Vivo deel A+B - Hoofdstuk 6 - Planten oefentoetsen & antwoorden

Planten maken zuurstof.Planten zijn voedsel.Planten maken met licht, water en koolstofdioxide de voedingsstof glucose.Planten kun je verwerken tot plantaardige producten. Pioniersvegetatie is het spontaan opkomende plantengroei op kale bodems. Dus, de vegetatie die zich als eerste ontwikkelt op een kale en lege plek. de vier functies van het blad zijn:Opvangen van licht voor fotosynthese.Gaswisseling: Opnemen van koolstofdioxide uit de lucht en zuurstof afgeven aan de lucht.Glucose omzetten in suiker.Opslaan van reservestoffen.De drie functies van de wortels zijn:Nemen water met mineralen op uit de grond.Zorgen ervoor dat planten stevig in de grond staan.Worden reservestoffen opgeslagen.De vier functies van de stengels zijn:Draagt de bladeren, bloemen en de vruchten.Zorgt ervoor dat de plant veel licht op kan vangen voor de fotosynthese.Hier liggen de houtvaten en bastvaten, die zorgen voor transportSlaat reservestoffen op.  OpperhuidVulweefselHoutvatenBastvatenHuidmondje Letter S.Toelichting: Q is bastvaten en R is het deelweefsel. Deelweefsel is een weefsel dat steeds nieuwe cellen maakt. Hierdoor worden de wortels en/of stengels steeds dikker. Schors zit aan de buitenkant van een boom. Schors beschermt de boom tegen uitdroging en ziekteverwekkers zoals schimmels en bacteriën. 1= koolstofdioxide2 = water (met mineralen)3 = (zon)licht4 = glucose5 = zuurstof Uitwerking:koolhydrateneiwittenvetten Bij het proces verbranding worden zuurstof en glucose omgezet in koolstofdioxide en water. Bij dit proces komt er energie vrij. Die energie kan gebruikt worden om levensprocessen uit te voeren, zoals groeien, waarnemen en bewegen. Bij symbiose leven twee verschillende soorten organismen samen, zoals planten die met schimmels en bacteriën samenleven. Ten minste één van de organismen heeft voordeel aan het samenleven. Het grootste organisme wordt de gastheer genoemd. a = kroonbladb = stempelc = meeldraadd = stijle = kelkbladf = vruchtbeginselb, d en f.   Toelichting:De stempel, stijl en vruchtbeginsel samen vormen de stamper, het vrouwelijk geslachtsorgaan. Uit een klein deel van een plant ontstaat een nieuwe plant. De nieuwe plant heeft dezelfde eigenschappen als de moederplant1: wortelstokken, 2: uitlopers, 3: bollen,  4: knollen. De plant neem water met de wortels op uit de grondDe plant neemt koolstofdioxide via de huidmondjes op in de bladerenIn de bladgroenkorrels vindt onder invloed van licht fotosynthese plaatsDe plant maakt glucose en slaat dit op in de wortels of gebruikt dit voor groei/ontwikkelingDe plant maakt zuurstof, dat het blad via de huidmondjes verlaatLet op! 1 en 2 kunnen gewisseld worden qua volgorde, omdat dit tegelijkertijd gebeurt. Hetzelfde geldt voor 4 en 5. Tijdens het overpotten kunnen de wortelharen afbreken. Als dit gebeurt kan de plant geen water met mineralen uit de grond opnemen en kan er dus ook geen fotosynthese plaatsvinden. De plant zal dus sterven.  Houtvaten voeren water en mineralen vanuit de wortels, naar de stengels, naar de bladeren omhoog.Bastvaten vervoeren suikers vanuit de bladeren naar de rest van de plant. Het grootste gedeelte zal naar beneden gaan naar de wortels.Leertip! Houtvaten gaan omHoog, Bastvaten gaan naar Beneden. Er verdampt water uit de bladeren. Hierdoor wordt water met mineralen via de houtvaten omhoog gezogen. Dit wordt de zuigkracht van de bladeren genoemd. Cellen in de wortel persen het water vanaf de wortel omhoog, dit wordt worteldruk genoemd. Kruidachtige planten hebben een groene stengel. Ze krijgen hun stevigheid door het water in de vacuole in de cellen.  Houtachtige planten hebben een stengel die je de stam noemt. De celwanden van de cellen bestaan voor een deel uit houtstof. Dit geeft stevigheid, ook als de boom uitdroogt of afsterft Toelichting: Gebruik de schuingedrukte woorden in je uitleg om duidelijk het verschil aan te kunnen geven. In het voorjaar vervoert de boom veel water, waardoor de houtvaten die gevormd worden een grote doorsnede hebben, dus een dikke ring vormen.In de zomer vervoert de boom minder water, waardoor de houtvaten die gevormd worden een kleinere doorsnede hebben, dus een dunne ring vormen. Planten hebben specifieke aanpassingen gedaan om te overleven in bijvoorbeeld de woestijn of in het hooggebergte. Deze aanpassingen zijn geleidelijk ontstaan, wat evolutieproces wordt genoemd. Ze kunnen bijvoorbeeld:extra takken of zijstengels maken,hun wortelstelsel uitbreiden en voortplanten zonder bloemen en zaden,hun bladeren afstoten.tijdens de groei zich aanpassen aan de omstandigheden. Bestuiving = Als stuifmeelkorrels van de meeldraden op de stempel van de stamper komt.Bevruchting = Als de celkern van de stuifmeelkorrel samensmelt met de eicel (in het vruchtbeginsel Huidmondje.Letter T. Hier zitten de bladgroenkorrels. In de bladgroenkorrels vindt het proces fotosynthese plaats. (S = celkern, die regelt alles in de cel. R = cytoplasma, een waterige oplossing van eiwitten, mineralen en suikers.)Koolstofdioxide wordt via de huidmondjes opgenomen en verbruikt.Zuurstof ontstaat tijdens de fotosynthese en verlaat het blad via de huidmondjes. Mannelijke bloemen zijn nodig voor de bestuiving en bevruchting voor de geslachtelijke voortplanting. Geslachtelijke voortplanting is nodig voor het maken van vruchtjes. Het waslaagje beschermt de plant tegen uitdroging. Onderwater is er geen gevaar voor uitdroging omdat er altijd water aanwezig is. Daarom is er bij waterpest geen waslaag nodig. Door worteldruk worden nog enige tijd water en mineralen (die door de wortels zijn opgenomen) omhoog geperst. Omdat de boom is omgezaagd zal dit te zien zijn als druppels op de boomstronk.2006. Je telt vanaf 2000 naar boven en kijkt dan naar de donkerbruine kringen.Je kunt aan de jaarringen zien of een boom slecht is gegroeid (als het bruine gedeelte van de jaarring dunner is). Mogelijke antwoorden zijn dus: 1989, 1991, 1994, 1995 en 2003 Het plantje heeft fotosynthese door het licht en zal dus koolstofdioxide gebruiken. De hoeveelheid koolstofdioxide in water neemt af, waardoor het water paars wordt.Antwoord C. Er kan in 2 geen fotosynthese plaatsvinden omdat er geen licht bij kan komen. De verbranding gaat wel gewoon door, totdat alle reservestoffen op zijn. Mogelijke antwoorden zijn;De plant vormt lange, sterk vertakte wortels.De plant vormt wortelstokken die diep in de bodem doordringen. Beiden hebben gelijk. Joanna: Elk bevruchte zaadcel groeit uit tot een zaadje. Omdat er vijf zaadjes zijn, moeten er ook vijf bevruchtingen hebben plaatsgevonden.David: Uit het vruchtbeginsel groeit de vrucht. In dit geval is de vrucht de peul. Toelichting: Door de vraagstelling lijkt het of maar één persoon gelijk heeft, maar dat is dus niet het geval. Ga voor jezelf eerst na wie er wel of geen gelijk heeft.