Moderne Wiskunde 13e ed/FLEX deel B - Hoofdstuk 7 - Formules en grafieken oefentoetsen & antwoorden

Met het aantal uren berekenen we de opbrengst. Het IN-getal is dus het aantal uren, het UIT-getal is de opbrengst.Vul 3,50 en 10 in.Antwoord: Vul voor het aantal voldoendes 0 in.$0\times 0,50+5=$$0+5=5$Antwoord: 5 euroVul voor het aantal voldoendes 3 in.$3\times 0,50+5=$$1,50+5=6,50$Antwoord: €6,50 Vul in pijlenketting op de plek van ‘aantal pizza’s’ 12 in.$12\times 9,50+4=kosten$$114+4=118$ (vermenigvuldigen gaat voor plus)Antwoord: €118,- Stap 1: Maak een pijlenketting.Stap 2: In plaats van 9,50 betalen we bij Luigi 10 euro per pizza. We schrijven dus op de plek van 9,50 in de pijlenketting 10.Stap 3: In plaats van 4 euro bezorgkosten betalen we bij Luigi 50 cent. We schrijven op de plek van 4 in de pijlenketting 0,50.Vergeet niet dat de getallen in de pijlenketting allemaal over euro’s gaan, daarom zetten we centen eerst in euro’s. (50 cent is 0,50 euro)Antwoord:Bij Mario betaald Lars €118,- (zie a)Vul in pijlenketting van Luigi op de plek van ‘aantal pizza’s’ 12 in.$12\times 10+0,50=kosten$$120+0,50=120,50$ (vermenigvuldigen gaat voor plus)Bij Luigi betaalt Lars €120,50Antwoord: Lars hoeft het minst te betalen bij Mario.$aantal\ pizza’s \times 10+0,50=kosten$ Stap 1: Maak een aantal berekeningen bij de situatie. Als Lisa 1 kilometer loopt krijgt ze: $1\times 9+58=67$ euro.Als Lisa 3 kilometer loopt krijgt ze: $3\times 9+58=85$ euroStap 2: Schrijf de regel op in woorden.Het aantal kilometer dat ze loopt keer 9 plus 58 is de opbrengst.Stap 3: Maak een pijlenketting bij de regel in woorden.Stap 4: Schrijf de bijbehorende formule op.$aantal \, kilometer \times 9+58=opbrengst$Antwoord: $aantal\ kilometer \times 9+58=opbrengst$Vul op de plek van $aantal\ kilometer$ 5 in.$5 \times 9+58=$$45+58=103$Antwoord: €103,- Stap 1: Vul in beide formules voor tijd 13 in.Auto 1:$13\times 10+40=kWh$$130+40=170$Auto 2:$13\times 5+110=kWh$$65+110=175$Stap 2: Bereken het verschil.$175-170=5$ kWh.Antwoord: 5 kWh We vullen voor ronde 3, 6 en 9 in in de formule.$ronde=3$$(3-1)\times 0,57+46=47,14$$ronde=6$$(6-1)\times 0,57+46=48,85$$ronde=9$$(9-1)\times 0,57+46=50,56$Antwoord: