Toets Biologie

Nectar FLEX 4.1 - Hoofdstuk 8 - Kenmerken van ecosystemen oefentoetsen & antwoorden

4.1

Onderwerpen: ecosysteem, organische stoffen, reducenten, producenten, trofisch niveau, biomassa, heterotroof, autotroof, koolstofkringloop, assimilatie, dissimilatie, pionierssoorten, successie.

Examendomein:

subdomein B8; regulatie van ecosystemen

subdomein C3; zelforganisatie van ecosystemen subdomein D5; interactie in ecosystemen

Nectar FLEX 4.1
Toets Biologie
Nectar FLEX 4.1
Online maken
Toets afdrukken
Het proces waarbij sommige soorten bacteriën, uit anorganische stoffen(CO2 en H2O (bij bacteriën H2S)), organische stoffen opbouwen (het energierijke C6H12O6 (glucose)) met behulp van energie uit oxidatie van eenvoudige anorganische stoffen. Deze bacteriën noem je chemo-autotrofe organismen. Biomassa is de massa aan energierijke organische stoffen van een groep organismen in een ecosysteem of van een trofisch niveau. Energierijke organische stoffen zijn alle grote moleculen van een organisme; de koolhydraten, eiwitten en vetten. De biomassa van een zeehond is dus het totale gewicht van het dier min het gewicht van water, mineralen en andere kleine moleculen.Dissimilatie is de afbraak van stoffen. Bij dissimilatie komt er CO2 vrij doordat consumenten organische stoffen gebruiken als brandstof.Het climaxstadium is het laatste ecosysteem in een successiereeks. Dit is het stadium waarin de verscheidenheid aan soorten doorgaans groot is en deze soorten hecht met elkaar verbonden zijn in een complex netwerk van interspecifieke relaties. Het aantal individuen per soort is kleiner dan in een pioniersstadium.  a) Een voorbeeld van een juiste voedselketen is: wilg  → wapitihert → wolf. Ook goed is populier → bever   → wolf. Let erop dat de pijl de energiestroom voorstelt en dus de juiste richting op staat.b) De wilg (of de populier) is een plant en dus autotroof (zelfvoedend).c) Dit proces wordt successie genoemd.d) 1. De relatief grote organische resten van het wapitihert worden door detrituseters zoals kevers en worden verder verkleind. 2. In de bodem worden vervolgens deze organische stoffen door reducenten (schimmels en bacteriën) verder afgebroken tot voor de planten bruikbare anorganische stoffen. a) Organismen A, B en C zijn aanwezig in het voedselweb.Toelichting:De autotrofe organismen (die hun eigen voedsel produceren) zijn grassen, bomen en struiken, die noemen we ook wel de producenten. De heterotrofe herbivore organismen zijn de consumenten van de eerste orde;, de veldmuis, huismuis en wormen en insecten. De heterotrofe carnivore organismen zijn de spitsmuizen en de kerkuilen. Heterotrofe omnivore organismen zijn volgens het schema niet aanwezig (hoewel in werkelijkheid een muis zowel plantaardig als dierlijke organismen kan eten).b) Reducenten zijn schimmels en bacteriën, die klein organisch materiaal afbreken tot anorganische stoffen. In het schema zijn die niet weergegeven. Wel staan er detrituseters zoals insecten en wormen, dit zijn alleen geen echte reducenten omdat zij slechts de resten van dode organismen verkleinen en niet (zoals reducenten wel doen) afbreken tot anorganische stoffen.c) Zon: levert de energie voor de productie van glucose.Regen: water wordt in de fotosynthese gekoppeld aan koolstofdioxide en levert glucose op.Bodem: uit de bodem halen planten zouten zoals nitraat voor de productie van eiwitten en vetten via voortgezette assimilatie.d) A. Toelichting: - In het schema is te zien dat spitsmuizen indirect afhankelijk zijn van bomen en struiken. Doordat deze verdwijnen, verdwijnt ook het voedsel voor de spitsmuizen dus neemt hun aantal af. Antwoord A is dus juist. - Bij antwoord B wordt gesproken over concurrentie tussen spitsmuizen en andere muizen. Voedselconcurrenten zijn het niet aangezien hun dieet verschillend is. - Bij antwoord D zou het kunnen dat de uilen zich in eerste instantie gaan specialiseren op veldmuizen en huismuizen, maar als na verloop van tijd de populatie velduilen stijgt zullen zij ook weer op spitsmuizen gaan jagen. 1) Juist; deze soorten zijn inderdaad gespecialiseerd in het overleven in extreme/variërende omstandigheden 2) Onjuist; het tegenovergestelde is waar, een pionierstadium bevat weinig soorten (lage biodiversiteit) en een climaxstadium veel soorten (hoge biodiversiteit).  3) Onjuist; ook hier is het tegenovergestelde waar. 4) Juist; een climaxstadium bevat veel verschillende voedselbronnen en leefplekken. a) Op deze twee plekken moeten er onderling stoffen worden uitgewisseld. Alleen tussen P en R is dit zichtbaar. Antwoord C is dus juist.b) De algen produceren glucose die de schimmels gebruiken voor hun energiebehoefte (door dissimilatie). De schimmels leveren water (voor fotosynthese) en mineralen (voor voortgezette assimilatie)c) Consumenten/herbivoren. De consumenten eten de producenten (P) op. Dode resten van de consumenten en de producenten worden weer afgebroken door de reducenten (C). a) Veel planten sterven af in de winter, dus de biomassa van de P in meting 3 is dan kleiner. Door voedselgebrek/koude zijn veel herbivoren (C1) gestorven in de winter. Of: in augustus zijn er veel jonge dieren die niet allemaal zullen overleven, dus de C1 is in de winter kleiner.b) De mate van groei van een boom wordt voor een groot deel bepaald door de mate van efficiëntie van fotosynthese. Bij de populier kan de fotosynthese klaarblijkelijk beter plaatsvinden van bij de eik. Fotosynthese vindt plaats in de bladeren van de boom. Alleen antwoord A geeft dus een goede verklaring voor de snellere groei van de populier ten opzichte van de eik. Konijnen zijn herbivoren, vossen carnivoren. Plantaardig voedsel is door de aanwezigheid van celwanden lastiger te verteren dan dierlijk voedsel. Er zal in de uitwerpselen van herbivoren dus meer energie aanwezig zijn dan bij carnivoren. Aangezien het linker schema een grotere F heeft zal dit schema dus van het konijn zijn en het rechter schema van de vos. a) Bij deze vraag is het gebruik van de Binas (tabel 93G) aan te raden. In de afbeelding is te zien dat de schimmel via de transporters verschillende stoffen opneemt uit de omgeving (bodem). In de schimmel vinden vervolgens nog enkele omzettingen plaats, zoals het omzetten van nitraat naar ammonium. Ook is te zien dat fosfaat van de schimmel naar de plant wordt getransporteerd.Voorbeelden van stoffen die de plant opneemt uit de schimmel zijn dus ammonium en fosfaat. Deze stoffen heeft de plant nodig bij de voortgezette assimilatie, dus om grotere moleculen zoals eiwitten te maken.b) De schimmel kan niet aan fotosynthese doen dus is voor zijn energierijke organische stoffen afhankelijk van de plant. De plant maakt door middel van fotosynthese monosachariden (suikers)/koolhydraten. Deze stoffen gebruikt de schimmel voor dissimilatie (verbranding), dus als brandstof. Ook worden koolhydraten gebruikt als bouwstof (voor bv. celwanden).c) De omstandigheden in een pionierecosysteem zijn erg wisselvallig en extreem. Hier zijn de bodemschimmels niet tegen bestand. Ook is een climaxecosysteem soortenrijker dan een pionierecosysteem en daardoor meer geschikt voor de bodemschimmels.d) Bij deze vraag is het gebruik van de Binas (tabel 93G) aan te raden.Stikstoffixatie betekent het omzetten van gasvormig stikstof N2 naar voor de plant bruikbare stikstofverbindingen zoals ammonium. In de afbeelding is te zien dat de schimmel deze ammonium opneemt uit de bodem, dus stikstoffixatie is hier al aan vooraf gegaan.Stikstofassimilatie is het opbouwen van grote moleculen die stikstof bevatten, zoals eiwitten. Hiervoor zijn onder andere nitraationen en koolhydraten nodig. In de afbeelding is te zien dat in de schimmel nitraat wordt opgenomen en koolhydraten van de plant naar de schimmel worden getransporteerd. Deze vormen samen (door middel van stikstofassimilatie) verschillende aminozuren zoals glutamine (Gln) en arginine (Arg).Nitrificatie is het omzetten van ammonium tot nitriet en nitraat door specifieke bacteriën. Dit is niet zichtbaar in de afbeelding.Ammonificatie is de omzetting van organische stikstofverbindingen, zoals eiwitten, tot de kleinere ammoniumionen. Ook dit is zichtbaar in de afbeelding. Te zien is namelijk dat in de plant ureum wordt afgebroken tot ammonium.Conclusie: stikstofassimilatie en ammonificatie zijn weergegeven in figuur 6.

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in