Talent MAX - Hoofdstuk 3 - Betogende teksten - Social media oefentoetsen & antwoorden

Vraag-antwoordstructuur: Hierin staat een vraag centraal in de inleiding. In de kern komen de verschillende antwoorden die mogelijk zijn op deze vraag.In het slot staat je conclusie hiervan.  Onderzoeksstructuur:Hierin staat in de inleiding wat er precies wordt onderzocht, voor welke doelgroep en wie het onderzoek uitvoert. In de kern staat de methode en wordt de waarom-vraag beantwoord. In het slot staan de resultaten van het onderzoek en de conclusies. Verklaringsstructuur:Hierin wordt in de inleiding een verschijnsel genoemd dat om verklaring vraagt. In de kern komen de kenmerken van dat verschijnsel aan bod. Er worden oorzaken en redenen voor gegeven. In het slot wordt de meest logische verklaring gegeven. Indelingsstructuur:Hierin wordt een onderwerp genoemd in de inleiding In de kern valt het onderwerp in verschillende aspecten uitHet belangrijkste aspect komt terug in het slot. Toelichting: zie bladzijde 83 en 83 van je tekstboek voor de uitleg.  ObjectiefSubjectiefSubjectiefObjectiefSubjectiefToelichting: Het verschil tussen objectief en subjectief zit hem erin dat objectief vaak een feitelijke conclusie is. Iets dat je kunt meten, of iets dat is onderzocht. Subjectief is vaak gebaseerd op een mening, op iets dat jij vindt, maar dat niet bewezen is. De objectieve argumenten zijn steekhoudender omdat je die kunt bewijzen. Die kun je daarom ook moeilijk onderuit halen. Iemands mening is niet zo feitelijk en kun je dus makkelijker weerleggen. Dit is een argumentatie op basis van oorzaak en gevolg.Toelichting: Hij legt met behulp van een voorbeeld over ratten uit wat de gevolgen zijn van het spelen voor ratten en hun vermogen zich aan te passen aan onverwachte situaties. Hier wordt dit nog niet vergeleken met mensen. Dat staat er niet expliciet dus daarom is een vergelijking niet juist. Alinea 1 geeft een voorbeeld van het verschijnsel uitgelegd in alinea twee: larpen. Toelichting: In alinea twee wordt uitgelegd dat dit larpen is. Het is een voorbeeld van spelen. In de tekst wordt later duidelijk dat spelen belangrijk is voor de mens.  relativering. Zij wil hiermee het zeemeerminnenzwemmen normaliseren door het te vergelijken met voetbal. Voetbal zou je ook als iets geks kunnen zien omdat er elf man achter een bal aanrennen, maar dat vinden wij normaal. Zo zou je zeemeerminnenzwemmen ook moeten zien. Het is een kwestie van gewenning. Toelichting: Het verschil tussen nuanceren en relativeren is soms moeilijk uit elkaar te houden. Bij nuanceren geef je meer duidelijkheid over je uitspraak.Bijvoorbeeld: Pubers stinken.Nuancering: Pubers stinken als ze net gymles hebben gehad.Bij relativeren zet je zaken in de juiste verhouding. Vaak door te vergelijken. Je bekijkt het vanuit een groter geheel. Bijvoorbeeld: Ik heb een vijf voor wiskunde.Relativering: Best goed eigenlijk, want het gemiddelde van de klas was een vier.  Standpunt: spelen is nuttig (alinea 5).argument 1: het rekt de grenzen op van je eigen kunnen (alinea 6)argument 2: je wordt er creatiever en flexibeler van (alinea 7)argument 3: spelen triggert het beloningscentrum (alinea 8)Toelichting:Bij het standpunt zie je dat er een stellingname is. Je kunt daar gemakkelijk: ik vind dat… voorzetten. Bij de drie argumenten kun je makkelijk steeds beginnen met  ‘want..’ Ook kun je vanuit de drie argumenten met ‘dus’ terug naar de stelling. Dat zijn manieren om te controleren of je de juiste argumenten hebt opgeschreven.  (1) Het instellen van een (verplicht) vrouwenquotum. (2) (want) het beeld zal ontstaan dat vrouwen niet om hun kwaliteiten zijn geselecteerd/ dat vrouwen (alleen) om hun vrouw-zijn geselecteerd zijn.(3) Streefcijfers opstellen voor het aantal vrouwen dat fulltime werkt.(4) Daardoor komen er meer vrouwen in de tussenlagen / in de managementlagen onder de top(5) (en dan) kunnen vrouwen makkelijker doorgroeien naar de top / belanden meer vrouwen in een topfunctie / komen vrouwen vanzelf aan de top / stijgt het aantal vrouwen in de top op een gezonde manier.Toelichting:(1) De titel van de tekst geeft al aan dat het gaat over positieve discriminatie t.o.v. vrouwen en ook dat de auteur daar niet voor te vinden is. Dat lees je ook terug in alinea 2. De afwijzing is dus duidelijk. (2) Dit lees je terug in alinea 3 en 4. de nadelen van positieve discriminatie leidt tot een slecht imago voor vrouwen. Ze worden niet op kwaliteit geselecteerd. (3) In alinea 5, 6 en 6 wordt uitgelegd wat er moet gebeuren. Vrouwen gaan minder werken na het krijgen van kinderen (alinea 5). Vrouwen zijn niet financieel onafhankelijk (alinea 6).  Dat leidt tot de conclusie in alinea 7: ‘Er moeten geen quota komen voor vrouwen aan de top, er moeten harde streefcijfers komen voor het aandeel vrouwen dat fulltime werkt.'(4) Dat is de conclusie van de laatste zin van alinea 7: als er meer vrouwen kunnen doorgroeien naar de top, dan stijgt hun aantal daar vanzelf. traditieToelichting: De auteur heeft het hier over een traditie die doorbroken wordt door de vrouwen die niet langer de traditionele vrouwenrol willen vervullen.  ervan overtuigen dat vrouwenemancipatie meer gediend is met het gelijktrekken van de arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen dan met een vrouwenquotum voor topfuncties.Toelichting: Het is een betogende tekst en overtuigen is daarvan het belangrijkste doel. B. is ook zeker waar, maar niet het hoofddoel van deze tekst.