Toets Economie

LWEO Verdienen en uitgeven 5e ed - Hoofdstuk 1 t/m 4 - oefentoetsen & antwoorden

5e editie

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: primaire inkomens, groene BBP, Economische kringloop, BBP berekenen, Arbeidsproductiviteit, begrotingsbeleid, laagconjunctuur, automatische stabilisatoren,  koopkracht, productiefactoren, HDI, inkomensongelijkheid, monetair beleid, sociale uitkeringen

Examendomein: A

LWEO Verdienen en uitgeven 5e ed
Toets Economie
LWEO Verdienen en uitgeven 5e ed
Online maken
Toets afdrukken
WerkwijzeOm te weten waar het primaire inkomen uit bestaat moeten we eerst uitleggen wat het primaire inkomen is.Het primaire is het inkomen dat verdiend wordt door deelname aan het productieproces.Dan kunnen we ons afvragen wat we kunnen verdienen door deel te nemen aan het productieproces.Dit kan door het beschikbaar stellen van arbeid en kapitaal. Daarnaast is er ook nog inkomen mogelijk via overdracht. Daar hoef je geen tegenprestatie voor te leverenAls je deze drie combineert heb je het antwoord.Eindantwoord Primaire inkomens zijn alle inkomens die verdiend worden m.b.v. arbeid (Loon), kapitaal (Huur, rente, pacht, winst) en overdrachtsinkomen. WerkwijzeOm te weten wat we bedoelen met het groene BBP gaan we eerst uitleggen waar het BBP voor staat.BBP staat voor bruto binnenlands product. Dit is de totale waarde van de productie in een land.Dit wordt vaak gebruikt de welvaart tussen landen met elkaar te vergelijken.Omdat alleen het BBP geen goede welvaartsmaatstaf is kijken economen bij het groene BBP ook naar de (in geschatte geldwaarde)schade en verbeteringen aan het milieu. Eindantwoord Het groene BBP is het BBP – de geschatte geldwaarde van schade aan het milieu + de geschatte waarde van verbeteringen aan het milieu WerkwijzeOm te weten waar deze vergelijking voor staat vraagt ons eerst om de symbolen even te verklarenY staat voor inkomenC staat voor consumptieB staat belastingS staat voor sparenDe hele vergelijking geeft dus aan op welke manier het inkomen gebruikt wordt volgend het model van de economische kringloop. Eindantwoord De vergelijking Y = C + B + S staat voor de uitgaven van gezinnen. Het inkomen (Y) wordt uitgegeven aan consumptie (C) en ze moeten belastingen betalen (B) en het overige deel sparen ze (S) WerkwijzeOm te weten wat hoe de berekening is van de bestedingsbenadering van het BBP leggen we eerst kort uit wat ze hiermee bedoelenMet de bestedingsbenadering bedoelen we alle bestedingen van de groepen die in de economische kringloop zichtbaar zijn. Dit moet dan gelijk zijn aan de productie (Y)Dit zijn dus de bestedingen van gezinnen (C), de overheid (O), de bedrijven (I) en het buitenland (E). Daar moeten we dan wel vanaf halen wat wij uit het buitenland halen (M) en dan weten we de productie in ons landEindantwoord Met de bestedingsbenadering van het BBP tel je alle bestedingen op van alle groepen. Dus die van gezinnen (C), de overheid (O), de bedrijven (I) en het buitenland (E - M).  WerkwijzeOm te weten hoe arbeid een bijdrage kan leveren aan de stijging van de arbeidsproductiviteit, moeten we deze eerst even kort toelichten.De arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid die in een bepaalde periode geproduceerd kan worden door een arbeider.Door verschillende factoren zou je kunnen proberen om dit te verhogen. Nu is de vraag hoe arbeid hier een bijdrage aan kan leveren. Wat zou de arbeider zelf kunnen doen om in dezelfde tijd meer te produceren. Eindantwoord De arbeider kan bijvoorbeeld door scholing zijn (opleidings) niveau verhogen waardoor de arbeider mogelijk productiever wordt in dezelfde tijd. Zo heeft hij dan zijn productiviteit verhoogdTip: Bij dit soort vragen kun / moet je vaak creatief zijn. Bedenk een manier waarop dit volgens jou mogelijk is en leg deze manier zo duidelijk mogelijk uit. WerkwijzeOm te weten hoe de overheid haar begrotingsbeleid invult in tijden van laagconjunctuur moeten we eerst weten wat beide begrippen betekenen. Laagconjunctuur wordt gekenmerkt door een situatie van onderbesteding, lage productie, grote werkloosheid en dalende prijzen / lage inflatie.De overheid hanteer haar (begrotings)beleid af op de situatie waar een land in zit om het land zo stabiel mogelijk te houden.Als de overheid een situatie van onderbesteding tegen wil gaan dan moeten ze zorgen dan dat de bestedingen toenemen.Dit kunnen ze doen door de belastingen te verlagen in de hoop dat mensen meer gaan besteden. Maar de overheid kan ook zelf meer uitgeven om zo de productie en werkgelegenheid te vergroten wat op den duur leidt tot meer bestedingen (omdat meer mensen werken en dus een hoger inkomen hebben) Eindantwoord De overheid wil in tijden van laagconjunctuur de bestedingen verhogen door de belastingen te verlagen of de overheidsuitgaven te vergroten.  WerkwijzeOm te weten wat waarom sociale uitkeringen een automatische stabilisatorende werking hebben op de conjunctuur leggen we eerst beide begrippen uitDe automatische stabilisatoren zijn maatregelen die automatisch in werking gaan in tijden van hoog- of laagconjunctuur.De sociale uitkeringen is er een van. In tijden van laagconjunctuur krijgen mensen een uitkering zodat de bestedingen minder hard afnemen dan wanneer ze dit niet zouden krijgen.Hierdoor dalen de bestedingen minder hard dan wanneer dit niet zou zijn en hebben ze dus een dempende werking.Eindantwoord Door de sociale uitkeringen nemen de inkomens van mensen die hun baan verliezen minder hard af waardoor de bestedingen minder dalen dan wanneer dit niet het geval zou zijn.  WerkwijzeOm te weten waarom het BBP per inwoner nog steeds geen goede welvaartmaatstaf is kijken we eerst wat we hiermee bedoelen. Daarna kijken we waar ze dan geen rekening mee houden.BBP staat voor het bruto binnenlands product. Dit is gelijk aan het bruto binnenlands inkomen.Als we naar het bbp per inwoner kijken dan delen we het totale BBP door alle inwoners van een land. Dit is dan een gemiddelde.Maar verdient iedereen wel evenveel? Waar houden we dan nog geen rekening mee?EindantwoordAls we naar het bbp per inwoner kijken dan delen we het totale BBP door alle inwoners van een land. Dit is dan een gemiddelde.Maar we houden dan geen rekening met de verdeling van de inkomens. Want niet iedereen verdient evenveel. Ook kijken we dan niet naar zaken als prijsstijgingen, de milieuschade die de productie met zich mee brengt, zaken als gezondheid e.d. WerkwijzeOm te weten welke richting de pijl tussen overheid en banken op wijst kunnen we achterhalen door het saldo van de overheid te bepalen.De overheid krijgt geld binnen door belastingen (B)De overheid geeft geld uit door bestedingen (O)Het verschil hiertussen geeft het overheidssaldo weer.Als de belastingen hoger zijn dan de bestedingen dan houdt de overheid geld over en dan wijst de pijl van de overheid naar de bankenAls de bestedingen hoger zijn dan de belastingen dan komt de overheid geld tekort en moeten ze lenen. Dan wijst de pijl van de bank naar de overheid. Eindantwoord In dit geval zijn de inkomsten van de overheid (B) 150 miljard en de uitgaven van de overheid (O) 160 miljard. De overheeft geeft dus meer geld uit dan het binnen krijgt.De pijl wijst dus van de banken naar de overheid want de overheid komt geld tekort. WerkwijzeOm te weten hoe de overheid de kwantiteit van de productiefactor arbeid kan verhogen vraagt ons eerst om dit even toe te lichten.De kwantiteit van arbeid is de hoeveelheid arbeid die beschikbaar is.Hoe zou je als overheid er nu voor kunnen zorgen dat er meer / minder mensen beschikbaar zijn om te werken.Dan moet je denken aan zaken die ervoor zorgen dat mensen door maatregelen wel bereid zijn / gedwongen worden om zich toch aan te bieden op de arbeidsmarkt. Hieronder vallen zaken als de omvang van de bevolking (geboorte, immigratie en emigratie), de samenstelling van de bevolking (vergrijzing) en de wetgeving (leerplicht en pensioenleeftijd)Je kan zelf een van bovenstaande manieren benoemen die de kwantiteit kan verhogen / verlagenEindantwoord Als de overheid de kwantiteit van arbeid wil verhogen dan willen ze dat er meer mensen zijn die zich aanbieden om te werken. Dit kan door iets te doen aan de omvang en/of samenstelling van de bevolking of de wetgeving aan te passen.Een voorbeeld hiervan is de aanpassing van de pensioenleeftijd. Als deze verhoogt wordt van 65 naar 67 jaar dan moeten mensen 2 jaar langer werken voordat ze mogen stoppen met werken. Hierdoor zijn er meer werkende. WerkwijzeOm te weten wat het overheidssaldo is moeten we weten wat B is en wat O is.In dit voorbeeld is B niet gegeven en moeten we dit dus eerst zien te achterhalen.Belastingen worden betaald door gezinnen. De andere pijlen van de gezinnen zijn wel bekend en dus kunnen we B uitrekenenVoor gezinnen geldt: Y = C + B + SDus 500 = 310 + ? + 50 🡪 500 – 310 – 50 = 140De overheid ontvangt 140 belastingen en geeft 140 uit. Dan zijn we er.Eindantwoord Om het overheidssaldo te berekenen halen we de overheidsuitgaven *O) van de belastingen af (B)B kunnen we berekenen door Y = C + B + S te doen. 500 = 310 + ? + 50 🡪 B is 140De inkomsten en de uitgaven zijn dus gelijk aan elkaar. Het overheidssaldo is 0. WerkwijzeOm te weten wat de koopkrachtverandering is moeten we kijken wat de verandering van het inkomen is en de verandering van de prijzen.Je mag op de havo deze van elkaar afhalen en dan weet je de verandering. Dit is iets minder precies dan vroeger maar voor nu voldoende.De verandering van de prijzen is gegeven: +4,2%De verandering van het inkomen moeten we uitrekenen. Deze is gestegen van 2.800 naar 3.150. Dit kunnen we dan uitrekenen door de formule: (Nieuw-oud) /oud x 100%.Dus 3.150-2.800 / 2.800 x 100% = +12.5% Dan kun je daarna het verschil uitrekenenEindantwoord De koopkracht verandering is de verandering van het inkomen – de verandering van de prijzen.De prijzen  = +4,2% en de verandering van het inkomen is (3.150-2.800 / 2.800 x 100% =) +12.5% De koopkracht verandering is dan 12,5% - 4,2% = +8,3%De persoon gaat er dus 8,3% op voorruit.Tip:Je mag ook de nauwkeurige manier gebruiken. Dan werk je met indexcijfers. De formule daarvoor is RIC = NIC / PIC x 100. In dit geval zou dit dan zijn: 112.5 / 104,2 x 100% = 107.97Dit zou dan zeggen 107,97-100 = 7.97% WerkwijzeOm te weten hoe het kan dat je op de ene lijst hoger staat dan op de andere lijst moeten we beide lijsten even kort met elkaar vergelijken.Als we kijken naar de reële koopkracht per hoofd van de bevolking dan reken je het gemiddelde inkomen per inwoner uit en corrigeer je dit met de prijsstijgingen. Dit geeft een gemiddelde beeld en wanneer een kleine groep heel veel geld verdient en een grote groep heel weinig dan geeft het gemiddelde een vertekend beeld.De HDI kijkt naar het BBP, volksgezondheid en het niveau van scholing. Eindantwoord Het kan zijn dat de inwoners in land A een hoger reële inkomen hebben dan land B. Maar dat de mensen in Land B een hogere score halen dan land A als je kijkt naar volksgezondheid en het niveau van scholing. Daarom kan de positie op de lijst verschillen.  WerkwijzeOm te weten waarom onderconsumptie de reden is dat de economische groei minder is als gevolg van inkomensongelijkheid gaan we eerst de begrippen even kort toelichten.Economische groei geeft aan hoeveel er in een land geproduceerd wordt ten opzichte van het jaar ervoor. Onderconsumptie betekent dat er minder geconsumeerd wordt dan normaal.Nu moeten we kijken hoe inkomensongelijkheid hier een bijdrage aan kan leveren.Door inkomensongelijkheid zijn de inkomens in een land niet gelijk verdeeld. Met andere woorden; iedereen heeft een ander inkomen.Als we dit weten kunnen we bedenken waarom dit kan leiden tot onderconsumptie.Eindantwoord Mensen met een hoog inkomen geven relatief gezien een klein deel uit. Mensen met een laag inkomen geven relatief gezien een groot deel uit. Als de verschillen groter worden en er meer gespaard wordt door de hoge inkomens kan dit de consumptie laten afnemen waardoor de economische groei afneemt.  WerkwijzeOm te wat de bank zal doen om bestedingsinflatie te drukken moeten we eerst kijken hoe inflatie ontstaat en wat de bank daar aan kan doen.Bij bestedingsinflatie zijn de bestedingen hoger dan de productie. De bedrijven kunnen deze vraag niet aan en zullen daarom de prijzen verhogen.Hierdoor stijgen dus de prijzen en dit wil de bank niet.De bank moet dus iets doen om te zorgen dat de bestedingen afnemen.Het enige middel dat de bank hiervoor kan inzetten is de rente.Dus nu is de vraag of de rente dan hoger of lager moet. Als gevolg hiervan moeten de bestedingen afnemen Eindantwoord De centrale bank zal de bestedingen willen drukken om zo de bestedingsinflatie omlaag te krijgen. Om te zorgen dat de mensen minder gaan besteden zal de rente omhoog gaan. Bij een hoge rente gaan mensen meer sparen en minder lenen. Hierdoor nemen de bestedingen af. 

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in