Toets Economie

Cumulus Economie - Hoofdstuk 3. Speltheorie en 4. deel I - 3.1 Speltheorie, 4.1 Vraag en aanbod en 4.2 Elasticiteiten oefentoetsen & antwoorden

1e editie

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: gevangenendilemma, verschuiving op vs. verschuiving van de vraaglijn, consumenten- en producentensurplus, prijselasticiteit van de vraag, kruiselingse prijselasticiteit van de vraag, inkomenselasticiteit van de vraag. 

Cumulus Economie
Toets Economie
Cumulus Economie
Online maken
Toets afdrukken
onafhankelijk collectieve dwangmaximale betalingsbereidheid langshet aantal producenten positief betalingsbereidheid inkomenseffect inelastische  Door het ruimen/doden van zwangere geiten is er minder geitenmelk en dus kan er minder geitenkaas worden gemaakt. Het aanbod van geitenkaas daalt bij elke prijs. Toelichting: Bij het uitleggen van een verschuivende vraag- of aanbodlijn is het verplicht om te melden dat de vraag of het aanbod stijgt of daalt “bij elke prijs”. Het missen van die laatste drie woorden kost vrijwel altijd punten! Een verschuiving naar links betekent een daling van de vraag of het aanbod (hier: het aanbod), een verschuiving naar rechts komt overeen met een stijging van de vraag of het aanbod.  Door de verschuiving van de aanbodlijn naar links is de evenwichtsprijs voor geitenkaas gestegen, waardoor het verschil tussen de betalingsbereidheid van consumenten en de prijs van het product kleiner is geworden. Ook is de evenwichtshoeveelheid gedaald, waardoor er minder transacties zijn waarop (consumenten)surplus behaald wordt. Toelichting: Bij een “leg uit”-vraag over een begrip is het belangrijk om je kennis van het begrip in je antwoord te verwerken. Het consumentensurplus = het verschil tussen de betalingsbereidheid en de prijs. Noteer dat dus.  Surplus kan alleen behaald worden als je iets koopt of verkoopt (een transactie maakt). Hoe minder er wordt gekocht, des te lager het surplus kan zijn.  Door een daling van het inkomen. De verandering van +20 naar +17 geeft aan dat de vraag daalt bij elke prijs. Over het algemeen leidt een daling van het inkomen tot minder vraag naar producten. Toelichting: Specificeer in je antwoord eerst dat je weet wat ‘de verandering van de vraagfunctie’ betekent. Hier is dat “minder vraag bij elke prijs”. Bij de meeste goederen leidt meer inkomen tot meer vraag en minder inkomen tot minder vraag (een positief verband). Alleen bij inferieure goederen is dit verband negatief. Voor geitenkaas mag ervan worden uitgegaan dat dit geen inferieur product is.  (1) = sterke drank (2) = luxe (3) = 200%ToelichtingBij (1) gebruik je de gegeven prijselasticiteiten van de vraag. Hoe verder deze van 0 ligt, des te sterker is de reactie van de vraag (naar alcohol → alcoholgebruik) op een prijsverhoging (door hogere accijns). Bij (2) gebruik je de gegeven inkomenselasticiteiten van de vraag. Bij luxegoederen is deze elasticiteit groter dan 1: als het inkomen met 1% stijgt (daalt), dan zal de vraag naar deze goederen met meer dan 1% stijgen (dalen). Bij (3) gebruik je de gegeven prijselasticiteiten van de vraag naar alcohol, algemeen. Dit is -0,50, wat betekent dat elke 1% prijsstijging leidt tot 0,50% minder vraag naar alcohol. Om 100% minder vraag te krijgen, moet de prijs dan 200% omhoog. (200% x -0,50 = -100%). Omzet = Prijs x afzet (verkochte hoeveelheid). Een prijsstijging van wijn zal leiden tot een stijging van de omzet van wijn, omdat de vraag/afzet van wijn relatief / procentueel minder daalt dan de prijs van wijn stijgt. Toelichting: Een prijsstijging is positief voor de omzet. Maar door een prijsstijging zal de vraag dalen en dat is negatief voor de omzet. Het uiteindelijke effect op de omzet wordt bepaald door hoe sterk de vraag reageert op een prijsstijging.  - Een prijselasticiteit van de vraag naar wijn van - 0,45 geeft aan dat de vraag met 0,45% daalt voor elke stijging van de prijs met 1%. Dat geeft dus aan dat de vraag procentueel (relatief) minder daalt dan de prijs stijgt. Als Nederland de productie van auto’s op fossiele brandstoffen wel beëindigt, maar België doet dat niet, dan heeft Nederland geen voordelen meer van de verkoop van deze auto’s, maar wel nog de negatieve gevolgen van CO2-uitstoot uit België. Toelichting:Maak in je antwoord duidelijk dat je weet wat de cel betekent: Nederland beëindigt wel en België niet In de toelichting op de tabel wordt benoemd dat het saldo in een cel uit twee effecten bestaat. Laat deze dan ook allebei in je antwoord terugkomen.  De dominante strategie van Nederland is niet beëindigen, want: als België wel beëindigt, kiest Nederland voor niet beëindigen, want 18 > 12, en als België niet beëindigt, kiest Nederland voor niet beëindigen, want 0 > -3.    De dominante strategie van België is niet beëindigen, want:als Nederland wel beëindigt, kiest België voor niet beëindigen, want 13 > 10, en als Nederland niet beëindigt, kiest België voor niet beëindigen, want 0 > -4.     Het Nash-evenwicht is dat beide landen kiezen voor niet beëindigen (0 ; 0). Er is wel sprake van een gevangenendilemma, want de uitkomst waarbij beide landen voor wel beëindigen kiezen, levert voor beide landen een beter resultaat op, namelijk (12 ; 10). Toelichting:Het één op één vergelijken van de getallen is verplicht. Nederland is de linkse speler in de matrix, dus je vergelijkt de linkse getallen met elkaar. Nederland kiest tussen boven (wel beëindigen) en onder (niet beëindigen), dus je vergelijkt steeds de linkse getallen boven vs. onder met elkaar. België is de rechtse speler in de matrix, dus je vergelijkt de rechtse getallen met elkaar. België kiest tussen links (wel beëindigen) en rechts (niet beëindigen), dus je vergelijkt steeds de rechtse getallen links vs. rechts met elkaar. Ook in de laatste stap is het noemen van de getallen verplicht: de landen zullen uitkomen op (0 ; 0), maar de uitkomst (12 ; 10) is beter voor allebei. Als dat het geval is, is er wel sprake van een gevangenendilemma.  Mogelijke antwoorden zijn: Sociale normen: vanuit de gedachte “zo gaan we niet met elkaar om” / vanuit een besef van normen en waarden stellen de lidstaten het (ethische) belang van een beter milieu boven het eigenbelang van een fossiele brandstof auto-industrie.  OfGeloofwaardige zelfbinding: als lidstaat maak je aan de andere lidstaten duidelijk dat je voor het ‘wel beëindigen’ van de fossiele brandstof auto-industrie gaat, met een negatieve consequentie voor jezelf als je je niet aan die belofte houdt. Bijvoorbeeld door publiekelijk bekend te maken (t.o.v. handelspartners / op internationale conferenties) dat je koste wat kost milieubelangen voorop stelt. Of Collectieve dwang: een contract of wet verplicht de landen tot het beëindigen van de fossiele brandstof auto-industrie, bijv. het ondertekenen van een verdrag met boeteclausule voor overtreding. Toelichting: Het is belangrijk dat je in je antwoord zowel de kennis van de oplossing laat terugkomen (wat bedoelen we bijvoorbeeld met ‘sociale normen’?) als een toepassing ervan voor deze landen. Bij collectieve dwang is er een contractuele of wettelijke verplichting, vaak met een boete die dus ook bij een rechter af te dwingen valt. Bij geloofwaardige zelfbinding is er juist een vrijwillige binding, dus moet er zelf een soort ‘boete’ / negatieve consequentie bedacht worden. Probeer die consequentie te zoeken in reputatieschade of verzonken kosten.  Er is sprake van marktevenwicht als Qa = Qv Dus als 600P - 60 = -300P + 120 Als 900P = 180 Als P = 180 / 900 = 0,20 → de evenwichtsprijs is € 0,20 per kWh.  Dan is Qa = 600 x 0,20 - 60 = 60 en Qv = -300 x 0,20 + 120 = 60. De evenwichtshoeveelheid is 60 miljard kWh. Toelichting: Voor het berekenen van de evenwichtshoeveelheid is het opschrijven van alleen de berekening van Qa òf Qv al voldoende, maar wen jezelf aan om ze in ieder allebei even uit te rekenen, zodat je je antwoord kunt controleren! Let er altijd goed op dat je je eindantwoorden in de juiste eenheden geeft! Dat kan door jezelf aan te wennen om telkens het eindantwoord netjes uit te schrijven. Procentuele verandering prijs = (0,18 - 0,20) / 0,20 x 100% = -10% Bij een prijs van € 0,20 is Qv = -300 x 0,20 + 120 = 60 (miljard kWh). Bij een prijs van € 0,18 is Qv = -300 x 0,18 + 120 = 66 (miljard kWh). Procentuele verandering van de vraag = (66 - 60) / 60 x 100% = +10%. Ev = +10% / -10% = -1 Mogelijke antwoorden zijn: Verandering van driehoek edf naar driehoek ecg.   OFVerandering met het gebied cdfg. Toelichting: Door de verschuiving van de aanbodlijn daalt de evenwichtsprijs van punt c naar d, en stijgt de evenwichtshoeveelheid van Q0 naar Q1. Beide veranderingen maken de driehoek van het consumentensurplus groter. Procentuele verandering van de prijs = (5,25 - 4,55) / 4,55 x 100% = +15,38%Procentuele verandering van de vraag = + 15,38 x -0,2 = -3,1% De nieuwe vraag in 2023 = 200 miljoen x 0,969 = 193,8 miljoen. Toelichting: De vraag is in 2023 dus veranderd door een verandering van de prijs. De prijselasticiteit van de vraag geeft aan hoe sterk de vraag verandert als de prijs verandert. Die elasticiteit moet je hier dus gebruiken. Je schrijft Ev = %ΔQv / %ΔP om naar %ΔP x Ev = %ΔQv om de verandering van de vraag uit te kunnen rekenen. De vraag was 200 miljoen in 2022 en daalt hier dus met 3,1%. Dat kan door te vermenigvuldigen met een groeifactor van 0,969 (= 1 - 3,1/100), maar andere manieren zijn ook juist, bijvoorbeeld 200 / 100 x 96,9 of 200 - 200 x 0,031. Zolang je op hetzelfde antwoord uitkomt, is je berekening vast ook goed gegaan.   Procentuele verandering van de vraag naar Big Mac’s door de inkomensdaling van de consumenten = -5% x +0,4 = -2% Om deze daling tegen te gaan, moet de vraag weer stijgen met 2%. Hiervoor is een prijsverandering van de Big Mac nodig van +2% / -0,2 = -10%. De prijs van de Big Mac moet dus met 10% dalen. Toelichting: Door de inkomensdaling dreigt McDonald's klanten te verliezen. De inkomenselasticiteit van de vraag geeft aan hoe sterk deze reactie is. Die elasticiteit moet hier dus gebruikt worden. Je schrijft Ey = %ΔQv / %ΔY om naar %ΔY x Ey = %ΔQv om de verandering van de vraag uit te kunnen rekenen. Vervolgens moet deze vraagdaling worden gecompenseerd met een vraagstijging. Deze stijging van de vraag naar de Big Mac moet worden veroorzaakt door een prijsdaling van de Big Mac. Hiervoor gebruik je de ‘gewone’ prijselasticiteit van de vraag. Je schrijft Ev = %ΔQv / %ΔP om naar %ΔQv / Ev = %ΔP om de benodigde verandering van de prijs uit te kunnen rekenen. 35 miljoen - 40 miljoen = - 5 miljoen → een afname van 5 miljoen personen. Toelichting: Werkgelegenheid = het aantal werkenden. Zonder minimumloon komt het marktevenwicht tot stand: een evenwichtsloon van € 9 per uur met een totale vraag en aanbod van 40 miljoen personen. Er zijn dus 40 miljoen werkenden. Met een minimumloon van € 10 per uur neemt het aanbod toe naar 45 miljoen personen die willen en kunnen werken (aflezen vanuit € 10 via de aanbodlijn), maar de vraag neemt af naar 35 miljoen personen (aflezen vanuit € 10 via de vraaglijn). Er zullen dus nog maar 35 miljoen werkenden zijn. Zonder minimumloon bedraagt de werkloosheid 0 personen. Na invoering van het minimumloon is de werkloosheid 45 miljoen - 35 miljoen = 10 miljoen personen. Een toename van 10 miljoen personen dus. Toelichting: Werkloosheid = het aantal personen dat wel wil en kan werken, maar geen baan heeft. In dit geval betreft het het verschil tussen vraag en aanbod. Zonder minimumloon komt het marktevenwicht tot stand: vraag en aanbod zijn aan elkaar gelijk → er is geen werkloosheid. Met een minimumloon van € 10 per uur neemt het aanbod toe naar 45 miljoen personen die willen en kunnen werken (aflezen vanuit € 10 via de aanbodlijn), maar de vraag neemt af naar 35 miljoen personen (aflezen vanuit € 10 via de vraaglijn). Er zijn dus 10 miljoen mensen die wel willen en kunnen werken, maar geen baan zullen vinden. Het werkgeverssurplus neemt af met € 37,5 miljoen. Het werknemerssurplus neemt toe met € 32,5 miljoen. Het totale surplus neemt dus af met € 5 miljoen. Toelichting: Zonder minimumloon bestaat het werkgeverssurplus uit de vlakken A+B+E. Bij een minimumloon van € 10 bestaat het werkgeverssurplus alleen nog uit het vlak A. Er is dus een afname met de grootte van B+E = 35 + 2,5 = € 37,5 miljoen. Zonder minimumloon bestaat het werknemerssurplus uit de vlakken C+D+F. Bij een minimumloon van € 10 bestaat het werknemerssurplus uit de vlakken B+C+D. Het vlak B is er dus bij gekomen (+35 miljoen) en het vlak F is eraf gegaan (-2,5 miljoen). Er is dus een toename van 35 - 2,5 = € 32,5 miljoen. De verandering van het totale surplus is te bepalen door bovenstaande twee veranderingen met elkaar samen te voegen (+32,5 - 37,5 = € -5 miljoen), of door te herkennen het verloren surplus bestaat uit de vlakken E+F = 2,5 + 2,5 = € 5 miljoen.

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in