BuiteNLand 4.0 ed/FLEX - Hoofdstuk 6 en 7 - HERHALING Zuid-Amerika en Leefomgeving oefentoetsen & antwoorden

Buenaventura heeft een Af-klimaat (klimaatcode Köppen) oftewel een tropisch (regenwoud)klimaat. Toelichting:Je hebt kaart 244 (of 230) nodig om het uiteindelijke antwoord te vinden, maar het is aan te raden om eerst de plaats Buenaventura op te zoeken in het naamregister achterin de atlas. Je weet (waarschijnlijk) niet waar deze plaats in Colombia precies ligt. Als je de exacte locatie hebt achterhaald, vergelijk je deze locatie met de klimaatkaart (244) en zie je dat in Buenaventura een tropisch (Af) klimaat voorkomt. Door uitbreiding van de haven is er minder plaats voor de laagtij wijken/ worden de wijken gesloopt.Door de uitbreiding van de haven loopt de visvangst terug (bijv. door minder rustig leefgebied / vervuiling).Toelichting:Op het kaartje is duidelijk te zien dat de laagtijwijken direct grenzen aan het havengebied. In de inleiding van de vraag wordt gesproken over een uitbreiding van de haven. Dit zal altijd ten koste gaan van de leefruimte van de bewoners naast de haven. Zij zullen moeten verplaatsen.Aangezien de bewoners naast de haven en dus ook aan het water wonen, kom je tot de conclusie dat hun werkzaamheden ook in het havengebied zullen plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan visserij. Dit wordt ook bemoeilijkt als er meer industriële activiteit is. In de wintermaanden valt er normaal gesproken neerslag (onder invloed van lage druk).Kaart: 224A (55e ed.) of 206A (56 ed.)Toelichting:Het gaat bij deze vraag om het zien van het verband tussen droogte en mogelijke oorzaak daarvan. Oorzaken voor droogte kunnen zijn een langdurige invloed van hoge druk, aflandige winden of een koude zeestroom. Op de atlaskaart is te zien dat specifiek in januari er sprake is van (langdurige) neerslag. Dit maakt dus een ongewone situatie in Bolivia. Een juiste uitleg is een van de twee volgende: Ontbossing zorgt voor minder evapotranspiratie, waardoor minder vocht de atmosfeer in komt.In reliëfrijke gebieden zoals bij La Paz vindt snellere afstroming en wegstroming van het neerslagwater plaats ten gevolge van de ontbossing op hellingen.Toelichting:Bij deze vraag gaat het om het toepassen van de theorie die je hebt geleerd in het domein Aarde op een specifiek gebied zoals in dit geval Bolivia. Je weet dat bomen belangrijk zijn voor de waterhuishouding in een gebied. Je kunt twee kanten op redeneren. Of je redeneert vanuit transpiratie (= verdamping) vanuit de bladeren waardoor minder vocht condenseert en er daardoor minder regen valt. Of je kiest voor de boomwortels die de grond en daarmee het water langer vasthouden. Als je de bomen weghaalt stroomt het water sneller weg waardoor ook meer droogte ontstaat. JuistOnjuistOnjuistJuistToelichting:In deze vraag laat je zien dat je over de vaardigheid kaartanalyse beschikt. Je krijgt een set kaarten (net als op het eindexamen) en je moet bepaalde gegevens controleren of vergelijken. Bij stelling A gaat het om de VN-welzijnsindex (Human Development Index). Zoek eerst naar de juiste kaart en vergelijk dan op continentaal schaalniveau. De juiste kaart om te gebruiken is 262B (55e ed.) of 248D (56e ed.). Je ziet dat als je alle landen in de beide regio’s vergelijkt dat Zuid-Amerika aanmerkelijk beter scoort dan Zuidoost-Azië. Bij stelling B gaat het om mensen die werkzaam zijn in de landbouw. Ook hier is een aparte kaart over, namelijk 258A (55e ed.) of 246A (56e ed.). Je ziet dat Zuidoost-Azië veel meer belang heeft bij de landbouw dan Zuid-Amerika, waar de industrie (en diensten) al meer overheersen. Bij stelling C gaat het om urbanisatiegraad of verstedelijking. Hiervoor gebruik je de kaart 257C (55e ed.) of 243C (56e ed.). Ook hier kijk je weer op continentaal schaalniveau en vergelijk je alle landen in Zuid-Amerika met die van Zuidoost-Azië. Al snel trek je dan de conclusie dat de bevolking van Zuidoost-Azië (veel) meer verstedelijkt is. Bij stelling D gaat het om BNP. Deze informatie vind je op kaart 259A (55e ed.) of 247A (56e ed.). Deze stelling is net weer anders dan de anderen. Nu vergelijk je een land binnen een continent met het continent zelf. Paraguay voor Zuid-Amerika en Cambodja voor Zuidoost-Azië. Wat opvalt is dat beide landen ondergemiddeld scoren op het gebied van BNP in vergelijking met de andere landen binnen hetzelfde continent. In Zuidoost-Azië zal waarschijnlijk een grotere koopkracht toename zijn dan in Zuid-Amerika (gezien het huidige BNP per persoon).Met Zuidoost-Azië heeft Nederland meer historisch (koloniaal verleden) en economische banden (Nederlandse bedrijfsleven in bijv. Indonesië) dan met Zuid-Amerika. Hier meer concurrentie van de VS, Spanje etc.In Zuidoost-Azië zal de grootste bevolkingstoename zijn. Deze mensen hebben (Nederlandse) producten nodig.Toelichting:Je moet hier antwoorden vanuit de economische dimensie omdat dit in de vraagstelling ook terugkomt. Echter, kun je wel andere dimensies bij je antwoord betrekken zolang je redenering maar vanuit de economische invalshoek terugkomt. De makkelijkste redenering is de groei van het BNP. In Zuidoost-Azië is de potentiële groei veel groter dan in Zuid-Amerika. Daar is immers het BNP al een stuk hoger dan in Zuidoost-Azië.Ook kun je ingaan op bevolkingsgroei of vanuit de historische context heeft Nederland natuurlijk betere banden met Zuidoost-Azië (vooral met Indonesië) dan met Zuid-Amerika. A BoliviaB Brazilië C ArgentiniëD VenezuelaE ParaguayToelichting:Op basis van enkele gegevens moet je bij deze vraag op zoek naar de juiste landen bij de gegevens. Je kunt in de atlas ervoor kiezen om de gegevens na te zoeken. De snelste optie is om dan te kijken naar het BNP per hoofd in de statistiek achterin de atlas. Door de bedragen te vergelijken met de bedragen in de tabel kom je al snel tot de juiste landen. Je kunt ook zoeken naar de belangrijkste handelspartners, maar dit is meer zoekwerk op meerdere kaartbladen. Uit het antwoord moet blijken dat door de bouw van de tunnel de relatieve afstand tussen (delen van) de landen afneemt waardoor er meer vormen van handel rendabel worden / de transporteerbaarheid toeneemt.Toelichting:De tunnel zorgt er logischerwijs voor dat de relatieve afstand tussen beide landen sterk afneemt. Handelsverkeer hoeft niet meer over de berg heen, maar kan er dwars doorheen wat een enorme tijdwinst oplevert. Wanneer er tijdwinst wordt geboekt betekent het dat handel sneller en vaak ook goedkoper kan. Hierdoor zal de handel sneller toenemen. Doordat het water hier langzaam in- en uitstroomt legt de zee bij elke overstroming een laagje sediment neer, waardoor het land langzaamaan steeds verder wordt opgehoogd.Toelichting:In de theorie heb je geleerd dat als de mens niet ingrijpt in een overstromingsgebied/ delta/ estuarium dat het water bij elke overstroming een klein laagje sediment neerlegt waardoor het land steeds hoger wordt.Uiteindelijk zal het land weer droog komen te liggen als het maar vaak genoeg overstroomt.  Uit het antwoord moet blijken dat als de zee het water in de Westerschelde opstuwt, het water in de Hedwige-Prosperpolder ruimte heeft om te overstromen, zodat het water verder stroomopwaarts (denk aan Antwerpen) lager zal staan.Toelichting:Bij deze vraag pas je de theorie toe die je hebt geleerd over het maatregelen nemen stroomafwaarts waardoor dit stroomopwaarts tot voordelen kan leiden.Door het water meer ruimte te geven stroomafwaarts zorgt dat ervoor dat het water stroomopwaarts eerder doorstroomt waardoor daar minder hoge waterstanden worden bereikt in tijden van hoog water. December - januari –februari.In deze periode is er weinig verdamping en veel neerslag.Toelichting:Op basis van de atlaskaart kun je zelfs aflezen in welke maanden het debiet het hoogste is. Het debiet is een ander woord voor afvoer van de rivier. De oorzaken heb je ook geleerd in de leertekst. Het kan zijn dat je wellicht meer smeltwater hebt genoemd, maar dit is niet juist. Smeltwater is juist op zijn piek in het voorjaar (maart-mei). Dan smelt er veel sneeuw en ijs in de Alpen en dat komt met enige vertraging in de Nederlandse rivieren terecht. In de periode december - februari is er nog weinig afsmelting, terwijl het debiet al wel hoog is. Meer recreatiegebied.Meer natuurgebied.Toelichting:Bij deze vraag heb je inzicht nodig in de voordelen van een hoogwatergeul. Gegeven is dat de geul niet geschikt is voor grootschalige scheepvaart. Wel ontstaat hierdoor meer ruimte voor natuur en/of recreatie. Sociaal-economisch: het worden vooral dure woningen (voor midden- en hoger segment), voor de meeste inwoners van de gemeente onbetaalbaar.Ecologisch: bepaalde vogelsoorten worden bedreigd/ de natuur wordt aangetast door de komst van een nieuwe woonwijk.Toelichting:Bij deze vraag is het vooral van belang dat je goed vanuit de juiste dimensie redeneert. Een goed antwoord zou kunnen zijn dat de huizen in een gebied staan die kwetsbaar is voor hoogwater / overstromingen. Echter, past dit antwoord niet bij een van de dimensies en zal daarom fout worden gerekend. Uit het antwoord moet blijken dat:Statushouders gebruik maken van sociale huurwoningenEn dat sociale huurwoningen in Poelenburg veel voor handen zijn Toelichting:Bij deze vraag maak je gebruik van je kennis over aandachtswijken/ probleemwijken. Deze wijken hebben woningen met enkele woningkenmerken.Het juiste kenmerk wat je nodig hebt voor deze vraag is het grote aantal sociale huurwoningen. Statushouders hebben vaak niet de middelen om meteen door te stromen naar een koopwoning en dus is ‘eigendom’ (koop- of huurwoningen) hier het juiste woningkenmerk. Goede eigenschappen zijn:Industrieel erfgoed (veel gebouwen met interessante architectuur)Aan het waterGoed bereikbaar (per auto)Toelichting:In deze vraag gebruik je je kennis over de creatieve klasse. Deze klasse is vaak hoog opgeleid en werkzaam in een creatief beroep. Denk aan architecten. Zij zijn op zoek naar een omgeving die inspiratie biedt. Tegelijkertijd is goede bereikbaarheid in combinatie met een mooie omgeving ook van belang. Uit de redenering moet blijken dat door herstructurering / gentrificatie minder sociale huurwoningen beschikbaar zijn in Amsterdam, waardoor de mensen die hiervan gebruik maken moeten uitwijken naar sociale huurwoningen in omliggende steden rondom Amsterdam, zoals PoelenburgToelichting:Deze vraag is lastig omdat het een begrip gebruikt wat je eigenlijk niet kent. Daardoor moet je je eerst baseren op de kennis die je wel hebt. Namelijk het begrip suburbanisatie wat je wel kent. Dit begrip is normaliter van toepassing op de (rijkere) middenklasse die de stad verlaat op zoek naar een grotere woning met meer rust en ruimte. Echter, het gaat nu niet om de (rijkere) middenklasse, maar juist de lagere sociale klasse. Het is logisch dat Poelenburg deze mensen ook aantrekt omdat Poelenburg vooral woningen heeft voor het lagere segment die zij wel kunnen betalen.