Compañeros 2 (A2) - Hoofdstuk 1 - ¿En casa o con los amigos? oefentoetsen & antwoorden

afsprekende helmde tentoonstellingkokenverkrijgenhet naar zijn zin hebbende meningde verplichtingcontact hebben metgevaarlijk acabaraficionado/-ahabilidadel fuegoperdona¡Hasta luego!la saludel monopatínla participaciónlas matemáticas  Zegt u het maar?Hoi, ik ben Luisa. Is Juan er (Mag ik Juan spreken. aub)?Ja, momentje.Kom je naar mijn huis om te leren/studeren? Sí, voy después de comer.¿Qué haces en tu tiempo libre?A mi me gusta mucho ir al cine.A mis amigos y a mí no nos gustan nada las películas de horror.  Het werkwoord estar + gerundio gebruik je wanneer je wilt vertellen dat een handeling of gebeurtenis op het moment van spreken aan de gang is. Deze stappen moet je volgen:Haal de -er/-ar/-ir van het hele werkwoord afJe houdt de stam over, en daarachter plak je:- bij -AR werkwoord → -ANDO en bij -ER/-IR werkwoord → -IENDOBijvoorbeeld: “beber” (drinken) BEB(ER) = stam is BEB-uitgang -ER → -IENDO; BEBER wordt dus BEBIENDOLet op! Onregelmatige werkwoorden hebben hun eigen vorm!Vergeet niet om de juiste vorm van ESTAR vooraan te zetten.Bijvoorbeeld: Mi padre y yo estamos comiendo una paella en Ibiza.  Gustar betekent: leuk vinden, lekker vinden, bevallen.Je kunt vertellen over dingen die jij (of iemand anders) leuk of lekker vinden, en over wat jou (of andere mensen) bevalt (of juist niet). Het werkwoord gustar kent twee vormen: gusta en gustan.Gusta → gebruik je bij zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud of bij een hele ww. Gustan → gebruik je bij zelfstandige naamwoorden in het meervoud.Ook moet je hier het persoonlijk voornaamwoord gebruiken:me, te, le, nos, os, les. están comiendoestamos estudiandoestás corriendoestá finalizandoestán viajandoestamos cocinando.está escribiendoestán bailandoestamos haciendoestás viviendo Tip: Merk je dat je vaak het voltooid deelwoord verkeerd vervoegt? Probeer het ezelsbruggetje uit je hooft te leren: werkwoorden op ar → ando / werkwoorden op ir/er → iendo. Voor het rijtje van estar geldt dat je dit rijtje ook goed moet kennen, anders is jouw vervoeging niet compleet.  está hablandoestá corriendoestamos comiendoestá dibujandoestá enseñandoestá leyendo* (Let op! Onregelmatige voltooid deelwoord)están durmiendo* (Let op! Onregelmatige voltooid deelwoord) Quién → Wie spreekt Spaans in deze klas?Dónde / con quién → Waar / Met wie woon je?Quiénes → Wie (meervoud) zijn het liedje van Rolf Sánchez aan het zingen?Con quién → Met wie ga je naar het park?Qué → Wat  doe je in de vakanties normaalgesproken? te gustales gustame gustaos gustanle gustannos gustanles gustan A Tania le gusta bastante ver la tele.A nosotros no nos gusta nada estudiar la gramática española.A mi me gusta mucho la comida italiana.A mis hermanos no les gustan los hotdogs de HEMA.A Juan y a Pedro les gusta bastante escribir poemas.A los alumnos les gustan mucho las series de Netflix.A vosotros no os gusta nada la música de Rock.