Moderne Wiskunde 13e ed/FLEX deel B - Hoofdstuk 11 - Vergelijkingen oefentoetsen & antwoorden

Maak voor beide formules een tabel. Formule 1:Vul de waarden voor $b$ in in de formule.$b=1$: $(1+4)\cdot 5=r$$5\cdot 5=25$$b=2$: $(2+4)\cdot 5=r$$6\cdot 5=30$$b=3$: $(3+4)\cdot 5=r$$7\cdot 5=35$$b=4$: $(4+4)\cdot 5=r$$8\cdot 5=40$Formule 2:Vul de waarden voor $b$ in in de formule.$b=1$: $1\times 5 +20=r$$5+20=25$$b=2$: $2\times 5+20=r$$10+20=30$$b=3$: $3\times 5+20=r$$15+20=35$$b=4$: $4\times 5+20=r$$20+20=40$Antwoord: De tabellen bevatten dezelfde waarden, dus de formules zijn gelijkwaardig. Stap 1: Maak eerst de standaard pijlenketting voor de formule.Het IN-getal is $s$, deze staat in de som.Het UIT-getal is $a$, deze staat achter de $=$.Omdat er haakjes om de $2+s$ staan moeten we de $s$ eerst $+2$ doen en daarna pas vermenigvuldigen met 4. Stap 2: Maak vervolgens de omgekeerde pijlenketting.We draaien de pijlen in onze pijlenketting om.Vervolgens gebruiken we het tegenovergestelde van $\times$ en $+$. Het tegenovergestelde van $\times$ is $:$, en van $+$, $-$.Antwoord: Stap 1: Maak een pijlenketting.Het IN-getal is $k$, deze staat in de som.Het UIT-getal is $47$, deze staat achter de $=$.We vermenigvuldigen $k$ eerst met 2, daarna trekken we er 23 vanaf.Stap 2: Maak een omgekeerde pijlenketting.We draaien de pijlen in onze pijlenketting om.Vervolgens gebruiken we het tegenovergestelde van $\times$ en $-$. Het tegenovergestelde van $\times$ is $:$, en van $-$, $+$.Stap 3: Bereken het IN-getal.We beginnen bij het UIT-getal, deze weten we namelijk. We volgen de pijlen.$47+23=70$$70:2=35$Stap 4: Controleer de oplossing met de formule.$2\cdot 35-23=$$70-23=47$Klopt!Antwoord: Dus $k=35$Stap 1: Maak een pijlenketting.Het IN-getal is $a$, deze staat in de som.Het UIT-getal is $84$, deze staat achter de $=$.We vermenigvuldigen $a$ eerst met 5, daarna tellen we er 9 bij op..Stap 2: Maak een omgekeerde pijlenketting.We draaien de pijlen in onze pijlenketting om.Vervolgens gebruiken we het tegenovergestelde van $\times$ en $+$. Het tegenovergestelde van $\times$ is $:$, en van $+$, $-$.Stap 3: Bereken het IN-getal.We beginnen bij het UIT-getal, deze weten we namelijk. We volgen de pijlen.$84-9=75$$75:5=15$Stap 4: Controleer de oplossing met de formule.$9+5\times 15=$$9+75=84$Klopt!Antwoord: Dus $a=15$ Vervang de woorden voor de eerste letters van het woord.Maak van de keer een vermenigvuldigingspunt.Antwoord: $a\cdot 25+50=h$.Antwoord: Voer de waarden van $a$ uit de bovenste rij in in de formule.$a=1$: $1\times 25+50=$$25+50=75$, vul dit in onder de 1 in de tabel.$a=2$: $2\times 25+50=$$50+50=100$$a=3$: $3\times 25+50=$$75+50=125$$a=4$: $4\times 25+50=$$100+50=150$$a=5$: $5\times 25+50=$$125+50=175$In de tabel lees je af dat voor 1 tot en met 3 dagen ze minder dan 130 euro moeten betalen.Vanaf 4 dagen betalen ze meer dan 130 euro, namelijk 150 euro. Antwoord: Ze kunnen maximaal drie dagen een boot huren. Maak eerst de standaard pijlenketting voor de formule.Het IN-getal is $l$, deze staat in de som. het UIT-getal is $g$, deze staat achter de $=$.We vermenigvuldigen eerst met 0,6 en trekken er daarna 40 van af.Maak vervolgens de omgekeerde pijlenketting.We draaien de pijlen in onze pijlenketting om.Vervolgens gebruiken we het tegenovergestelde van $\times$ en $-$. Het tegenovergestelde van $\times$ is $:$, en van $-$, $+$.Antwoord: Gebruik de omgekeerde pijlenketting.We weten het UIT-getal, deze vullen we in.We volgen de pijlen.$65+40=105$$105:0,6=175$Controleer de oplossing met de formule.$0,6\times 175-40=$$105-40=64$Klopt!Antwoord: Dus Linda is 175 cm lang. Stap 1: Bereken hoeveel kWh Henk nodig heeft.$300:4=75\ kWh$De vergelijking die hierbij hoort is $5\times (t+3)=75$Stap 2: Maak een pijlenketting.Het IN-getal is $t$, deze staat in de som.Het UIT-getal is $75$, deze staat achter de $=$.Om dat er haakjes om de $t+3$ staan moeten we dat eerst uitvoeren. We tellen dus eerst 3 bij $t$ op en vermenigvuldigen daarna met 4,5. Stap 3: Maak een omgekeerde pijlenketting.We draaien de pijlen in onze pijlenketting om.Vervolgens gebruiken we het tegenovergestelde van $\times$ en $+$. Het tegenovergestelde van $\times$ is $:$, en van $+$, $-$.Stap 4: Bereken het IN-getal.We beginnen bij het UIT-getal, deze weten we namelijk. We volgen de pijlen.$75:4,5=16,666…$$16,666-3=13,666…$$t=13,666..$, na 13 minuten is de auto nog niet vol genoeg. Dus hij moet 14 minuten aan de lader.Antwoord: De auto moet 14 minuten aan de lader. Stap 1: Leg het bordje op het gedeelte met de letter.Stap 2: Bedenk wat er op het bordje zou moeten staan om de som te laten kloppen.$6+72=78$Op het bordje moet $72$ staan.Stap 3: Bepaal wat de letter voor waarde moet hebben om de uitkomst op het bordje te krijgen.$9\times t=72$, wat moet $t$ dan zijn?$9\times 8=72$, dus $t=8$Stap 4: Controleer je uitkomst.$6+9\times 8=$$6+72=78$Klopt!Antwoord: $t=8$Stap 1: Leg het bordje op het gedeelte met de letter.Stap 2: Bedenk wat er op het bordje zou moeten staan om de som te laten kloppen.$52-12=40$Op het bordje moet $52$ staan.Stap 3: Bepaal wat de letter voor waarde moet hebben om de uitkomst op het bordje te krijgen.$p\times 13=52$, wat moet $p$ dan zijn?$4\times 13=52$, dus $p=4$Stap 4: Controleer je uitkomst.$4\times 13-12=$$52-12=40$Klopt!Antwoord: $p=4$