Compañeros 2 (A2) - Hoofdstuk 2 - ¿Qué tiempo hace? oefentoetsen & antwoorden

skiën de snelweghet geluk, het lothet bossneeuwende brugde natuurramphet toevalhet zand de top hace calorestá nubladohay tormentael granizohay nieblahace buen tiempohace friode zon schijntestá lloviendoestá nevando Wat ga je zondag doen?Ik ga naar de bioscoop.Ga je met mij mee naar het park?Het spijt me, ik kan niet, ik moet studeren. ¿Puedo ir de excursión el domingo con mis amigos?Sí, claro. No hay problema.¿Dónde está mi mochila?No sé, no la veo. Het werkwoord ir + a + infinitief gebruik je om te vertellen wat je in de toekomst van plan bent om te doen. Bijvoorbeeld:Zaterdag ga ik zwemmen in het zwembad. → El sábado voy a nadar en la piscina.Het werkwoord ir betekent gaan enJe vervoegt het als volgt:yo voytú vasél/ella/usted vanosotros/-as vamosvosotros/-as vaisellos/ellas/ustedes van (+ a + hele werkwoord).  yometúteél/ella/ustedlo / lanosotros/-asnosvosotros/-asosellos/ellas/ustedeslos / las vamos a visitarvan a viajarva a estudiarvan a estarvais a venirvas a pasarvoy a empezarvamos a hacer Tip: In het Nederlands gebruiken we ook het hele werkwoord om aan te geven welke actie handeling gaat plaatsvinden (in de toekomst), dit is hetzelfde in het Spaans. Ik ga koken → Yo voy a cocinar. Alleen in het Spaans komt er een a tussen het werkwoord ir en het hele werkwoord.  ¿Puedes prestarme / Me puedes prestar tu libro de Matemáticas? (a mi → me)Pedro le da un regalo. (a su hermana → le)¿Le podrías decir / Podrías decirle que nos llame después? (a Juan → le)Mi abuela siempre nos cocina unas deliciosas galletas. (para nosotras → nos)Laura le envía una carta.  (a su abuelo → le)Juan nos da un iPhone. (a María y a mi → nos)El profesor les explica (a los estudiantes → les)Ana les ofrece ayuda (a sus amigos → les)El camarero les sirve la comida (a los clientes → les)Mi hermano nos compra un PlayStation (a nosotros → nos)Let op! Staat in de zin een heel werkwoord zoals bij zin a en c, dan heb je twee keuzes: het persoonlijk voornaamwoord mag voor of gelijk achter het heel werkwoord in de zin!