Praktische Economie MAX 2022 M6 Risico en verzekeren - Hoofdstuk 1 - Risico oefentoetsen & antwoorden

Risico bestaat uit: de kans op een gebeurtenis en de schade als gevolg van die gebeurtenis.Om een risico beter in te kunnen schatten is informatie nodig. Hoe meer informatie, hoe beter het risico kan worden ingeschat. Bijvoorbeeld het inschatten van het risico op vernielingen van auto’s in een bepaalde wijk is de volgende informatie nodig: de aard van de vernielingen aan de auto (op basis van ervaring uit het verleden), de parkeergelegenheid van de auto’s in de wijk (voor de deur of op een afgelegen plek zonder lantaarnpalen), wel of geen WhatsApp buurtpreventie.Let op: laat in jouw voorbeelden de twee onderdelen van risico aan de orde komen: de kans op een gebeurtenis (soort parkeergelegenheid en buurtpreventie) en de schade als gevolg van die gebeurtenis (aard van de vernielingen). Risico is kans op schade x schade.De schade van ziekte is in de VS veel groter dan in Nederland vanwege de hoge medische kosten.Risico is kans op schade x schade.Het inschatten van de kans op diefstal is moeilijker in het geval van een renpaard dan in het geval van een personenauto.Het inschatten van schade is moeilijker in het geval van een renpaard dan in het geval van een personenauto. Volgens het theorieboek is het risico gelijk aan de schade die naar verwachting geleden wordt; de kans op schade x de schade.In het artikel wordt afgeweken van deze definitie. Met risico wordt in het artikel alleen de kans op schade bedoeld, de schade zelf speelt geen rol. Veel ZZP’ers zijn min of meer uit vrije keuze ZZP'ers geworden. Het gaat dan om vrijwillige risico’s, omdat vrijwillige risico’s bewust worden aangegaan.Er zijn ZZP’ers die uit noodzaak ZZP'ers geworden zijn, omdat zij werkloos waren geworden en geen baan konden vinden. Het gaat dan dus om min of meer onvrijwillige risico’s, omdat onvrijwillige risico’s onvermijdbaar zijn. Door inflatie kun je met hetzelfde bedrag minder kopen, de koopkracht van het geld daalt. Voor dit inflatierisico willen spaarders gecompenseerd worden. Hoe hoger de verwachte inflatie, hoe hoger de rente. Op deze manier is de verwachte inflatie een onderdeel van de risico-opslag.Een ander onderdeel van de risico-opslag is het risico van wanbetaling. Dit is de situatie waarbij de geldnemer het geleende geld niet of slechts gedeeltelijk terugbetaald. Hoe groter het risico van wanbetaling, hoe hoger de risico-opslag, hoe hoger de rente.Het risico op wanbetaling wordt kleiner als een geldlener in ruil voor de lening een onderpand afgeeft aan de kredietgever. Bij wanbetaling wordt de geldverstrekker dan eigenaar van het onderpand. Dit verlaagt de risico-opslag en daarmee de rente die betaald moet worden over de lening.Bij een langere tijdsperiode is de kans groter dat een risico zich voordoet; de risico-opslag neemt toe.  Zie onderstaand overzicht. Nominale renteInflatieReële rente13,0%1,5%1,5%22,5%1,0%1,9%34,0%3,0%1,0%44,0%2,5%1,5%56,0%5,0%1,0%65,0%5,0%0,0%74,5%3,0%1,5%86,6%4,0%2,5%91,5%-0,5%2,0%Berekeningen:(100% + 3,0%) / (100% + 1,5%) × 100% – 100% = 1,5%(100% + 2,5%) / (100% + 1,0%) x 100% – 100% = 1,9%(100% + 4,0%) / (100% + 3,0%) x 100% – 100% = 1,0%(100% + 4,0%) / (100% + 1,5%) x 100% – 100% = 2,5%(100% + 6,0%) / (100% + 1,0%) x 100% – 100% = 5,0%(100% + 5,0%) / (100% + 0,0%) x 100% – 100% = 5,0%(100% + 3,0%) x (100% + 1,5%) / 100% – 100% = 4,5%(100% + 4,0%) x (100% + 2,5%) / 100% – 100% = 6,6%(100% - 0,5%) x (100% + 2,0%) / 100% – 100% = 1,5%De nominale rente is hoger dan de inflatie, omdat de risico-opslag, waarvan inflatie deel van uitmaakt, onderdeel is van de nominale rente.Inflatierisico wordt berekend door de kans op inflatie te vermenigvuldigen met de omvang van de inflatie.Inflatierisico is gelijk aan inflatie, in het geval dat de kans op inflatie 100% is. Stel dat de omvang van de inflatie 5% is, is het inflatierisico de kans op inflatie x de omvang van de inflatie = 100 x 5% = 5%.Bij deflatie is de nominale rente lager dan de reële rente. Door deflatie kun je met hetzelfde bedrag meer kopen, de koopkracht van het geld stijgt. Ook de koopkracht van de (nominale) rente op het spaargeld stijgt, waardoor de reële rente hoger is dan de nominale rente.Mensen die geld lenen hebben voordeel van inflatie. Want mensen die geld lenen, of dat nu een hypotheek, een studieschuld of een persoonlijke lening is, gaan de schuld terugbetalen in euro's die veel minder waard zijn dan de euro's die ze hebben geleend. Mensen die geld hebben uitgeleend, kunnen er minder voor kopen dan eerder. De twee onderdelen van het risico dat de NHG heeft als een woning met verlies wordt verkocht zijn de kans op executieverkoop en restschuld. Het risico van de restschuld wordt berekend door de kans op executieverkoop te vermenigvuldigen met de restschuld.Deze bank zou geen hypothecaire lening aanbieden als die lening meer dan 125% van de executiewaarde zou zijn, omdat de bank het risico te groot vindt dat bij een executieverkoop een restschuld ontstaat die zo groot is dat die moeilijk inbaar zal blijken te zijn.Voor de geldverstrekker is er geen restschuld risico als een woning met NHG gekocht wordt. Wat er ook gebeurd, de geldverstrekker krijgt de hypotheek altijd volledig terugbetaald. Dit verlaagt de risico-opslag en daarmee de hypotheekrente. Geld verstrekken aan iemand die een huis koopt met het huis als onderpand én de NHG is zo goed als risicovrij voor de geldverstrekker.Het restschuld risico loopt op bij een hogere hypotheek als percentage van de executiewaarde van de woning. Dit verhoogt de risico-opslag en daarmee de hypotheekrente.