Biologie voor Jou MAX 6e ed. - Thema 3 - Vertering oefentoetsen & antwoorden

A  - B – E Sommige voedingsstoffen hebben een dubbele functie zoals eiwitten, deze kunnen ook dienen als brandstof.  In de dunne darm. Op meer plekken worden voedingsstoffen opgenomen, maar het meest gebeurt dit in de dunne darm. Dit noem je mircovilliHet nut van de uitstulpingen is dat het oppervlakte hiermee wordt vergroot en er dus meer voedingsstoffen tegelijk opgenomen kunnen worden. Actief transport houdt in dat de voedingsstoffen tegen de concentratie gradient in worden vervoert. Dit kost energie. Transporteiwitten spelen hierbij een grote rol. Dit zijn vooral monosachariden, aminozuren en mineralen.  Sem heeft gelijk, in de dikke darm gaat de vertering zeker nog door. Bacteriën dragen hier bij aan de vertering. In de blinde darm leven veel bacteriën die helpen bij de vertering, ze maken onderdeel uit van het microbioom. Deze mis je als de blinde darm wordt verwijderd. Daarom is het verstandig om probiotica, met gezondheidsbevorderende bacteriën, te slikken.  Maagsapklier – alvleesklier – enzymproducerende darmcellen Maagsapklier: peptase alvleesklier: tryptase en peptidasen enzymproducerende darmcellen: peptidasen. De pH van peptase is erg laag (2,5). Het maagsap is daardoor zuur wat bacteriën die meekomen met voedsel dood. Aminozuren. Voor deze vraag gebruik je BINAS tabel 82E Er zijn geen darmplooien/ darmvlokken aanwezig / het darmoppervlak is kleinerVoedingsstoffen worden minder goed opgenomen, de patiënt krijgt dus tekorten aan voedingsstoffen wat ziekte tot gevolg kan hebben.   Het koper zal eerst aanwezig zijn in 1, dit geeft namelijk de poortader aan. Hier komt het bloed dus binnen in del ver. Uitscheiding van het koper verloopt via nummer 2. Dit is de galgang. In de tekst staat geschreven dat het koper wordt uitgescheden met gal. Voorbeelden van juiste processen zijn: afbraak van aminozuren / de(s)aminering aanmaak van ureum aanmaak van (plasma)eiwitten afbraak van eiwitten omzetten van aminozuren / transaminering  Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: Door energie op te slaan in vetten is er een kleinere massa reservestof nodig, waardoor de vogel minder energie gebruikt bij het vliegen. Als een kanoet zijn energie opslaat in de vorm van glycogeen zal hij zwaarder worden en daardoor minder goed kunnen vliegen.  Als de lengte toeneemt, kunnen (de verteringsenzymen langerinwerken en) er meer voedingsstoffen( koolhydraten en vetzuren) geresorbeerd worden Hierdoor worden meer voedingsstoffen omgezet in reservevetwaardoor het lichaamsgewicht toeneemt Het antwoord moet tenminste het volgende bevatten: de maagportier is gesloten en hierdoor beweegt de voedselbrij door de peristaltiek richting darm. Zodra de maagportier/kringspier even opent, kan het gas ontsnappen. Antwoord C. De buitenste sluitspier is normaal gesproken ontspannen. Als de endeldarm vol raakt met ontlasting en de binnenste sluitspier ontspant, spant de buitenste sluitspier zich juist. Je houdt de ontlasting dan op. Als je naar het toilet gaat, ontspant de buitenste sluitspier, zodat de ontlasting naar buiten komt.