst du dir abschminken. Du bist gesund und du gehst zur Schule.Es ist mir total egal, wenn ich am Wochenende viel arbeiten muss. Danke, ich brauche noch keine Hilfe. Ich schaffe das schon. Het werkwoord “müssen” geeft een noodzaak aan en het werkwoord “sollen” een advies. - Voorbeeld: Du musst ins Krankenhaus! Uitleg: Omdat hier “musst” wordt gebruikt, moet je echt naar het ziekenhuis. Er is iets ernstigs aan de hand.- Voorbeeld: Du sollst ins Krankenhaus!Uitleg: Hier wordt het werkwoord “sollen” gebruikt, dus is dit een advies. Het is niet van levensbelang om meteen naar het ziekenhuis te gaan. zu: dit voorzetsel wordt gebruikt bij personen en alle plekken waar je niet (per se) naar binnen moet.VoorbeeldenIch gehe zu meiner Mutter. (persoon)Ich fahre zur Ampel [stoplicht]. (plaats waar je niet naar binnen gaat)nach: dit voorzetsel wordt gebruikt bij aardrijkskunde namen zonder lidwoord en bij richtingen.VoorbeeldenIch fahre nach Amsterdam. (aardrijkskunde naam zonder lidwoord)Ich gucke nach oben. (richting)in: dit voorzetsel wordt gebruikt bij plekken waar je naar binnen gaat en bij aardrijkskundige namen met lidwoord.VoorbeeldenIch gehe in die Schule. (plek waar je naar binnen gaat)Wir fahren in die Schweiz. (aardrijkskundige naam met lidwoord)AanvullingDe meest gebruikte aardrijkskunde namen met lidwoord zijn:die Niederlandedie Schweizdie Türkeidie USAan: dit voorzetsel wordt gebruikt bij vaste uitdrukkingen die met water of strand te maken hebbenVoorbeeldenWir fahren an die Küste. (de kust)Wir liegen am Strand. (het strand) De lidwoorden das, der en dem kunnen met een voorzetsel versmolten worden. Alle andere lidwoorden niet.an + dem = ambei + dem = beimin + dem = imvon + dem = vomzu + dem = zumzu + der = zuran + das = ansauf + das = aufsdurch + das = durchsfür + das = fürsin + das = insum + das = ums Het vraagwoord “wo” (waar)Voorbeelden: woran (waaraan), wovon (waarvan), wofür (waarvoor), worüber (waarover), womit (waarmee)Het vraagwoord “wer” (wie)1e naamval: wer (wie)2e naamval: wessen (wiens)3e naamval: wem (aan/voor wie)4e naamval: wen (wie) De hoofdregel voor het vormen van de vergrotende trap in het Duits is: +er Voorbeeld: klein → kleinerUmlaut: bijvoeglijke naamwoorden met 1 lettergreep en een a, o, u in de stam, krijgen een UmlautVoorbeeld: groß → größerUitzondering: bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -er of -el met daarvoor een tweeklank (au of eu), vervalt de -e uit de stamVoorbeeld: teuer → teurer sauer → saurerDe hoofdregel voor het vormen van de overtreffende trap in het Duits is: am + (e)stenVoorbeeld: am kleinstenExtra e: De extra -e wordt gebruikt bij bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een s-klank Voorbeeld: süß → am süßestenUmlaut: bijvoeglijke naamwoorden met 1 lettergreep en een a, o, u in de stam krijgen een UmlautVoorbeeld: am größtenAanvullende uitzonderingen: bijvoeglijke naamwoorden waarvan de vergrotende en overtreffende trap geheel andere vormen hebben in het Nederlands, hebben dit in het Duits ook. Denk bijvoorbeeld aan: goed - beter - het bestVoorbeeld: gut - besser - am besten gegen, ohne, entlang, durch, bis, um, für = na deze voorzetsels volgt direct de 4e naamval1e naamval: onderwerp2e naamval: bijvoeglijke bepaling van bezit3e naamval: meewerkend voorwerp4e naamval: lijdend voorwerpVoorbeeld: Mein Vater hat der Cheffin meiner Mutter einen Brief geschickt.persoonsvorm: hatgezegde: hat geschicktonderwerp: mein Vaterlijdend voorwerp: einen Briefmeewerkend voorwerp: der Cheffinbijvoeglijke bepaling van bezit: meiner Mutterich mir michdu dir dicher ihm ihnsie ihr siees ihm eswir uns unsihr euch euchsie ihnen sieSie Ihnen Sie Zodra er twee hele werkwoorden in een zin staan, is de volgorde van deze werkwoorden in de Duitse zin andersom dan de werkwoorden in de Nederlandse zin.Voorbeeld: Ik heb het nog niet kunnen betalen = Ich habe es noch nicht bezahlen können.Achter de aanhef volgt in een Duitse brief of e-mail wél een komma:Sehr geehrte Frau Jansen,en achter de afsluiting van een Duitse brief of e-mail volgt géén komma:Mit freundlichem GrußFrau Jansen weißt, darfstkann, weißToelichting: “Lea” is enkelvoud, daarom gebruik je hier “sie” enkelvoudmussToelichting: dit is een noodzaak, Tim moet heel nodig. Daarom gebruik je hier “müssen” inplaats van “sollen”möchten fürToelichting: het is bestemd voor haar, daarom gebruik je hier fürnachToelichting: dit is een aardrijkskundige naam zonder lidwoord, daarom gebruik je hier nachinToelichting: dit is een aardrijkskundige naam met lidwoord, daarom gebruik je hier invorToelichting: dit is een tijdsbepaling, daarom gebruik je hier voranToelichting: dit is een vaste uitdrukking met een bestemming aan het water, daarom gebruik je hier anzuToelichting: de bakker is een persoon, daarom gebruik je hier zu Gestern Abend stand ich vor dem = vorm Kino und habe ich von dem = vom neuen Jungen in dem = im Kunstkurs geträumt. Glaubst du, er sieht mich bei dem = beim Training heute Abend? Ich gehe erst noch mal zu der = zur Frisörin, damit ich an dem = am Abend nicht blöd aussehe. Also in dem = im Moment kann ich an nichts anderes mehr denken. woher (waarvandaan)wem (aan/voor wie) = 3e naamvalwie (hoe)warum/weshalb/wieso (waarom) wen (lijdend voorwerp) = 4e naamvalwessen (wiens) = 2e naamval neueram schnellstenhöherToelichting: dit is een uitzondering, de ‘c’ komt te vervallen. Daarnaast is dit een bijvoeglijk naamwoord met 1 lettergreep, waardoor er een Umlaut op de o wordt gezet.am stärkstenToelichting: dit is een bijvoeglijk naamwoord met 1 lettergreep, waardoor er een Umlaut op de a wordt gezet.besserToelichting: dit is een uitzondering, zoals in het Nederlands. De gehele vorm verandert. Dieser: dit is het onderwerp van de zin, daarom gebruik je hier de eerste naamval mannelijkder: doordat er een vorm van het werkwoord “sein” in de zin staat, gebruik je hier ook de eerste naamvalseiner: dit is een bijvoeglijke bepaling van bezit, daarom gebruik je hier de 2e naamvaleiner: doordat het voorzetsel “seit” direct vóór het te vervoegen woord staat, gebruik je hier de 3e naamvalihn: dit is het lijdend voorwerp, dus gebruik je hier de 4e naamvalSeine: dit is het onderwerp van de zin, daarom gebruik je hier de eerste naamvalmich: dit is het lijdend voorwerp, daarom gebruik je hier de 4e naamvalihr: dit is het onderwerp van de zin achter de komma, daarom gebruik je hier weer de eerste naamvaldem: doordat het keuzevoorzetsel “in” direct vóór het te vervoegen woord staat en het hier gaat om een plaats, gebruik je de 3e naamval. Het voorzetsel “in” + het lidwoord “dem” kunnen samengevoegd worden tot “im”. Ich finde es toll, dass er heute auch kommen kann.Toelichting: dit is een samenstelling tussen een hoofd- en bijzin, waardoor in het Duits de persoonsvorm “kann” helemaal achteraan moet komen te staan.Hast du das verstehen können?Toelichting: wanneer er twee hele werkwoorden achter elkaar in de zin staan, komt in het Duits het modale werkwoord achteraan te staan. In het Nederlands is dit precies andersom.Er ist am 13. wegen seiner Gesundheit zurückgekommen. óf Er ist wegen seiner Gesundheit am 13. zurückgekommen.Toelichting: het getal 13 is hier een rangtelwoord, waardoor er in het Duits een punt achter komt. “ist zurückgekommen” is het gezegde, waarbij in het Duits het tweede deel helemaal achteraan komt te staan. In het Nederlands kan dit ook, maar hoeft niet. An Samstagen gehe ich am liebsten mit meinen Freunden aus.Toelichting: “ausgehen” is een werkwoord dat gesplitst kan worden. In het Duits komt het afgesplitste deel van het werkwoord helemaal achteraan te staan. In het Nederlands mag dit ook, maar het hoeft niet.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.