Of Course! MAX
- Unit 2 - State of the Art
oefentoetsen & antwoorden
MAX 2020
Klas 5|Havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen:
Woorden
Zinnen
Grammatica:
Auxiliaries
Prepositions
Past Simple
Past Continuous
If and When
Sentences with If
Continuous Forms
Word Order
Linking Words
Vocabulary Extra:
Word Formation
Easily Confused Words
Toets Engels
Of Course! MAX
Online maken
Toets afdrukken
SuffocatingVastInsofarRevenueVersatilityContemporaryOverlyInappropriateCrypticConceitedConstitutionMaggots GildedBitingMeasureButterfliesInciteBraveEffort Live - Life betekent ‘het leven’, terwijl live betekent dat hetgeen waarover gesproken wordt in het echt aanwezig is.Economical – Economical betekent efficient of zuinig, dat je niets verspild. Economic betekent economisch, gerelateerd aan de economie.Dessert - Met dubbel S is het je toetje, met een enkel S is het een woestijn.Loose - Lose betekent verliezen, loose betekent ‘los.’Sensible - Sensible betekent logisch of verstandig. Sensitive betekent gevoelig. Adjective - Noun: approvement, Verb: to approveVerb - Noun: burial, Adjective: buriedVerb - Noun: depth, Adjective: deepenedNoun - Verb: to censor, Adjective: censoredVerb - Noun: closure, Adjective: closed/closingNoun - Verb: to use, Adjective: used/usefulToelichting Bij word formation is het belangrijk om te beseffen dat veel woorden veranderd kunnen worden van een werkwoord (ww) in een zelfstandig naamwoord (zn) of bijvoeglijk naamwoord (bn), en andersom. Ze hebben dan vaak erg vergelijkbare betekenissen. In veel gevallen wordt dit gedaan door een suffix (een achtervoegsel) toe te voegen. Bij zelfstandige naamwoorden is dit vaak -ment of -ion en bij bijvoeglijke naamwoorden -ing of -ive. Let op: Om de precieze combinaties goed te snappen zal je ze moeten leren! All in all - Conclusie inleidenAs soon as - Tijd aanduidenAbove all - Belangrijkheid aangevenAlthough - Contrast aangevenUnless - VoorwaardeIn the same way - overeenkomst Let op: Soms zijn er meerdere opties mogelijk.Am allowed toMight have / could haveDidn’t mindHave to / mustWould likeShould
Toelichting:Bij auxiliaries (hulpwerkwoorden) is het belangrijk om te beseffen dat deze in het Nederlands vaak erg verschillende betekenissen kunnen hebben. Denk bijvoorbeeld aan het woord ‘willen’: Soms betekent dit ‘moeten’ (Ik wil dat je nu je kamer opruimt!)Soms betekent het ‘niet erg vinden’ (Ik wil je best even helpen.)In het Engels betekent dat soms dat je een ander hulpwerkwoord moet gebruiken, terwijl je in het Nederlands twee keer hetzelfde woord zou gebruiken (I want you to clean your room! versus I don’t mind helping you.) Dit is vooral een kwestie van leren. Bekijk daarom heel goed je grammaticaoverzicht (reference book p. 77 - 79) om te leren welke Engelse auxiliaries horen bij welke Nederlandse toepassing. BelowThroughWithOn / AgainstOnAgainstToelichting: Prepositions (voorzetsels) werken in het Engels helaas totaal anders dan in het Nederlands. Er is eigenlijk geen logica in te vinden. Soms zullen Nederlandse en Engelse voorzetsels in bepaalde situaties hetzelfde zijn en andere keren helemaal niet. Je moet deze dus uit je hoofd leren om te weten in welke situatie je welke precies moet gebruiken. Bestudeer goed de grammatica in je handleiding om te weten welke er van je gevraagd wordt en hoe je die moet gebruiken. My dad and I went to see a football match in London last year.Last year had in theorie ook vooraan kunnen staan, maar had dan wel gevolgd moeten worden door een komma!Stephen had seen this musical twice already.My uncle got married in Paris during Covid.Frank and Carl wanted to leave Seattle College last fall.My best friend asked his girlfriend to marry him in July.
Toelichting:De basiswoordvolgorde is in het Engels altijd als volgt: Wie - Doet - Wat - Waar - WanneerIn het Nederlands is de woordvolgorde vrijer dan in het Engels. Zo moet in het Engels de Plaats altijd voor de Tijd. De Tijd mag sowieso alleen maar helemaal vooraan, of helemaal achteraan in de zin.Er zijn enkele kleine uitzonderingen mogelijk op deze basisregels: Check hiervoor je grammaticaboekje! Bought - Past simple, want definitief moment in het verleden (last month).Left, was talking - Het vertrekken (left) onderbreekt het spreken (was talking). Daarom staat to leave in de past simple, en to talk in de past continuous.Was doing, was cleaning - Dit zijn twee activiteiten in het verleden die tegelijk gebeurde, dus beiden moeten in de past continuous.Was calling, found - Het bellen (was calling) werd onderbroken toen je moeder je cijfer ontdekte (found out). Daarom is to call in de past continuous en to find in de past simple.Moved - Definitief moment in het verleden (1999), dus past simple.
Toelichting: Elke werkwoordstijd heeft zijn eigen toepassingen. Voor deze twee zijn dat de volgende:Past Simple: Momenten in het verleden die volledig zijn afgelopenPast Continuous: Meerdere dingen die in het verleden tegelijk gebeurden. Dit kan een actie zijn die een andere actie onderbreekt (de actie die wordt onderbroken schrijf je dan in de past continuous) of twee acties die tegelijk plaatsvonden (die schrijf je dan beiden in de past continuous). Have been working - Present Perfect continuous, signaalwoord ‘since.’Was calling - Past Continuous, activiteit in het verleden die werd onderbroken.Am leaving - Present Continuous, een duidelijke afspraak in de nabije toekomst.Had been driving - Past Perfect Continuous, een activiteit in het verleden voor een andere activiteit.Has been telling - Present Perfect Continuous, signaalwoord ‘for’Had been cleaning - Past Perfect Continuous, een activiteit in het verleden voor een andere activiteit.
Toelichting:De meeste werkwoordstijden kunnen naast in een ‘normale vorm’ ook in een ‘continuous’ vorm gebruikt worden. Dit wordt meestal gedaan als je focust op lengte, dus het beschreven werkwoord wordt lang ondernomen.Elke continuous vorm kan in principe op dezelfde manier en in dezelfde context gebruikt worden als de ‘normale’ vorm van die tijd.Voor specifieke toepassingen per werkwoordstijd: Check je grammaticaboek! WhenBoth can be usedIfIfWhen
Toelichting:In sommige situaties maakt het niet uit of je if of when gebruikt. Dit zijn vooral situaties die algemeen van aard zijn of op iedereen kunnen slaan. Als dit niet de situatie is, dan gebruik je ‘if’ als je niet zeker bent van dingen en ‘when’ waarin het hoogstwaarschijnlijk of zeker gaat gebeuren.Je combineert het in elk geval met een future tense in de hoofdzin. Decides, will winWould have got, had startedWould be, stayedRemained, would playWould have fired, had discovered
Toelichting:Een if-zin bevat meestal een voorwaarde, mogelijkheid of waarschijnlijkheid. Afhankelijk van de werkwoordstijd die erbij hoort kan je afleiden welke betekenis er bij je zin hoort.If + present simple + will/shall = het is mogelijk dat. - If I win the game, I will get an awesome prize.If + past simple + would/could/should/might = het is niet waarschijnlijk dat - If I won this game, I would go completely crazy.If + past perfect + would/should/could/might have = het is onmogelijk dat (achteraf praten) - If I had won the game, I would have been over the moon.Let op, het ‘if-gedeelte’ kan vooraan of achteraan staan. - I will get an awesome prize if I win the game. → Zoals je ziet, is de komma nu verdwenen. Die mag er ook niet meer staan! Let op: Veel van deze antwoorden zijn voorbeelden, er kunnen dus meerdere antwoorden goed zijn!Thank you forYou’re welcome. / My pleasure. / Don’t mention it.I beg your pardon? / Sorry I don’t follow you.Mind you / I’d like to remark thatI agree (with you)In my opinion / To me / I think
Toelichting:Bedenk bij expressions altijd goed dat er voor elke vraag meerdere antwoorden mogelijk zijn, maar dat er vooral door de context van de opdrachten bepaalde mogelijkheden die het boek geeft ook niet altijd kunnen. Controleer bij het leren goed wat de verschillen zijn tussen de opties die het boek geeft.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.