Nieuw Nederlands 6e ed/FLEX - Hoofdstuk 3.3 - Schrijven - Betoog oefentoetsen & antwoorden

Een betoog is een tekst waarmee je als schrijver de lezers wilt overtuigen van jouw standpunt. Een betoog bevat: het standpunt (de mening) van de schrijver over een bepaalde kwestie; feitelijke en/of waarderende argumenten voor dat standpunt; feiten en/of voorbeelden die de waarderende argumenten ondersteunen; eventueel tegenargumenten en de weerlegging daarvan.De 6 punten waarop je moet letten bij het schrijven van een betoog: Feitelijke argumenten moeten waar zijn.Waarderende argumenten moeten waar zijn: ze moeten door iedereen gedeeld worden (Kinderen horen geen alcohol te drinken), of ze moeten ondersteund worden met feiten, cijfers of voorbeelden.De argumenten moeten relevant zijn; drogredenen bijvoorbeeld zijn niet relevant.De argumenten moeten consistent zijn: ze mogen elkaar niet tegenspreken.De argumenten moeten met elkaar het standpunt voldoende ondersteunen.Eventuele tegenargumenten moeten gevolgd worden door een afdoende weerlegging.De argumentatiestructuur en de voor- en nadelenstructuur. Je hebt nu een bouwplan gemaakt. Dit is lastig zelf na te kijken. Vraag daarom aan je docent om het bouwplan na te kijken. Er is wel een aantal punten waar je eerst zelf naar moet kijken:Een bouwplan wordt altijd in schematische vorm genoteerd. Dit schema bevat in steekwoorden alle informatie die in je beschouwing komt te staan. Let er dus goed op dat er enkel steekwoorden in je bouwplan staan. Heb je boven het schema het onderwerp van het artikel, het tekstdoel, de hoofdgedachte, het publiek en de tekststructuur genoteerd? Dit zijn onderdelen waar je over na moet denken voordat je begint met schrijven. Heb je vervolgens in steekwoorden genoteerd welke deelonderwerpen je in het middenstuk gaat behandelen?Heb je de signaalwoorden, functiewoorden en structurerende zinnen (in steekwoorden) opgenomen in je bouwplan? Deze woorden en zinnen zorgen voor veel duidelijkheid in een tekst, maar worden snel vergeten tijdens het schrijven. Als je het bouwplan goed uitwerkt, hoef je tijdens het schrijven van je artikel enkel na te denken over de zinsbouw en spelling. De inhoud staat namelijk al vast.Tip: Vraag aan je docent of het bouwplan meegenomen wordt in de beoordeling. Vraag in dat geval ook naar de eisen van het bouwplan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: hoe lang mag het bouwplan zijn (denk hierbij ook aan lettertype en -grootte) en mogen citaten opgenomen worden in het bouwplan?  Je hebt nu een betoog gemaakt. We werken hieronder schematisch uit hoe je een goed betoog moet opbouwen. Controleer of jouw betoog dezelfde opbouw heeft. Motiverende titelInformerende ondertitelwitregel Naam van de schrijverwitregelwitregelInleiding: aandacht trekken, bijvoorbeeld door middel van een anekdote over een situatie waarin je een goede docent of juist een verschrikkelijke docent beschrijft. Inleiding: onderwerp introduceren door je standpunt te presenteren. Dit kun je doen door je standpunt als een vraag te formuleren, waar je in het slot antwoord op zal geven.  witregelwitregelTussenkopjeMiddenstuk: geef in de eerste alinea van het middenstuk een argument voor jouw stelling. Start of eindig de alinea met de kernzin (= het argument). De andere zinnen in de alinea zijn uitwerking/voorbeelden/uitleg bij deze kernzin. witregelTussenkopjeMiddenstuk: geef in deze alinea je tweede argument voor jouw stelling. Probeer af te wisselen met je kernzinnen. Begon je de eerste alinea met de kernzin, probeer deze alinea dan af te sluiten met een kernzin. witregelTussenkopjeMiddenstuk: geef in deze alinea een derde argument voor als je een publiek hebt met een standpunt van twijfel. Geef een argument tegen jouw standpunt met weerlegging bij een publiek met een tegenovergesteld standpunt. witregelwitregelTussenkopjeSlot: start het slot met het herhalen van je stelling (hoofdgedachte) en/of geef antwoord op de vraag uit de inleiding. Let op, gebruik hiervoor andere woorden/zinsconstructie dan je hebt gedaan in de inleiding. Sluit af met de uitsmijter!Het is lastig om je betoog zelf na te kijken. We raden je daarom aan om aan je docent te vragen om het betoog na te kijken. Onder het schema vind je nog een checklist met de belangrijkste punten waar docenten op letten bij het nakijken van een betoog. Loop deze alvast zelf langs voordat je je betoog inlevert!Checklist betoogInleidingDe inleiding bestaat uit twee alinea’s. Controleer of jouw inleiding uit de volgende onderdelen bestaat. Een aantrekkelijke eerste zin. Een inleiding wordt namelijk aantrekkelijk door een sterke eerste zin. Mogelijke manieren zijn:een intrigerende vraag ‘schokkende’ of opvallende cijferseen paradox (een schijnbare tegenstelling)een prikkelend citaateen suggestieve of raadselachtige opsommingIn de eerste alinea wordt de aandacht van het publiek getrokken door een van de volgende punten: een verwijzing naar een actuele gebeurteniseen korte beschrijving van de voorgeschiedenis het geven van een aantrekkelijk voorbeeld, mogelijk in de vorm van een anekdoteeen beschrijving van het belang voor het publiekIn het tweede deel van de inleiding introduceer je het onderwerp door een van de volgende punten: het stellen van een of meer vragenhet formuleren van een standpunthet schetsen van een probleem Heb je de hoofdgedachte opgenomen in de inleiding? Vaak is de laatste zin van de inleiding de hoofdgedachte. Let op: bij een betoog is de hoofdgedachte vaak de stelling van het artikel. Heb je signaalwoorden gebruikt om eventuele verbanden aan te geven? Is er een duidelijke verbindingszin tussen de twee alinea’s en/of naar de eerste alinea van het middenstuk? MiddenstukBehandelt iedere alinea 1 deelonderwerp?Zijn de deelonderwerpen goed gekozen? Zijn de deelonderwerpen te herkennen aan structurerende zinnen, signaalwoorden of tussenkopjes? Staat er in iedere alinea een kernzin op de voorkeursplaats en zijn de andere zinnen toelichting/voorbeelden bij deze kernzin? Is de structuur van de gehele tekst duidelijk door structurerende zinnen?Staan er verbindingszinnen tussen de alinea’s?Worden de verbanden duidelijk aangegeven door signaalwoorden? SlotStart je slot met een concluderend of samenvattend signaalwoord, zodat de lezer herkent dat hij bij het einde van de tekst is aangekomen?Heb je de hoofdgedachte opgenomen in het slot? Heb je in het slot het standpunt (vaak de hoofdgedachte) genoteerd in iets andere woorden dan in de inleiding? Is je tekst een afgerond geheel? Je kunt bijvoorbeeld terugkomen op een onderdeel uit de inleiding, om zo de cirkel rond te maken. Als je in de inleiding een vraag hebt gesteld, wordt deze dan beantwoord in het slot? Eindigt je de tekst met een uitsmijter: een laatste, krachtige zin die ervoor zorgt dat de tekst duidelijk afgerond is en er tevens voor zorgt dat de tekst blijft hangen bij de lezer?BetoogStaat de stelling van jouw betoog duidelijk in de inleiding en in het slot (in andere woorden) vermeld? Worden er voldoende argumenten voor het standpunt gegeven? Worden deze argumenten ondersteund door feiten en cijfers?Worden er voorbeelden gegeven bij deze argumenten? Zijn de argumenten aanvaardbaar? Zijn de argumenten relevant? Spreken de argumenten elkaar niet tegen, zijn ze onderling consistent? Zijn de argumenten samen toereikend voor het standpunt? Worden er geen drogredenen gebruikt? Als het publiek een tegenovergesteld standpunt heeft, worden er dan tegenargumenten genoemd? Worden de tegenargumenten afdoende weerlegd? Heb je voor een passende tekststructuur gekozen (bij een betoog is dit argumentatiestructuur of voor- en nadelenstructuur)? Is deze argumentatiestructuur duidelijk terug te zien in de tekst? Is het doel bereikt na het lezen van dit betoog: is de lezer overtuigd van jouw standpunt? GeheelHeeft de tekst een aantrekkelijke motiverende titel en eventueel een informerende ondertitel?Sluiten de titels van de tussenkopjes aan bij de alinea’s?Heb je aandacht besteed aan de lay-out? Denk hierbij aan witregels op de juiste plekken, inspringen (tab) bij een nieuwe alinea, doorlopende tekst binnen een alinea (dus niet iedere zin op een nieuwe regel), enkele aanhalingstekens en de andere eisen die genoemd zijn in de opdracht.Kijk nog eens kritisch naar de inhoud: is alles duidelijk? Zijn de alinea’s een logische eenheid rondom een kernzin? Zijn de deelonderwerpen herkenbaar? Is de structuur duidelijk door signaalwoorden en structurerende zinnen? Moet er nog iets overbodigs weg uit de tekst? Is nog ergens extra toelichting nodig?Kijk nog eens kritisch naar het taalgebruik: zijn de woorden goed gekozen en de zinnen correct geformuleerd? Kunnen sommige zinnen misschien nog aantrekkelijker gemaakt worden?Kijk nog eens kritisch naar de spelling: zijn de woorden en de werkwoordsvormen correct gespeld? Zijn de hoofdletters en de leestekens juist geplaatst? Kijk ook naar de lay-out.