Compañeros 2 (A2) - Hoofdstuk 9 - Sucesos oefentoetsen & antwoorden

de getuigehet knalvuurwerkde verdachteberechtenhet onderzoekonschuldighet parkeergaragehet verkeerviezigheidlater el/la delincuenteel juicioel significadoel pensamientotestarudola papelerala investigaciónel/la protagonistaatrapardisparar Wat was Manuel aan het doen?Hij was de krant aan het lezen.Wat was jij aan het doen gisteren om 8 uur ‘s ochtends?Ik was aan het ontbijten en toen belden ze aan. Heb ik je verteld wat zaterdag gebeurde? Es obligatorio el uso del cinturón de seguridad.Se puede aparcar.Está prohibido girar a la derecha. ¿Qué viste?¿Y qué pasó luego?LET OP: alle vraagwoorden in het Spaans hebben een accent en vergeet niet om bij vragen ook een vraagteken op zijn kop (¿) te plaatsen aan het begin van de vraag en een gewone vraagteken (?) aan het einde van de zin. De pretérito indefinido gebruik je om aan te geven dat iets op een bepaald moment in het verleden gebeurde. De estar + gerundio in de verleden tijd gebruik je om aan te geven dat iets op een bepaald moment (nog) aan de gang was. De zinnen staan hier in de tegenwoordige tijd en moeten in de verleden tijd vervoegd worden door middel van de juiste vorm van estar + gerundio. TIP: Leer het rijtje van estar in de verleden tijd uit je hoofd en leer het ezelsbruggetje van de gerundio ook uit je hoofd samen met de uitzonderingen. Ezelsbruggetje gerundio: Werkwoord die eindigt op -AR wordt -ANDO (cantar = cantando) Werkwoord die eindigt op -IR en -ER wordt -IENDO (beber = bebiendo; vivir = viviendo) 1. Mi padre y yo trabajamos en el jardín. Wordt: Mi padre y yo estabamos trabajando en el jardín.2. Vosotras dormís la siesta. Wordt: Vosotras estabais durmiendo la siesta. 3. Ellos escuchan música. Wordt: Ellos estaban escuchando música. 4. El profesor corrige los exámenes. Wordt: El profesor estaba corrigiendo los exámenes. 5. ¿Tú pides una pizza en la noche? Wordt: ¿Tú estabas pidiendo una pizza en la noche?6. Mi hermano juega PlayStation con sus amigos. Wordt: Mi hermano estaba jugando Playstation con sus amigos. 7. Yo estudio en la biblioteca. Wordt: Yo estaba estudiando en la biblioteca. 8. Mi abuela y yo nadamos en la piscina cerca de mi casa. Wordt: Mi abuela y yo estábamos nadando en la piscina cerca de mi casa. 9. Laura y su novio van al cine. Wordt: Laura y su novio estaban yendo al cine. 10. En Brasil se celebra el carnaval más grande del mundo. Wordt: En Brasil se estaba celebrando el carnaval más grande del mundo. 1. trabajé; tijdsaanduiding: ayer (afgesloten periode)2. te estabas duchando tijdsaanduiding: cuando (actie die aan de gang was op het moment dat een andere gebeurtenis plaatsvond) 3. estaba gritando tijdsaanduiding: toda la noche (periode in het verleden)4. estaban haciendo context: gebeurtenis die aan de gang was op het moment dat een andere gebeurtenis plaatsvond5. charlamos tijdsaanduiding: anoche6. estábamos viendo context: gebeurtenis die aan de gang was op het moment dat een andere gebeurtenis plaatsvond7. estaba haciendo tijdsaanduiding/context: entre las 3 y las 5 de la tarde (gaat over een periode en niet één specifiek moment) 8. intentécontext: hasta que me rendí (zin staat al in de verleden tijd) 9. estaban bailando context: actie die aan de gang was op het moment dat een andere gebeurtenis plaatsvond 10. estábamos esperando tijdsaanduiding: cuando (actie die plaatsvond terwijl een andere actie aan de gang was) 1. Ayer a las 5 de la tarde estábamos llegando a la casa, cuando sucedió un accidente. Toelichting: Door de tijdsaanduiding ayer (gisteren), eerst indefinido. Cuando geeft aan dat deze zin een achtergrondinformatie aanbiedt, daarom imperfecto. 2. El verano pasado viajé a Francia en avión?Toelichting: Door de tijdsaanduiding el verano pasado (afgelopen zomer) gebruik je de indefinido. 3. Mientras mi madre estaba preparando la cena, yo llegué a casa del gimnasio.Toelichting: Door de tijdsaanduiding mientras (terwijl), eerst imperfecto. Llegué a casa is een eenmalige gebeurtenis, daarom in de indefinido.  4. Mi abuelo conoció a mi abuela hace muchos años.Toelichting: Door de tijdsaanduiding hace muchos años (jaren geleden, afgesloten), indefinido.5. ¿Estabas escuchando música cuando te llamé por teléfono?Toelichting: Door de tijdsaanduiding cuando (toen), eerst imperfecto. te llamé por teléfono (bellen), eenmalige gebeurtenis in deze zin, daarom in de indefinido.  6. Mi padre hizo un video mientras estaba viviendo en Madrid.Toelichting: Door de tijdsaanduiding mientras (terwijl), niet specifiek genoeg wanneer begin of einde is, gebruiken we hier de imperfecto.