Nectar 4e ed FLEX - Hoofdstuk 14 - Waarnemen oefentoetsen & antwoorden

Fout 1: vloeistof heet endolymfe en niet lymfevloeistof. Fout 2: zintuigharen zijn niet gevoelig voor zwaartekracht, dit zijn de kalksteentjes. Deze verschuiven wanneer je ja of nee knikt.  Fout 3: Het zijn de ciliën die buigen, dit zijn namelijk haartjes die in contact staan met de kalksteentjes. De maculae reageren alleen op een verandering van de snelheid, deze twee moeten dus omgedraaid worden.  Onjuist, dit zijn de thermoreceptoren. Onjuist, dit zijn receptoren die reageren op bepaalde stoffen die je bijvoorbeeld inademt. In je oog zitten vooral fotoreceptoren. Juist, hierdoor verandert het rustpotentiaal en komt er dus ‘actie’. Onjuist, iedere receptor is gevoelig voor zijn eigen adequate prikkel. Dus je hebt een receptor die specifiek gevoelig is voor temperatuurveranderingen. Onjuist, bij chemoreceptoren en bij fotoreceptoren is dit van belang. Bij thermoreceptoren en mechanoreceptoren niet.  De juiste weg is: gehoorgang, trommelvlies, hamer, aambeeld, stijgbeugel, ovaal venster, slakkenhuis, rond venster Op het basilaire membraan wat gaat meetrillen doordat de vloeistof van het slakkenhuis gaat trillen ligt het orgaan van Corti. Dit membraan bevat mechanoreceptoren. Ofwel de ciliën, die door de trilling gaan buigen en tegen het dakmembraan komen en hier de sensorische zenuwcellen activeren.  Sam heeft gelijk, want:In de gele vlek liggen veel meer kegeltjes Ieder kegeltje is verbonden met de hersenen via ganglioncellen. Hierdoor is het receptieve veld groter.In de rest van het netvlies is de dichtheid van receptoren een stuk lager.  Antwoord B. Het orthosymptasiche zenuwstelsel is een deel van het autonome zenuwstelsel dat de organen beïnvloedt zodat ze arbeid kunnen verrichten waar energie voor nodig is. In de tekst is terug te lezen dat bruin vet meer wordt verbrandt en hierdoor het lichaam warmer wordt.  Uit het antwoord moet blijken dat de kleine hersenen de spierbewegingen coördineren. De kleine hersenen zijn namelijk verantwoordelijk voor je coördinatievermogen. Wanneer dit uitvalt kan dit bevingen en motorische problemen met zich meebrengen. Uit het antwoord moet blijken dat bepaalde eiwitten die gevormd worden normaal door FMRP geremd worden, zodat ze minder actief zijn. Wanneer FMRP er niet is, als gevolg van de activiteit van die eiwitten, de AMPA-receptoren uit het celmembraan worden verwijderd en hierdoor de synaps verzwakt.  Voorbeeld van een juist antwoord is: als het kraanwater te heet is, trek je dankzij deze snelle receptoren je handen snel terug waardoor ze niet verbranden of je bent groente aan het snijden en zodra je in je vinger snijdt, trek je de vinger en het mes terug omdat dat heel snel gesignaleerd wordt. Daardoor is de snijwond minder diep.  Uit je antwoord moet in ieder geval blijken dat een snelle reactie op de pijn prikkel leidt tot het voorkomen van schade aan het lichaam. Antwoord D is het juiste antwoord. Het instromen van natrium de cel in door natrium/kalium poorten zorgt voor depolarisatie hierdoor ontstaat er een impuls die verwerkt kan worden in de hersenen. Zie voor deze vraag je binas, hierin staat precies uitgelegd wat er in welke fase optreedt.  Antwoord D. De NMDA receptor bevindt zich in het postsynamptisch membraan. Lachgas blokkeert NMDA-receptoren in synapsen in de hersenen. De NMDA-receptor is een ionkanaal dat geactiveerd wordt als glutaminezuur en glycine er tegelijk aan binden. Geactiveerde NMDA- receptoren veroorzaken excitatie van het postsynaptisch neuron. Wanneer dit geblokkeerd wordt betekent dit dat het signaal niet meer doorgegeven kan worden. Het voorkomt daarmee de depolarisatie. Voor een actiepotentiaal is depolarisatie nodig, gezien de blokkering gebeurt dit niet. Antwoord C. Myelineschede liggen om de axonen en ze zorgen ervoor dat de axon is geïsoleerd waardoor prikkels zich sneller kunnen verplaatsen. Dit is nodig in zowel het centrale als perifere zenuwstelsel, overal worden namelijk prikkels doorgegeven. Door de aantasting van myelineschede zijn de sprongen in impulsgeleiding kleiner en de insnoeringen van Ranvier groter. De impulsgeleiding vertraagt namelijk. Antistoffen en macrofagen veroorzaken dat de cellen van Schwann vernietigd worden doordat door het lichaam geproduceerde antistoffen binden aan de antigenen op cellen van Schwann waarna de macrofaag, met zijn antistof receptor, bindt aan de antistoffen op de cel van Schwann en deze fagocyteert.