Grandes Lignes 5e ed/ FLEX A+B - Hoofdstuk 2 - Typiquement français! oefentoetsen & antwoorden

Avoir lieuBon marchéLe siècleGratuitLa raisonLa femmeCacherÉtranger GrandirFestifLes gensLa rechercheDécorerEn cuir  La plupartÇa m’est égalLe roipayantesL’achatLa couturièreTableau Le produit est connu dans le monde entier.Fabriqué en France, l’œuf existe dans toutes les couleurs.Ce produit est célèbre pour la marque.On a pour tradition d’offrir les sucreries.Elle est organisée pour célébrer l’événementL’entreprise est connue dans le monde entier.Tip: De phrases-clés worden aangevuld met woorden uit le vocabulaire, je schrijft die woorden op de plek waar de puntjes in de zinnen staan. Gebruik de woorden en zinnen uit vocabulaire B. Bijvoorbeeld: On utilise cet objet pour écrire. J’en ai besoin quand je fais mes devoirs. Un stylo est très utile à l’école.  Een bijwoord kan iets zeggen over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin.De imparfait beschrijft een toestand/beschrijving, een gewoonte/feit, of een handeling die aan de gang is.Je gebruikt de passé composé als verleden tijd om te vertellen wat er is gebeurd, het gaat altijd om een afgesloten gebeurtenis. Het begin en einde zijn duidelijk.Je kan een bijwoord maken door -ment achter een bijvoeglijk naamwoord te zetten. Bijvoorbeeld: vraiment. TrèsToelichting: ‘erg’ zegt iets over “belle”, mooie, dus over het bijvoeglijk naamwoord. Erg is een bijwoord, en vertaal je met “très”.DoucementToelichting: ‘rustig’ zegt iets over het werkwoord ‘marche’. Rustig is dus een bijwoord. Het bijvoeglijk naamwoord rustig, ‘doux’, wordt een bijwoord door het vrouwelijk te maken, ‘douce’, en er dan ‘ment’ achter te zetten. Dan krijg je ‘doucement’.HeureusementToelichting: ‘gelukkig’ zegt iets over de hele zin, dus is het een bijwoord. Het bijvoeglijk naamwoord gelukkig, ‘heureux’, wordt een bijwoord door het vrouwelijk te maken, ‘heureuse’, en er dan ‘ment’ achter te zetten. Dan krijg je ‘heureusement’.MieuxToelichting: ‘beter’ zegt iets over het werkwoord ‘connaître’. Beter is dus een bijwoord. Dit is een onregelmatige vorm en vertaal je met ‘mieux’.  PourraisToelichting: de stam van pouvoir in de conditionnel wordt: “pourr”, de uitgang van “je” is “ais”.VoulaitToelichting: de stam van vouloir in de imparfait is “voul”, de uitgang van “elle” is “ait”.ServentToelichting: de stam van servir in de présent is “serv”. “Ces produits” is derde persoon meervoud, dus gaat op dezelfde manier als “ils/elles”, de uitgang van “ils” is “ent”.As connuToelichting: het voltooid deelwoord van “connaître” wordt “connu”. Het hulpwerkwoord is met avoir (je hebt gekend, niet je bent gekend). Het is de tu-vorm: as.ConnaissaientToelichting: de stam van faire in de imparfait is “connaiss”, de uitgang van “ils” is “aient”. VoudronsToelichting: de stam van vouloir in de futur simple is “voudr”, de uitgang van “nous” is “ons”. Sont allésToelichting: je gebruikt de passé composé omdat het gaat om een afgesloten gebeurtenis, en door de woordjes “l’année dernière” kan je herkennen dat je een passé composé moet gebruiken. De vorm ‘sont allés’ krijgt een ‘s’ achter ‘allé’ omdat ‘mon père et moi’ meervoud is.AvaitToelichting: je gebruikt de imparfait omdat hier een gewoonte wordt omschreven, en door de woordjes “chaque matin” kan je herkennen dat je een imparfait moet gebruiken. De stam van de imparfait bij avoir is “av” en de uitgang bij on is ‘ait’.MarchaitToelichting: je gebruikt de imparfait omdat het hier om een beschrijving gaat. De stam van de imparfait bij marcher is “march” en de uitgang bij on is “ait”.  Avons rouléToelichting: je gebruikt de passé composé omdat het gaat om een afgesloten gebeurtenis, en door het woordje “puis” kan je herkennen dat je een passé composé moet gebruiken. BToelichting: hier wordt gevraagd wat we in de eerste alinea lezen over het museum. A zegt hoeveel bezoekers er komen, dat wordt niet vermeld in de alinea. C zegt in welke stad het staat, dat wordt niet vermeld, alleen maar dat het in zuid Frankrijk is. D zegt wanneer het gemaakt is, maar ook dat staat niet in de tekst. B vertelt hoe het museum heet, en dat wordt wel genoemd. Namelijk: “Par exemple la fondation Maeght.” We weten dus hoe het museum heet dus is het antwoord B.AToelichting: hier wordt gevraagd wie Marguerite en Aimé Maeght waren volgens de tweede alinea. Bij A staat er dat ze grote passie hadden voor kunst die kunstwerken verzamelden, dit wordt genoemd in de tekst dus het is A. Dat ze passie hadden voor kunst wordt duidelijk met “Deux amoureux de l’art”. en dat ze kunstwerken verzamelden staat erna; “Ils ont acheté des œuvres de leurs amis et ont fait construire ce bâtiment pour exposer ces œuvres. “. Bij B staat er dat het architecten waren die meerdere musea met moderne kunst hebben ontworpen, dit staat niet in de tekst. Bij C staat er dat het schilders waren die hun werk bij artiesten exposeerden, dit staat niet in de tekst.1. WelToelichting: het klopt dat in de tuin van het museum, beeldhouwwerken van kunstenaars staan. Dit lezen we inderdaad in de derde alinea: “Sous les arbres, il y a des œuvres de beaucoup d’artistes célèbres, par exemple Miró et Giacometti.”2. WelToelichting: het klopt dat je in het museum schilderijen, tekeningen en beeldhouwwerken kan bekijken. Dat lezen we aan het eind van de alinea: “On peut admirer les tableaux, dessins ou sculptures”