Pincode 7e ed/FLEX Katern 6 Welvaart en Groei
- Hoofdstuk 2 - Het verdelen van welvaart
oefentoetsen & antwoorden
7e editie
Klas 4-5|Havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: directe belastingen, indirecte belastingen, loonheffing, proportioneel tarief, prgressief tarief, degressief tarief, marginaal tarief, heffingskorting, nivelleren, denivelleren, lorenzcurve, primaire inkomensverdeling, secundaire inkomensverdeling, inkomenscategorieën, arbeidsproductiviteit, innovatie, instituties, economische sectoren, convergentie, divergentie en protectie.
Toets Economie
Pincode 7e ed/FLEX Katern 6 Welvaart en Groei
Online maken
Toets afdrukken
Het verschil tussen directe belastingen en indirecte belastingen is dat directe belastingen op naam zijn (belasting op inkomen, winst en vermogen) en indirecte belastingen zijn belastingen op producten en diensten en gaan via het kopen van producten en diensten naar de belastingdienst.Situatie 1: persoon A betaalt 25% aan belasting en premie, persoon B, die meer verdient, betaalt 12,5% aan belasting en premie. Hier is sprake van degressieve belastingheffing.Situatie 2: Beide personen betalen hetzelfde percentage aan belasting en premie. Hier is sprake van proportionele belastingheffing.Situatie 3: persoon A betaalt een lager percentage aan belasting en premie dan persoon B die meer verdient. Hier is sprake van progressieve belastingheffing. Voorbeelden van bedrijven in de primaire sector zijn bloementelers, akkerbouwbedrijven en visserij.Voorbeelden van bedrijven in de secundaire sector zijn energie- en bouwbedrijven.De tertiaire sector is de commerciële dienstverlening en de quartaire sector is de niet-commerciële dienstverlening.De reden voor de daling van de werkgelegenheid in de primaire sector en de secundaire sector is dat door de technologische vooruitgang de technieken, de machines en daardoor de arbeidsproductiviteit in de primaire en secundaire sector verbeterd zijn. De netto-inkomens zijn genivelleerd ten opzichte van de bruto-inkomens. De inkomensverhouding tussen de laagste en hoogste tien procent groepen bij het netto-inkomen ( 24 : 3 = 8) is kleiner dan bij het bruto-inkomen (29 : 2 = 14,5). Mogelijke oorzaken voor de stijging van de gemiddelde arbeidsproductiviteit zijn Technologische ontwikkelingScholingToenemende specialisatieEen ongelijke verdeling van de productiefactoren, heeft een ongelijke inkomensverdeling tot gevolg. Als mensen veel geld op de bank hebben, grond en gebouwen bezitten of een eigen bedrijf hebben, zullen ze meer inkomen (rente, pacht en winst) ontvangen dan mensen die dat allemaal niet of in mindere mate hebben.De uitspraak van de econoom is onjuist. Als er naast kwalitatief goede productiefactoren slecht functionerende instituties zijn, is de kans groot dat het BBP per hoofd van de bevolking relatief laag is. Redenen om te denken dat inkomensverschillen tussen landen gaan verdwijnen zijn:Door internationale handel worden technologische vernieuwingen wereldwijd verspreid.Het internet geeft toegang aan een schat van informatieEr bestaat inmiddels een mondiale monetaire infrastructuur (wat o.a. geld lenen makkelijker maakt).Redenen waarom er maar beperkt sprake is van convergentie tussen landen:Er bestaan grote culturele verschillen tussen landen.Er zijn nog veel landen met een dictatuur.Het is niet in het belang van rijke landen als arme landen zich gaan ontwikkelen. Belasting schijf 1: 36,93% x 72.000 = € 26.589,60Heffingskorting € 7.608,65 -Te betalen belasting € 18.980,95Het gemiddelde belastingtarief is de belasting / bruto-inkomen x 100% is€ 18.980,95 / € 72.000 x 100% = 26,4%.Het marginale belastingtarief is 36,93% (dit is de hoogste schijf waarover Kees belasting betaalt). A = 33 1/3B = 26 (36 – 10)C = 33 1/3D = 64 (100 – 36)Het gemiddelde inkomen per persoon in groep 1 is10% x €360 miljard / 33 1/3% x 4,8 miljoen = € 36 miljard / 1,6 miljoen = € 22.500.Met progressie in de inkomstenbelasting wordt bedoeld dat mensen met een hoger inkomen procentueel / relatief / in verhouding meer belasting betalen dan mensen met een lager inkomen.Let op: mensen met een hoger inkomen betalen meer belasting dan mensen met een lager inkomen is fout, omdat dat ook zo is bij een proportionele heffing.Het percentage dat iemand gemiddeld aan sociale premies moet betalen over een inkomen van € 80.000 is 20% x €70.000 / € 80.000 = 17,5%.De genoemde maatregel werkt nivellerend, omdat mensen met een inkomen vanaf € 70.000 meer premie gaan betalen, terwijl er voor de mensen tot € 70.000 niets verandert.Let op: “nivellerend” noemen en een algemene uitleg geven is onvoldoende. Er moet een uitleg worden gegeven binnen de gegeven context. Een ongelijke inkomensverdeling kan leiden tot een grotere ongelijke vermogensverdeling, omdat mensen met een hoog inkomen gemakkelijker een (groot) deel van hun inkomen kunnen gebruiken om vermogen te vormen dan mensen met een laag inkomen.De vermogensverdeling was in 2012 in de VS ongelijker, omdat in 2012 10% van de inwoners 50% van het totale inkomen heeft en 10% van de inwoners 77% van het totale vermogen.De rijkste 10% van de inwoners heeft 77% van het vermogen: 77 / 10 = 7,7.De overige 90% van de inwoners heeft 23% van het vermogen: 23 / 90 = 0,256.7,7 is 30 maal zoveel als 0,256.Opmerking: een berekening met een andere afronding is ook goed.Een maatregel om de primaire inkomens te nivelleren is het instellen/verhogen van een minimumloon / het instellen/verlagen van een maximum beloning waardoor de primaire inkomensverschillen kleiner worden.Een maatregel om de secundaire inkomens te nivelleren is een progressiever belastingsysteem / het instellen/verhogen van heffingskortingen / het invoeren/verhogen van toeslagen voor mensen met lagere inkomens waardoor de secundaire inkomens verschillen kleiner worden. De arbeidsproductiviteit in de primaire sector in Duitsland bedraagtbbp totaal x aandeel van de primaire sector in procenten / werkgelegenheid in arbeidsjaren in de primaire sector: € 1.741.276.000.000 x 0,011 / 970.000 = € 19.746,43Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om het aandeel van de primaire sector in procenten van het BBP in Nederland (3,1%) en de werkgelegenheid in de primaire sector in procenten van de totale werkgelegenheid (3,74%).Opmerking: in verhouding is het aandeel van de primaire sector in het BBP ten opzichte van de werkgelegenheid in de primaire sector in Nederland kleiner dan bij de andere sectoren. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de arbeidsproductiviteit in de primaire sector in Nederland lager ligt dan de gemiddelde arbeidsproductiviteit in de totale Nederlandse economie. Sommige Afrikaanse landen passen protectie toe. Dit blijkt uit het gegeven dat sommige Afrikaanse landen hun importen belasten.Protectie wordt in arme landen verdedigd met het infant-industry-argument. Protectie kan wenselijk zijn bij een beginnende industrie. De overheid van arme landen kan hoge invoerrechten heffen op de import van vergelijkbare producten uit het buitenland, waardoor die producten erg duur worden. Op deze manier wordt een jonge industrie beschermd tegen buitenlandse concurrentie. Als de industrie zich na verloop van tijd heeft ontwikkeld tot een volwaardig cluster kunnen de invoerrechten worden verlaagd.Door afschaffing van handelsbelemmeringen kan de export van en daardoor de welvaart in de Afrikaanse landen toenemen, zodat deze meer kunnen importeren, hetgeen de export van en dus de welvaart in de EU ten goede komt.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.