Nieuw Nederlands 7e ed/FLEX
- Cursus 1 - Meer dan lezen
oefentoetsen & antwoorden
7e editie
Klas 2|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: stof uit leerjaar 1, signaalwoorden, tekstverbanden, feit, mening, argument, hoofd- en bijzaken, stappenplan lezen.
Toets Nederlands
Nieuw Nederlands 7e ed/FLEX
Online maken
Toets afdrukken
Chronologisch tekstverbandConcluderend tekstverbandOpsommend tekstverbandSamenvattend tekstverbandTegenstellend tekstverbandToelichtend tekstverbandvervolgenslaterinmiddelsdusdat houdt inbovendienvervolgensverderkortomsamengevathoewelmaartochbijvoorbeeldzoalsdenk aan
Toelichting: Een chronologisch tekstverband geeft een bepaalde tijdsvolgorde/tijdlijn aan. Je vertelt een verhaal en de signaalwoorden geven aan wat er is gebeurd. In plaats van dat je vroeger vertelde en toen… en toen… en toen… kun je nu ook andere woorden gebruiken. Vervolgens, later en inmiddels geven een bepaalde tijd aan en horen daarom bij dit tekstverband.Een concluderend tekstverband geeft een conclusie aan, een bevinding/einduitkomst. Deze vind je vaak in het slot en is te herkennen aan de woorden dus of dat houdt in. Een opsommend tekstverband geeft een opsomming weer, een soort lijst van allerlei zaken. Iemand kan bijvoorbeeld verschillende argumenten noemen om een bepaald boek te gaan lezen: Ten eerste is het spannend. Daarnaast is het hoofdpersonage slim en grappig. Ook is de schrijfstijl fijn. Ten slotte bevat het boek een goed einde. Door de onderstreepte signaalwoorden weet je nu dat het een opsomming (van argumenten) is.Let op: vervolgens kan zowel bij een chronologisch als bij een opsommend tekstverband. Afhankelijk van de context hoort het bij de één of de ander.Een samenvattend tekstverband geeft een samenvatting aan, een korte herhaling van informatie die eerder genoemd is in de tekst. Bijvoorbeeld een samenvatting van oplossingen, argumenten of nadelen. Het verschil met een conclusie is dat het vaak iets besluit, een samenvatting is een herhaling van het voorgaande. Je moet dus ook de inhoud van de tekst begrijpen om het juiste tekstverband erin te herkennen. Bij een tegenstellend tekstverband worden verschillende zaken genoemd die het tegenovergestelde betekenen van elkaar. De zon scheen fel, maar er was een koude wind. In het begin lijkt het alsof het lekker warm weer is, maar door de koude wind is het eigenlijk best fris. Er is hier sprake van een tegenstelling, te herkennen aan het signaalwoord maar.Een toelichtend tekstverband heeft als doel dat er extra informatie wordt gegeven om bepaalde zaken te verduidelijken. Vaak wordt dat gedaan door middel van voorbeelden: Ik ga vandaag bij verschillende boekhandels langs, zoals Bruna, Plukker en Stumpel. In dit voorbeeld zijn Bruna, Plukker en Stumpel voorbeelden van de boekhandels die diegene gaat bezoeken, zoals is het signaalwoord. Hoewel = toegevend verband. Er wordt eerst iets toegegeven en vervolgens wordt de andere kant ervan weergegeven.Hoewel het regende, ging ik toch naar voetbaltraining. Je zou verwachten dat je misschien vanwege de regen niet gaat voetballen, maar je gaat toch. Je geeft dus eerst iets toe: het regent. Vervolgens geef je andere kant weer: je gaat toch. Opdat = doel-middelverband. Er is een doel en er wordt beschreven hoe dat doel behaald wordt, aldus het middel.Ik studeerde flink (middel), opdat ik mijn examen met succes kon halen (doel). Mits = voorwaardelijk tekstverband. Er moet eerst iets gebeuren (voorwaarden) en dan pas kan er iets anders gebeuren.Je mag deelnemen aan de wedstrijd, mits je je op tijd inschrijft (voorwaarde). Want = redengevend tekstverband. Je geeft een reden/argument/uitleg waarom je iets doet.Ik nam een paraplu mee, want het begon te regenen (uitleg waarom je een paraplu meeneemt).
Leertip: Signaalwoorden herkennen in een tekst is een kwestie van stampen, maar regelmatig kun je het ook uit de inhoud van de tekst halen. Daarnaast zul je merken dat sommige signaalwoorden bij meerdere tekstverbanden horen, zoals dus (concluderend en redengevend) of als (toelichtend en vergelijkend). In zo’n geval biedt de context van de tekst (de inhoud) hulp: afhankelijk van de inhoud kies je het juiste tekstverband. Omcirkel tijdens het lezen (tijdens het oefenen en tijdens de toets) daarom alle signaalwoorden die je herkent. Je ontdekt zo beter de tekststructuur, je ziet sneller de verbanden en je begrijpt zo beter de tekst! Een feit is iets dat controleerbaar is en waar geen discussie over kan staan. Een mening is iets wat iemand vindt en waarmee je het wel of niet mee eens kan zijn. Boy 7 is geschreven door Mirjam Mous. (feit)Boy 7 is echt een heel leuk boek. (mening)Een standpunt. Je kunt dit onthouden door het woorddeel -punt. Als iemand een punt maakt, geeft iemand zijn of haar mening.Een mening onderbouw je met argumenten, redenen/uitleg waarom je iets doet.- Een mening kun je herkennen aan de signaalwoorden ik vind, volgens mij, lijkt mij, mijn inziens, daarom, er moet/er zou iets moeten/we moeten. - Een argument kun je herkennen aan de signaalwoorden bij het redengevend tekstverband zoals want, omdat, immers, namelijk. Beschrijf vijf van de zeven zaken die je kunt doen:Bekijk of je verwachtingen over de tekst (onderwerp, welke alinea’s bij elkaar horen) kloppen;Achterhaal de betekenis van woorden die je niet kent door middel van een woordenboek of woordraadstrategieën;Markeer/onderstreep kernzinnen;Markeer/omcirkel signaalwoorden, zowel die verbanden tussen alinea’s aangeven als verbanden tussen zinnen;Noteer deelonderwerpen in de kantlijn zodat je weet welke alinea’s over hetzelfde deelonderwerp gaan. Op deze manier krijg je inzicht in het middenstuk en weet je voor bepaalde vragen waar je het antwoord kunt vinden;Markeer/onderstreep de hoofdgedachte of noteer deze in eigen woorden.Noteer het belangrijkste tekstdoel. Niet waar. Het is juist andersom: hoofdzaken zijn het belangrijkste deel van een tekst. Dit kun je onthouden doordat er het woorddeel hoofd in zit. Bijzaken zijn minder belangrijke onderdelen zoals voorbeelden, een anekdote of een vergelijking. Dit zijn zaken die ‘erbij’ horen, maar niet het belangrijkste zijn.Niet waar. Je vindt ze in de inleiding en het slot, maar ook in het middenstuk: kernzinnen in de alinea’s (eerste, tweede of laatste zin van een alinea). De stelling is dus onvolledig en daarom niet waar.Niet waar. Een leesbare samenvatting heeft ten eerste een schrijver nodig: iemand die de zinnen met samenhang opschrijft door bijvoorbeeld signaalwoorden toe te voegen. Daarnaast staan niet alle hoofdzaken in de tekst, soms moet je het ook uit een deel opmaken zoals de inleiding, een alinea zonder kernzin en het slot. Natuurlijk verwerk je er ook kernzinnen in, maar als je dat alleen maar doet, dan mis je belangrijke informatie. Daarom is deze stelling niet waar. Feit. De auteur doet een neutrale uitspraak, heeft geen mening en deze uitspraak kun je controleren. Feit. De auteur gebruikt wel een subjectief woord ‘extreme’, maar in dit geval niet om een mening aan te duiden. Hier wordt het gebruikt om de weersomstandigheden te beschrijven. Deze uitspraak kun je controleren.Mening. Dit kun je herkennen door het woord "moeten", er moet iets gebeuren. Dit is vaak een mening, iets wat iemand vindt dat moet gebeuren. Het argument wordt eerst gegeven en dit kun je altijd controleren met de want-dus-truc: We moeten dringend actie ondernemen (want) klimaatverandering heeft een zorgwekkende impact op extreme weersomstandigheden (argument). Na het signaalwoord want komt altijd het argument. Je kunt het ook omdraaien: Klimaatverandering heeft een zorgwekkende impact op extreme weersomstandigheden (dus) moeten we dringend actie ondernemen (standpunt). Na het signaalwoord dus komt het standpunt. Het tekstdoel van tekst 1 is overtuigen. De auteur geeft haar mening over het boek en wil je overtuigen het boek te lezen. Het tekstsoort van tekst 1 is een recensie. Een recensie is een tekst waarin een schrijver zijn/haar mening geeft over een film, voorstelling, concert of boek. De tekst is als volgt in te delen:De inleiding bestaat uit alinea 1. De eerste alinea wekt de aandacht van de lezer, geeft een samenvatting van het boek en eindigt met de hoofdgedachte. Het middenstuk bestaat uit alinea 2, 3, 4 en 5. Hierin worden de argumenten besproken bij de hoofdgedachte (de mening).Het slot bestaat uit alinea 6 en kun je herkennen omdat het samenvat wat er eerder is gezegd, de mening nog een keer wordt herhaald en door het signaalwoord dus. Het onderwerp van de tekst is het boek De bronzen stad. Dit kun je op basis van de titel en het plaatje (oriënterend lezen) bepalen. Alleen het antwoord De bronzen stad is niet genoeg, uit het antwoord moet duidelijk worden dat het om het boek gaat.Tip: het onderwerp van een tekst noteer je altijd in één woord of een woordgroep. Een antwoord zoals Het boek De bronzen stad is heel leuk is in dit geval fout, want het is een zin. Je mag wel de vraag in jouw antwoord herhalen, ook al wordt het dan een zin: Het onderwerp van tekst 1 is (herhaling) het boek De bronzen stad (onderwerp). Je weet dat je te maken hebt met een overtuigende tekst en daarin staat als hoofdgedachte altijd een mening/standpunt centraal. Je moet in deze recensie dus ook op zoek naar de mening van de auteur. Het is wat lastiger omdat er niet letterlijk ‘ik vind’ staat, maar je kunt het wel eens of oneens zijn over onderstaande zinnen en daarom is het geen feit, maar een mening:Ik heb van De bronzen stad genoten en licht in deze tekst toe waarom! (alinea 1)Ik heb dus echt gesmuld van dit boek. (alinea 6) Het tegenstellende tekstverband kun je hierin herkennen door het signaalwoord maar. Eerst wordt er wat negatief over het boek geschreven; de auteur had moeite om het te begrijpen in het begin, maar later wordt de auteur enthousiast omdat ze het meer begreep. In alinea 3 is er sprake van een opsommend tekstverband. De auteur beargumenteert waarom ze het boek niet weg kon leggen. De volgende signaalwoorden geven deze opsomming aan: allereerst, daarnaast, verder en en. Door de signaalwoorden zoals en als kun je hier een toelichtend verband herkennen. De citaten uit het boek gebruikt de auteur om toe te lichten hoe de lezer nieuwsgierig wordt gehouden. Door het signaalwoord omdat kun je hier een redengevend verband herkennen. Er wordt uitgelegd/beargumenteert waarom de auteur het personage mysterieus en interessant vond. Deze uitleg is de reden. Het is wat lastig om alle argumenten eruit te halen, omdat de auteur niet heel duidelijk opsommende signaalwoorden gebruikt én soms meerdere argumenten in één alinea beschrijft. Maar uiteindelijk kon je zes onderdelen vinden:De worldbuilding (de verzonnen wereld waarin het verhaal zich afspeelt, in alinea 1);De schrijfstijl (alinea 2) - verschillende perspectieven, het nieuwsgierig houden van de lezer, verbeeldingskracht en prettige dialogen zijn voorbeelden van de fijne schrijfstijl;De personages (alinea 3);De ruimte (alinea 4);Veel gebeurtenissen/vaart in het boek (alinea 4);Het einde (alinea 4); De kernzin van alinea 3 is: Er zijn dus veel personages, maar de hoofdpersonages zijn wel gewoon goed uitgewerkt. In de rest van de alinea wordt dit uitgelegd. Het slot herken je aan:De samenvatting van de argumenten: De personages, worldbuilding, verhaallijn, spanning, actie, ruimtes en einde zijn goed bedacht waardoor je het boek lastig kunt wegleggen.De conclusie (herhaling van het standpunt) inclusief het signaalwoord dus: Ik heb dus echt gesmuld van dit boek.Een toekomstverwachting: de auteur kijkt uit naar de andere delen.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.