LWEO Verdienen en uitgeven 5e ed
- Hoofdstuk 1 t/m 4 -
oefentoetsen & antwoorden
5e editie
Klas 4-5|Havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: welvaart, BBP, welvaartsmaatsstaf, economische kringloop, arbeidsproductiviteit, begrotingsbeleid, hoogconjunctuur, progressieve belastingen, koopkracht, nationaal spaarsaldo, HDI, inkomensongelijkheid, monetair beleid
Examendomein: A
Toets Economie
LWEO Verdienen en uitgeven 5e ed
Online maken
Toets afdrukken
WerkwijzeOm te weten wat we bedoelen met welvaart moeten we eerst het begrip toelichten zodat we daarna kunnen uitleggen wat we ermee bedoelen.Welvaart is de mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien.Dit kan per persoon verschillen, de ene persoon heeft meer / minder behoeftes dan een ander.Eindantwoord Met welvaart bedoelen we hoe een persoon kan voorzien in de behoefte die die persoon heef. Dus kan hij kopen / leven naar waar hij behoefte aan heeft. WerkwijzeOm een nadeel van het BBP als welvaartmaatsstaf te noemen moeten we eerst uitleggen wat we hiermee bedoelen.Het BBP is de totale productiewaarde in een land. Het staat voor bruto binnenlands product.Als je landen met elkaar vergelijkt kun je dit doen op verschillende dingen. Je noemt het onderdeel waarop je vergelijkt dan een welvaartmaatsstaf. Een onderdeel waarop je baseert dat de ene “beter” is dan de andere.Nu is de vraag waarom het een nadeel is als je landen gaat vergelijken en je kijkt naar de totale waarde van de productie.Eindantwoord Een nadeel van het BBP als welvaartmaatstaf is dat de omvang / bevolking van landen enorm van elkaar verschilt. Als je alleen hier naar kijkt heeft een land als Frankrijk een hoger BBP terwijl dit niet eerlijk is omdat het een groter land is dan Nederland. WerkwijzeOm te weten waarvoor de vergelijking staat kunnen we het best eerst de symbolen even verklarenY staat voor inkomen of productieC is consumptie door gezinnenI is investeringen door bedrijvenO is overheidsuitgaven / overheidsconsumptieM is import vanuit het buitenlandE is export naar het buitenlandAls we alle symbolen weten kunnen we het samenvoegenEindantwoordDe vergelijking Y = C + O + I + E - M staat voor de vergelijking tussen de totale productie en de consumptie. Y (productie) = gelijk aan de consumptie (c) + de investeringen (I) + de overheidsbestedingen (O) de export€ en daar halen we de import vanaf (M) omdat wij die niet hebben hoeven produceren. WerkwijzeOm het verschil uit te leggen kunnen we het beste beide begrippen kort verklaren dan wordt het verschil vanzelf duidelijk.De reële kringloop geeft aan wat er van de ene naar de andere partij in de kringloop gaat. Een pijl van gezinnen naar bedrijven staat dan bijvoorbeeld voor arbeid. De gezinnen leveren arbeid voor de bedrijven. Een andere pijl is bijvoorbeeld die van bedrijven naar de gezinnen. Dit is de consumptie. Als gezinnen producten kopen bij bedrijven gaan de producten van de bedrijven naar de gezinnen.De economische kringloop geeft een tegenovergestelde richting en staat voor de geldstromen. Als dus bijvoorbeeld gezinnen iets kopen bij de bedrijven gaat er een geldstroom van de gezinnen naar de bedrijven. Eindantwoord In de reële kringloop staat wat er van de ene groep naar de andere groep gaat. De economische kringloop geeft de geldwaarde die hiertegenover staat weer. Dus als gezinnen iets kopen bij bedrijven zien we de goederen stroom van bedrijven naar gezinnen en de geldstroom van gezinnen naar bedrijven. WerkwijzeOm te weten hoe kapitaal de arbeidsproductiviteit kan laten stijgen leggen we eerst beide begrippen even uitDe arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid die in een bepaalde periode geproduceerd kan worden door een arbeider.Kapitaal staat voor geld of machines die hier een bijdrage aan zouden kunnen leveren.In dit geval lijkt het meest logisch dat kapitaal bedoeld wordt als machines.Door machines bijvoorbeeld te vernieuwen kunnen arbeiders misschien in dezelfde tijd meer produceren als de nieuwe machines sneller / beter werken. Dan hebben we dus ons antwoord Eindantwoord Als kapitaal ( machines) ervoor zorgen dat in dezelfde tijd meer geproduceerd kan worden door een arbeider dan stijgt de arbeidsproductiviteit. Een machine kan bijvoorbeeld een deel van het (hand)werk overnemen waardoor je meer kan maken in dezelfde tijd. WerkwijzeOm te weten hoe de overheid haar begrotingsbeleid invult in tijden van hoogconjunctuur moeten we eerst weten wat beide begrippen betekenen. hoogconjunctuur wordt gekenmerkt door een situatie van overbesteding, hoge productie, lage werkloosheid en stijgende prijzen / inflatie.De overheid hanteer haar (begrotings)beleid af op de situatie waar een land in zit om het land zo stabiel mogelijk te houden.Als de overheid een situatie van overbesteding tegen wil gaan dan moeten ze zorgen dan dat de bestedingen afnemen.Dit kunnen ze doen door de belastingen te verhogen in de hoop dat mensen minder gaan besteden. Maar de overheid kan ook zelf minder uitgeven om zo de druk op de productie en werkgelegenheid te verlagen wat op den duur leidt tot minder bestedingen Eindantwoord De overheid wil in tijden van hoogconjunctuur de bestedingen verlagen door de belastingen te verhogen of de overheidsuitgaven te verlagen WerkwijzeOm te weten wat waarom progressieve belastingen een automatische stabilisatorende werking hebben op de conjunctuur leggen we eerst beide begrippen uitDe automatische stabilisatoren zijn maatregelen die automatisch in werking gaan in tijden van hoog- of laagconjunctuur.De progressieve belastingen is er een van. In tijden van hoogconjunctuur nemen de inkomens toe en moeten de mensen meer belasting betalen. Het besteedbaar inkomen neemt dus minder hard toe. Dit remt de bestedingen een beetje af. Hierdoor stijgen de bestedingen minder hard dan wanneer dit niet zou zijn en hebben ze dus een dempende werking.Eindantwoord Door de progressieve belastingen nemen de inkomens van mensen die werken minder hard toe waardoor de bestedingen minder hard stijgen dan wanneer dit niet het geval zou zijn. WerkwijzeOm te weten waarom het reële BBP nog steeds geen goede welvaartmaatstaf is kijken we eerst wat we hiermee bedoelen. Daarna kijken we waar ze dan geen rekening mee houden.BBP staat voor het bruto binnenlands product. Dit is gelijk aan het bruto binnenlands inkomen.Als we naar reel kijken dan houden we rekening met prijsstijgingen. Dus het reële BBP geeft een beeld over het inkomen gecorrigeerd met eventuele prijswijzigingen. Je weet dan hoeveel mensen er op vooruit gegaan zijn ten opzichte van het jaar ervoor. Want meer geld betekent niet altijd meer uitgeven want de prijzen kunnen ook stijgen.Waar houden we dan nog geen rekening mee?Eindantwoord Als we kijken naar het reële BBP kijken dan houden we rekening met prijsstijgingen. Maar we houden dan bijvoorbeeld nog geen rekening met de verdeling van de inkomens, de milieuschade die de productie met zich mee brengt, zaken als gezondheid e.d. WerkwijzeOm te weten welke pijl het model realistischer maakt vraagt ons om de pijlen eens kort te bekijken.Dit kun je doen bij verschillende organisaties. Je moet je dan afvragen of er ook een geldstroom mogelijk zou kunnen zijn. EindantwoordDe economische kringloop geeft de geldstromen weer. Er kunnen verschillende geldstromen bij getekend worden. Hier twee voorbeelden:Gezinnen ontvangen nu inkomen van de bedrijven. Maar gezinnen kunnen ook inkomen verdienen als ze bij de overheid werken. Daarbij kunnen gezinnen ook toeslagen / uitkeringen ontvangen van de overheid. Een pijl van de overheid naar gezinnen kan er dus bij.De overheid koopt nu “alleen” maar bij bedrijven. Maar de overheid kan ook uit het buitenland kopen. Er komt dan een pijl van de overheid naar het buitenland WerkwijzeOm te weten hoe de overheid de kwaliteit van de productiefactor arbeid kan verhogen vraagt ons eerst om dit even toe te lichten.De kwaliteit van arbeid is meetbaar door de arbeidsproductiviteit te bekijken.De arbeidsproductiviteit geeft de hoeveelheid aan die een arbeider in een bepaalde periode kan produceren.Hoe zou je als overheid er nu voor kunnen zorgen dat mensen in dezelfde tijd meer kunnen verhogen.Dan moet je denken aan zaken die ervoor zorgen dat mensen slimmer / sneller gaan werken en/of extra hulp gaan bedenken waardoor mensen meer kunnen produceren in dezelfde tijd. Eindantwoord Door bijvoorbeeld scholing te subsidiëren of bedrijven subsidie te verlenen door te innoveren kan het zijn dat een werknemer in dezelfde tijd meer kan produceren.Door scholing leert een werknemer hoe hij het werk op een effectievere manier kan doen bijvoorbeeld.Door machines kan een werknemer een deel van zijn werkzaamheden misschien wel door de machine laten doen waardoor hij meer kan maken in dezelfde tijd. WerkwijzeOm te weten wat het nationaal spaarsaldo is vraagt ons eerst om de formule hiervan te achterhalen.Het nationaal spaarsaldo kun je berekenen door (S-I) + (B-O) = (E- M) uit te rekenenS = het spaarsaldo. Een deel hiervan wordt gebruikt voor de investeringen (I) van de bedrijven. Een deel hiervan wordt gebruikt voor het eventuele tekort van de overheid die je kunt berekenen door de belastingen te verminderen met de overheidsuitgaven (B-O). Deze twee uitkomsten moeten gelijk zijn aan het saldo van het buitenland. Deze ontvangen geld door te exporteren en betalen geld door te importeren (E-M)In dit geval is het een kwestie dus van invullen van de getallen als je de formule weet.Eindantwoord Het nationaal spaarsaldo bereken je door (S-I) + (B-O) = (E-M) te doenS – I = 40 – 20 = +20B – O = 150 – 160 = -10E – M = 330 – 340 = -10Het saldo is dus ( + 20 – 10) = -10 🡪 afgenomen met 10 miljard.Tip: Zorg dat je de drie formules bij de kringloop kent. Dan is het een kwestie van invullen! 1. Y = C + B + S . 2. Y = C + I + O + E – M. 3. (S-I)+(B-O)=(E-M) WerkwijzeOm te weten wat de koopkrachtverandering is moeten we kijken wat de verandering van het inkomen is en de verandering van de prijzen.Je mag op de havo deze van elkaar afhalen en dan weet je de verandering. Dit is iets minder precies dan vroeger maar voor nu voldoende.De verandering van het inkomen is gegeven: +4%De verandering van de prijzen moeten we uitrekenen. Deze is gestegen van 112 naar 117. Dit kunnen we dan uitrekenen door de formule: (Nieuw-oud) /oud x 100%.Dus 117 – 112 / 112 x 100% = +4.5% (afgerond, onafgerond is 4,46%)Dan kun je daarna het verschil uitrekenenEindantwoord De koopkracht verandering is de verandering van het inkomen – de verandering van de prijzen.Het inkomen = +4% en de verandering van de prijzen is (117 – 112 / 112 x 100% =) +4.5%De koopkracht verandering is dan 4% - 4,5% = -0,5%De persoon gaat er dus 0,5% op achteruit.Tip:Je mag ook de nauwkeurige manier gebruiken. Dan werk je met indexcijfers. De formule daarvoor is RIC = NIC / PIC x 100. In dit geval zou dit dan zijn: 104 / 104,5 x 100% = 99,52Dit zou dan zeggen 100 – 99,52 = -0,48% WerkwijzeOm te weten hoe het kan dat je op de ene lijst hoger staat dan op de andere lijst moeten we beide lijsten even kort met elkaar vergelijken.Als we kijken naar de reële koopkracht per hoofd van de bevolking dan reken je het gemiddelde inkomen per inwoner uit en corrigeer je dit met de prijsstijgingen. Dit geeft een gemiddelde beeld en wanneer een kleine groep heel veel geld verdient en een grote groep heel weinig dan geeft het gemiddelde een vertekend beeld.De world happiness index kijkt juist naar hoe gelukkig mensen zijn. Dit is een combinatie van inkomen per hoofd, de mate van sociale voorzieningen, levensverwachting en keuzevrijheid van burgers. Dit geeft dan een score. Eindantwoord Het kan zijn dat de inwoners in land A een hoger reële inkomen hebben dan land B. Maar dat de mensen in Land B een hogere score geven dan land A aan zaken zoals sociale voorzieningen, levensverwachting en keuzevrijheid. Daarom kan de positie op de lijst verschillen. WerkwijzeOm te weten wat waarom inkomensongelijkheid een voordeel kan zijn moeten we even kort uitleggen wat we hiermee bedoelen.Inkomensongelijkheid geeft aan dat niet iedereen in een land hetzelfde verdient.Nu is de vraag waarom dit een goede ontwikkeling zou zijn.We moeten dan gaan zoeken / bedenken waarom het goed is dat de ene persoon meer verdient dan de ander. Of wat het nadeel zou zijn als dit niet het geval zou zijn.Dit is lastig en hier moet je ook een beetje eigen creativiteit in los laten.Stel je voor dat jij later evenveel verdient als de bakker, slager, vuilnisman, leraar, dokter, winkelmedewerker, administratiemedewerker, directeur. Waarom zou dat niet goed zijn?Eindantwoord Als er geen ongelijkheid is dan is er voor mensen geen prikkel om je extra in te spannen / harder te werken of langer te studeren / een extra opleiding volgen want dit wordt niet beloond. Als mensen zicht niet meer inspannen daalt de productiviteit en daardoor de productie en mogelijk de welvaart.Daarom heeft ongelijkheid een voordeel. Het loont om je best te doen. WerkwijzeOm te weten waarom de ECB een inflatie van 2% nastreeft moeten we gaan bekijken wat het effect is van een inflatie van 2%Een inflatie van 2% betekent dat elk jaar de prijzen (gemiddelde) 2% hoger liggen dan het jaar ervoor. Als de consumenten weten dat de prijzen jaarlijks met ongeveer 2% stijgen is het voor consumenten niet slim om aankopen uit te stellen.Doordat consumenten aankopen niet uitstellen blijven bedrijven ook gewoon produceren.Doordat bedrijven blijven produceren blijft de werkgelegenheid ook gegarandeerd.Hierdoor blijft het “normale’ proces van kopen, sparen, lenen e.d. gewoon doorgaan. Door al deze zaken blijft de waarde van de munt stabiel.Eindantwoord Als er een inflatie van 2% is dan weten de mensen dat de prijzen stijgen en je dus aankopen niet moet uitstellen. Hierdoor blijven de bestedingen, productie en werkgelegenheid op peil. Dit draagt bij aan een stabiele waarde van de munt.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.