Nectar 4e ed/FLEX - Hoofdstuk 14 - Reageren oefentoetsen & antwoorden

In je hart zitten bevindt zich dwarsgestreept spierweefsel. Het spierweefsel in je hart werkt onwillekeurig. Je hebt er niks over te zeggen. Het hart zelf is een spier. Er zijn veel spieren in het lichaam. Denk bijvoorbeeld aan al je skeletspieren. Wanneer we inzoomen op een skeletspier zien we allereerst dat een spier is opgebouwd uit bundels spiervezels. Deze zijn weer opgebouwd uit spierfirbrillen en deze zijn opgebouwd uit actine en myosine moleculen die voor het ontspannen en aanspannen van spieren zorgen. Wanneer deze moleculen in elkaar schuiven zal een spier korter worden.  Voor Holle Achter Bolle Onjuist, hiermee zie je in het donker nog redelijk goed. Juist, net zoals de staafjes. Er is hier sprake van negatieve feedback. Door het snelle ademen krijg je meer paniek en ga je nog sneller ademen. Je lichaam probeert de sterk dalende koolzuurconcentratie te beperken. Dit behoort tot het autonome zenuwstelsel. Ook al kun je bewust rustiger ademen, adem je toch de gehele dag door zonder daarover na te denken. Dit hoort dus bij het autonome zenuwstelsel. Het antwoord is C. Het is geen reflex dus de impuls volgt de ‘normale’ weg. Deze is via je zenuwen, naar het ruggenmerg en zo door naar je hersenen. Wanneer iemand last heeft van een depressie, is de voorraad dopamine op of is het te weinig. Dopamine is verantwoordelijk voor genot en het is dus belangrijk dat deze neurotransmitter genoeg wordt aangemaakt in de hersenen. Vervolgens wordt het opgeslagen in hiervoor bedoelde blaasjes.Wanneer de drempelwaarde wordt overschreden wordt het signaal doorgegeven en wordt de neurotransmitter losgelaten in de synapsspleet. Ze binden zich op receptoren van de ontvangende cel. Echter wanneer er te weinig receptoren bezet raken door een te kort aan dopamine zal het signaal niet of nauwelijks worden doorgegeven waardoor iemand minder plezier ervaart. Antwoord iii, in de grote hersenen. Gebruik hiervoor kennis over het brein en Binas 88C. Je ziet dat hier o.a. het gebied ligt voor spraak (sociale aspect) en hier ligt de visuele schors (voor het herkennen van mensen bijvoorbeeld). 1 = onjuist, neurotransmitters komen vrij in synapsen en geven zo het signaal door wanneer ze binden aan de receptoren van de ontvangende cel. In blaasjes liggen ze slechts opgeslagen. Ook wordt dit niet via het bloed getransporteerd. 2= onjuist, cellen in dit gebied gaan meer ATP vormen maar ATP wordt niet aangevoerd. 3=juist, om meer ATP te vormen heeft een cel meer zuurstof nodig. Antwoord i, je ziet de hersengebieden oplichten waar op dat moment de signalen worden doorgegeven. Welke synapsen of axonen er op dat moment actief zijn is te gedetailleerd om waar te nemen. Daarnaast gaat dit proces zo ontzettend snel dat het lastig te zien is.Antwoord iv, de sensorische cellen. Deze geven de de prikkels van je zintuigen naar de hersenen door via schakelcellen. De motorische zenuwen brengen de prikkels vanuit de hersenen naar de spieren. Uit het antwoord moet blijken dat door de ophoping achter het netvlies deze is gebobbeld. Het licht valt dan op andere zintuigcellen dan wanneer het een normale situatie zou zijn. Hierdoor wordt er in de hersenen een afwijkend beeld gevormd.Antwoord A, om dichtbij te kunnen zien ontspannen de lensbandjes zich en spant het straalvormige lichaam zich zodat de lens boller wordt. De kegeltjes zijn vooral verdwenen. Uit je toelichting moet blijken dat hij niets ziet in het centrum van zijn gezichtsveld ofwel op zijn gele vlek. Hierin liggen alle zintuigcellen. Antwoord ii, de gevoelszenuwcellen nemen pijn waar en geven deze prikkel door aan de hersenen die het signaal pijn afgeven.Oxytocine