Bedrijfseconomie in Balans 8e ed
- Domein G (39-45) -
oefentoetsen & antwoorden
8e editie
Klas 4-5-6|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Interne en externe verslaggeving
Jaarrekening
Rol van de accountant
Waarderingsgrondslagen
Materiele, immateriële en financiële vaste activa
Deelnemingen en effecten
Voorzieningen
Off-Balance financiering
DuPont schema
Omloopsnelheid en resultaatmarge
EBIT(DA)
Liquiditeit
Solvabiliteit
Rentabiliteit (REV, IVV, RTV)
Hefboomwerking en interestmarge
Overige kengetallen (winst-, cashflow, dividend per aandeel)
Financiële analyse
Examendomein G
Toets Bedrijfseconomie
Bedrijfseconomie in Balans 8e ed
Online maken
Toets afdrukken
Eindantwoord Voorzieningen zijn toekomstige uitgaven voor de onderneming waarvan zeker is dat deze uitgaven zullen plaatsvinden, alleen het moment van de uitgave én de exacte hoogte van de uitgave zijn onzeker. Voor dergelijke uitgaven kan de post voorzieningen worden aangemaakt op de balans. Doordat het toekomstige betalingsverplichtingen zijn, vallen voorzieningen onder het vreemd vermogen. Periodieke toevoegingen aan de voorzieningen noemen we dotaties. Dotaties worden periodiek geboekt als kosten. Dotaties zijn geen uitgaven. Op het moment dat de uitgave daadwerkelijk plaatsvindt, gaat deze uitgave ten laste van de voorziening. Dit noemen we een onttrekking uit de voorziening. De onttrekking uit de voorziening is een uitgave, maar geen kostenpost. Voorbeelden van voorzieningen zijn:Voorziening groot onderhoudGarantievoorzieningPensioenvoorziening EindantwoordEarnings Before Interest Tax Depreciation Amortisation Earnings = resultaat / winstDepreciation = afschrijvingenAmortisation = afschrijvingen op goodwill EBITDA is dus de winst voor interestkosten, vennootschapsbelasting en afschrijvingen. EBITDA is een goede graadmeter om te beoordelen hoe onderneming operationeel heeft gepresteerd. De elementen/kosten die te maken hebben met investerings- en financieringsbeslissingen worden zo namelijk niet meegenomen in de winstberekening. Eindantwoord Bij het bepalen van de liquiditeit wil de bank bepalen in welke mate een bedrijf kan voldoen aan de betalingsverplichtingen op korte termijn. Het verschil tussen de quick ratio en de current ratio is dat bij de current ratio wel rekening wordt gehouden met de waarde van de voorraad en bij de quick ratio niet. De waarde van de voorraad kan namelijk niet altijd op korte termijn worden omgezet in liquide middelen (denk bijvoorbeeld aan de voorraad van een autodealer). We hebben in een eerder hoofdstuk al gezien dat de waarde van de voorraad afhankelijk is van het voorraadwaarderingssysteem (LIFO, FIFO, VVP) dat wordt gehanteerd. Dezelfde voorraad kan bij het ene bedrijf dus een andere balanswaarde hebben dan bij een ander bedrijf. Tenslotte is het zo dat wanneer een bedrijf daadwerkelijk in betalingsproblemen zou komen, er sprake kan zijn van het ‘dumpen’ van de voorraad, waarbij de voorraad onder de inkoopprijs wordt verkocht. Al deze factoren zorgen ervoor dat de waardebepaling van de voorraad vaak discutabel en onzeker is. Om deze reden laten banken de voorraad vaker liever buiten beschouwing bij het beoordelen van de liquiditeit. Eindantwoord Rentabiliteit is de mate waarin een onderneming rendabel/winstgevend is. In eerdere hoofdstukken hebben we al gezien dat ‘winst’ eigenlijk een abstract begrip is. Winst is een boekhoudkundige berekening waarmee wordt aangetoond hoe een bedrijf heeft gepresteerd in een bepaalde periode, maar het is niet een tastbaar iets. Met ‘winst’ kun je niets betalen.Daarbij kan de winst worden beïnvloed/gemanipuleerd door ondernemingen, bijvoorbeeld door hogere of lagere afschrijvingskosten te hanteren. Afschrijvingskosten hangen weer samen met de wijze waarop de activa wordt gewaardeerd. Dit kan verschillen tussen bedrijven. Cashflow gaat over de hoeveelheid liquide middelen (geld) die een organisatie genereert binnen een bepaalde periode. Dit is wel een tastbaar iets. Er kan heel praktisch worden gekeken of de hoeveelheid geld in kas of het saldo op de bank is gedaald/gestegen in een periode. Cashflow kan niet worden gemanipuleerd door ondernemingen. Er wordt namelijk geen rekening gehouden met afschrijvingskosten en andere ‘non-cash costs’ (bijvoorbeeld dotaties aan voorzieningen). Daarbij geeft de cashflow ook weer welke andere betalingsverplichtingen een onderneming heeft, welke geen kosten zijn. Denk bijvoorbeeld aan investeringen, belastingen en aflossingen. Voor een bank is de periodieke cashflow dus veel waardevoller dan de winst en/of rentabiliteit. EindantwoordBij de financiële hefboom wordt gekeken in hoeverre er winst wordt gemaakt op het vreemd vermogen. Hierbij wordt een deel van de vergoeding voor vreemd vermogensverstrekkers (banken en andere financiers) overgeheveld naar de eigen vermogensverschaffers (aandeelhouders). Stel dat een onderneming een RTV van 10% heeft. Dit betekent dat er met elke geïnvesteerde euro 10% rendement wordt gecreëerd. De totale geïnvesteerde euro’s komen voort uit het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Je zou dus kunnen zeggen dat zowel de aandeelhouders als de banken allemaal recht hebben op 10% vergoeding voor het door hun verstrekte vermogen. Echter zou het kunnen zijn dat de banken geen 10% interest vragen voor het vreemd vermogen, maar dat het gemiddelde rentepercentage (IVV) 6% is. In dat geval levert het vreemd vermogen dus meer geld op voor de onderneming (10% rendement) dan dat het vreemd vermogen kost voor de onderneming (6% interestkosten). Er wordt winst gemaakt op het vreemd vermogen. Dit noemen we een positief hefboomeffect. RTV is groter dan IVV. Dit positieve verschil komt ten goede aan de totale winst van de organisatie en aangezien winst voor de aandeelhouder is, wordt dit verschil overgeheveld naar de eigen vermogensverschaffers. EindantwoordDe nominale waarde van de aandelen in portefeuille bedraagt €10.000.000.De nominale waarde van één aandeel is €125Aantal aandelen in portefeuille = €10.000.000 / €125 = 80.000 aandelen. Werkwijze De quick ratio wordt berekend aan de hand van de volgende formule:Quick ratio = $\frac{vlottende \ activa \ ( \ minus \ voorraad \ ) \ + liquide \ middelen}{vreemd \ vermogen \ kort}$Met de voorraad wordt dus geen rekening gehouden. De debiteurenkern wordt gezien als vaste activa, daar dit bedrag altijd minimaal op de balans staat. EindantwoordQuick ratio = (30.000 – 3.000 – 5.000 + 25.000) / 28.500 = 0.77De quick ratio is lager dan 1,0. De liquiditeit is zwak. Nynofi is op 1 januari 2024 niet in staat alle schulden op korte termijn te voldoen. Werkwijze In totaal worden 80.000 aandelen geëmitteerd (zie vraag a). De aandelen worden boven pari geplaatst (emissiekoers > nominale waarde). De agioreserve zal dus toenemen. EindantwoordGeplaatst aandelenkapitaal: + 10.000 (80.000 aandelen x €125)Reserves: + 1.200 (80.000 aandelen x (€140-€125)Liquide middelen: + 11.200 (80.000 aandelen x €140) Bovenstaande getallen zijn in duizendtallen. Eindantwoord Het gehele bedrag van de emissie vermeerdert het eigen vermogen. EV/VV = (50.000 + 34.500 + 11.200) / (55.000 + 28.500) = 1,15Deze uitkomst is voldoende. Er is meer eigen vermogen dan vreemd vermogen. Eindantwoord CR = $\frac{vlottende \ activa \ + liquide \ middelen}{vreemd \ vermogen \ kort}$Door de emissie zullen de liquide middelen toenemen. De vlottende activa verandert niet. De teller zal dus stijgen. De emissie heeft geen invloed op het kort vreemd vermogen. De noemer zal dus gelijk blijven. Wanneer de teller stijgt en de noemer niet verandert, zal de current ratio toenemen. De liquiditeit zal dus verbeteren door de aandelenemissie. Werkwijze Gebruik bij deze vraag de volgende berekening:Beginsaldo VA + investeringen – afschrijvingen = eindsaldo VAVA = vaste activaVul in wat je weet en bereken de missende variabele. EindantwoordBeginsaldo VA = €113.000.000 (zie balans).Afschrijvingen = 5% van €113.000.000 = €5.650.000.Eindsaldo VA = €120.000.000 (gegeven). Beginsaldo VA + investeringen – afschrijvingen = eindsaldo VA€113.000.000 + investeringen – €5.560.000 = €120.000.000Investeringen = €12.560.000Dus de aanschafwaarde van de machine die op 30 december 2024 werd gekocht bedroeg €12.560.000. EindantwoordDeze aandelen kwamen onder de balanspost ‘effecten’ te staan. Effecten zijn aandelen van andere bedrijven die worden aangekocht met de doelstelling deze op korte termijn weer te verhandelen.Wanneer de aandelen worden aangekocht met als doelstelling zeggenschap en een duurzame relatie, vallen ze onder de balanspost ‘deelnemingen’. Dat is hier niet het geval. EindantwoordPunt 3: Doordat de opdracht is verleend is er een verplichting aangegaan. De bouw begint echter pas in 2019. Daarom is deze geplande bouw niet terug te vinden in de balans van 2018. Punt 7:Zolang er geen uitspraak van de rechter is, is er nog geen zekerheid dat de schadevergoeding daadwerkelijk betaald moet worden. Op dit moment is er dus nog geen directe verplichting. Je zou kunnen zeggen dat er een voorziening aangemaakt zou kunnen worden, wanneer het vrijwel zeker is dat er een schadevergoeding betaald moet gaan worden, maar het precieze bedrag afhangt van de uitspraak van de rechter. Echter uit de balans blijkt dat er geen bedrag is bijgeboekt bij de balanspost voorzieningen. WerkwijzeDoordat de balansposten niet allemaal in het midden van het jaar zijn gewijzigd, zul je het gemiddeld eigen vermogen (GEV) en het gemiddeld vreemd vermogen (GVV) afzonderlijk van elkaar moeten berekenen om tot het gemiddeld totaal vermogen (GTV) te komen. Lees de overige informatie 2018 goed door om te ontdekken op welk moment de balansposten zijn veranderd. Je zult van elke balanspost afzonderlijk het gemiddelde moeten berekenen om tot het GEV en het GVV te komen. Dit is niet heel moeilijk, maar het wordt hierdoor wel een zeer uitgebreide berekening. Gebruik de informatie uit de winst-en-verliesrekening 2018 om de EBIT te berekenen. Eindantwoord Gemiddeld eigen vermogen (GEV):Geplaats aandelenkapitaal is niet veranderd, dus kunnen we gewoon €45.000 nemen. Reserves zijn afgenomen op 1 maart 2018 (zie punt 5). De balanspost is dus 2 maanden lang €2.813.399 geweest en 10 maanden €2.717.150.Gemiddelde = (€2.813.399 x 2/12) + (€2.717.150 x 10/12)= €2.733.191,50Let op dat je van de winst altijd de helft moet nemen!Let ook op dat het een negatieve winst (verlies) betreft.½ van - €33.685 = - €16.842,50GEV = €45.000 + €2.733.191,50 - €16.842,50 = €2.761.349Gemiddeld vreemd vermogen (GVV):Voorzieningen:De onttrekking uit de voorziening vond plaats aan het einde van het jaar op 31 december 2018 (punt 6). De balanspost is dus het gehele jaar €48.000 geweest. Dit bedrag nemen we dat ook gewoon over als gemiddelde. Langlopende schulden:Deze zijn afgelost op 1 juli, oftewel de helft van het jaar (punt 4). We nemen hier dus simpelweg het rekenkundig gemiddelde.Gemiddelde = (432.000 + 290.000) / 2 = €361.000Kortlopende schulden:De kortlopende schulden zijn gelijkmatig over het jaar afgenomen (zie voetnoot 2 onder balans). Ook hier kunnen we dus simpelweg het rekenkundig gemiddelde nemen.Gemiddelde = (3.307.026 + 3.163.279) / 2 = €3.235.153 (afgerond op hele euro)GVV = €48.000 + €361.000 + €3.235.153 = €3.644.153Gemiddeld totaal vermogen (GTV):€2.761.349 + €3.644.153 = €6.405.522EBIT = winst voor belasting en interestkostenWinst voor belasting = - €33.685 (zie resultatenrekening)Hier zijn de interestkosten vanaf, dus die moeten we corrigeren:- €33.685 + €11.844 = - €21.841 $\frac{EBIT}{Gemiddeld \ totaal \ vermogen}$ x 100% = $\frac{- 21.841}{6.405.522 }$ x 100% = -0,34%Eindantwoord De hoge investeringen zullen leiden tot (relatief) hoge afschrijvingskosten in de toekomst. Dit drukt de EBIT maar niet de EBITDA. Met de EBITDA kunnen de operationele prestaties objectiever gemeten worden Eindantwoord Beursgenoteerde bedrijven zijn in de regel grote bedrijven met een grote maatschappelijke impact. Om de belangen van de vele externe stakeholders te dienen, worden beursgenoteerde bedrijven verplicht om jaarlijks verantwoording af te leggen aan alle stakeholders. Eindantwoord De intrinsieke waarde is gelijk aan de waarde van het eigen vermogen. Deze bedraagt €2.241.000.000 of 2.241 miljoen (zie creditzijde balans). WerkwijzeDe beurswaarde = aantal geplaatste aandelen x beurskoers per aandeel.Aantal geplaatste aandelen = $\frac{ geplaatst \ aandelenkapitaal}{nominale \ waarde \ per \ aandeel}$.Zoek de benodigde informatie in de financiële overzichten.Eindantwoord Aantal geplaatste aandelen = €180.000.000 / €0,48 = 375.000.000 aandelenBeurskoers per 31 december 2010 = €21.50Beurswaarde SAVO = €8.062.500.0002EindantwoordBij de overname van een beursgenoteerd bedrijf zal de overnamepartij minimaal 50% van de geplaatste aandelen moeten aanschaffen. Hiervoor zal de overnamepartij altijd meer dan de huidige beurskoers moeten bieden. Beleggers gaan dan aandelen van SAVO kopen op de effectenbeurs om deze op korte termijn met winst te kunnen doorverkopen aan de overnamepartij. Door de stijgende vraag naar SAVO aandelen zal de beurskoers van deze aandelen stijgen en daarmee dus ook de totale beurswaarde van het bedrijf. (Dit is een belangrijke reden dat geplande overnames zo lang mogelijk stil worden gehouden, want het overnemende bedrijf weet dat hoe meer beleggers weten van de geplande overname, des te duurder de aandelen uiteindelijk zullen worden.) EindantwoordGoodwill = verschil tussen overnamebedragen en intrinsieke waarde (eigen vermogen) Overnamebedrag = 80% van 375.000.000 aandelen x €25 = €7.500.000.000 = €7,5 miljard Intrinsieke waarde = €2.241.000.000 (zie vraag b).Goodwill = €7.500.000.000 - €2.241.000.000 = €5.259.000.000WerkwijzeVolg het gegeven schema.Bedragen zijn in miljoenen.Zoek de benodigde informatie in de financiële overzichten.Totale dividend = aantal geplaatste aandelen x dividend per aandeelEindantwoordWinst voor belasting 468 (zie balans en w&v-rekening)Vennootschapsbelasting 117 (25% van 468)Winst na belasting 351Dividend 255 (375.000.000 x €0.68)Reservering 96EindantwoordGegeven is dat de vooruitzichten voor 2010 slecht zijn. SAVO zal de winstuitkering beperken om genoeg liquide middelen aan te houden om aan de betalingsverplichtingen op korte termijn te kunnen blijven voldoen. Daarnaast willen de aandeelhouders een dreigend faillissement voorkomen. Anders zal overnamepartij zich terugtrekken en simpelweg het faillissement afwachten, waarna een en ander heel goedkoop overgenomen zou kunnen worden. WerkwijzeDe rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) heeft betrekking op het rendement voor de eigen vermogensverstrekkers. Oftewel, hoeveel % rendement levert elke ingelegde euro op? Rentabiliteit eigen vermogen = $\frac{ nettowinst \ na \ belasting}{gemiddeld \ eigen \ vermogen}$ x 100%Let op dat bij het berekenen van het gemiddeld eigen vermogen (GEV) altijd wordt gerekend met de helft van de winst voor belasting. EindantwoordNetto winst na belasting = €351 miljoen (zie f) Gemiddeld eigen vermogen = (180 + 1583 + ½ van 468) = €1.997 miljoenREV = 351 / 1.997 x 100% = 17,58%Werkwijze De interestkosten vreemd vermogen (IVV) hebben betrekking op het rendement voor de vreemd vermogensverstrekkers. Oftewel, hoeveel % rendement levert elke geleende euro op?Interestkosten vreemd vermogen =$\frac{ interestkosten}{gemiddeld \ vreemd \ vermogen}$x 100% De interestkosten kun je vinden op de winst-en-verliesrekening. Let op dat alle gegevens op de balans als gemiddelden mogen worden beschouwd om het gemiddeld vreemd vermogen (GVV) te berekenen. Eindantwoord Interestkosten = €184.000.000 (zie resultatenrekening) Gemiddeld vreemd vermogen = 2.877 + 2.777 = €5.654.000.000 IVV = (184 / 5.654) x 100% = 3,25% Werkwijze De rentabiliteit totaal vermogen zegt iets over de totale winstgevendheid van het bedrijf. Oftewel, hoeveel % rendement levert elke geïnvesteerde euro op?Rentabiliteit totaal vermogen = $\frac{ nettowinst \ voor \ belasting + interestkosten}{gemiddeld \ totaal \ vermogen}$ x 100%Let op dat ook bij het gemiddeld totaal vermogen altijd wordt gerekend met de helft van de winst voor belasting!Eindantwoord De winst voor belasting en de interestkosten hebben we eerder in deze opgave al gebruikt.Het gemiddeld totaal vermogen (GTV) kun je op twee manieren berekenen:GTV = GEV + GVVTotaal vermogen minus de helft van de winst. Deze tweede manier is mogelijk doordat alle gegevens op de balans als gemiddelden mogen worden beschouwd. RTV = $\frac{ 468.000.000 + 184.000.000}{7.895.000.000 - 0,5 \times 468.000.000}$= 8,51%Werkwijze Let op dat bij het dividendpercentage het dividend altijd wordt uitgedrukt in een percentage van de nominale waarde van de aandelen. Je kunt dit per aandeel berekenen óf in totaal berekenen. Dividendpercentage = $\frac{ dividend \ per \ aandeel}{nominale \ waarde \ van \ een \ aandeel }$ x 100%Dividendpercentage = $\frac{ Totale \ dividend}{Geplaatst \ aandelenkapitaal \ (GAK)}$ x 100%EindantwoordDividendpercentage = €0,68 / €0,48 x 100% = 141,67%Dividendpercentage = 255.000.000 / 180.000.000 = 141,67% Werkwijze Bij het dividendrendement wordt het dividend uitgedrukt in een percentage van de aankoopkoers óf de koers begin periode. In deze opgave wordt aangegeven dat voor de tweede optie wordt gekozen. Gebruik de financiële gegevens om de informatie te vinden die je nodig hebt. Eindantwoord De slotkoers per 31 december 2009 vormt de koers begin 2010. €0,68 / €13,76 x 100% = 4,94% EindantwoordDebt ratio = (2.877 + 2.777) / 7.895 x 100% = 71,61%Dit betekent dat er meer vreemd vermogen dan eigen vermogen is. De solvabiliteit is zwak. Werkwijze Gebruik de formule van de RTV: $\frac{ nettowinst \ voor \ belasting + interestkosten}{gemiddeld \ totaal \ vermogen}$ x 100%De winst is terug te vinden op de balans.De interestkosten staan vermeld onder de balans.Het gemiddeld totaal vermogen (GTV) moet berekend worden. Let op dat hier niet het rekenkundig gemiddelde van de balanstotalen kan worden genomen. Dit komt doordat er op 1 april is afgelost op de onderhandse lening.GTV = GEV + GVVBereken GEV en GVV afzonderlijk en tel deze bij elkaar op om het GTV te krijgen. Bepaal per balanspost het gemiddelde. Met uitzondering van de onderhandse lening kan telkens het rekenkundig gemiddelde worden genomen van de balansposten. Vergeet niet dat van de winst altijd de helft moet worden genomen bij het berekenen van het GEV!In principe is dit ook het rekenkundig gemiddelde. Want aan het begin van het jaar is de winst uiteraard 0. EindantwoordGEV = 1.500 + 550 + (1/2 van 400) = 2.250Er is op 1 april afgelost op de onderhandse lening. De schuld is dus 3 maanden lang 800 geweest en 9 maanden lang 700. GVV = (3/12 x 800 + 9/12 x 700) + 600 + 125 = 1.450GTV = 2.250 + 1.450 = 3.700RTV = $\frac{400.000 + 29.000}{3.700.000}$ x 100% = 11,59%Eindantwoord De hefboomfactor (VV/EV) geeft de verhouding tussen het vreemd vermogen en het eigen vermogen weer. Hoe hoger de hefboomfactor, des te hoger is het hefboomeffect. Echter, als de verhouding tussen het vreemd vermogen en het eigen vermogen te scheef wordt, zal dit leiden tot een verhoogd risico voor vreemd vermogensvertrekkers. De solvabiliteit wordt slechter.Dit hogere risico zal ertoe leiden dat vreemd vermogensverstrekkers een hogere rente gaan eisen. De IVV zal hierdoor stijgen. Eindantwoord De IVV heeft betrekking op het gemiddelde rentepercentage van het volledige vreemd vermogen. Naast de onderhandse lening, die een rentepercentage van 4% heeft, heeft Schaeffer ook nog ander vreemd vermogen. Op dit ander vreemd vermogen zal het rentepercentage lager liggen dan 4%, waardoor de IVV onder de 4% komt te liggen, namelijk op 2%. Werkwijze Gebruik de hefboomformule: REV voor belasting = $ RTV + (RTV – IVV) \times \frac{ VV}{EV}$Laten we deze ingewikkelde formule even analyseren alvorens we overgaan tot het beantwoorden van deze vraag:De hefboomformule wordt dus gebruikt om de REV vóór belasting te berekenen. Hierdoor kunnen we zien hoeveel van het rendement van de vreemd vermogensverschaffers wordt overgeheveld naar de eigen vermogensverschaffers (zie ook vraag 5). Let op dat normaal de REV na belasting wordt berekend, omdat dit aangeeft hoeveel winst ook daadwerkelijk toekomt aan de eigen vermogensverschaffers. (RTV – IVV) = de interestmarge. Deze geeft aan hoever de IVV in theorie nog mag stijgen voordat het hefboomeffect negatief wordt. Zolang RTV > IVV, dan positief hefboomeffect. Wanneer RTV < IVV, dan negatief hefboomeffect. Bij een negatief hefboomeffect wordt er verlies gemaakt op het vreemd vermogen en zal er (indien mogelijk) afgelost moeten worden door de onderneming. Bij voorkeur aflossen van de meest dure leningen. $\frac{VV}{EV}$ = de hefboomfactor (zie vraag b). Hiervoor gebruiken we het GEV en het GVV$ (RTV – IVV) \times \frac{ VV}{EV}$= het hefboomeffect Nu gaan we de vraag beantwoorden!Eindantwoord$RTV + (RTV – IVV) \times \frac{ VV}{EV}$RTV = 11,59% (zie vraag a)IVV = 2% (gegeven in opgave) VV = 1.450 (zie vraag a)EV = 2.250 (zie vraag a)11,59 + (11,59 – 2) x $\frac{ 1.450}{2.250}$= 17,77Dus REV voor belasting = 17,77% Hefboomeffect is positief, want RTV > IVV en/of REV > RTV. EindantwoordHet betreft hier de controleberekening van vraag d), dus het antwoord zal hetzelfde moeten zijn als het antwoord van d). REV v.b. = $\frac{nettowinst \ voor \ belasting}{gemiddeld \ eigen \ vermogen} \times 100\% = 4002.250 \times 100\% $ = 17,778Door de afronding van de RTV op 2 decimalen in de vorige vraag komen we op een minimaal en verwaarloosbaar verschil.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.