All Right! MAX - Hoofdstuk 1 - England oefentoetsen & antwoorden

pauzetanteEngelsgrootmoederFrankrijkboekmuziek  teacherpencildaughtermother/mumintroducepopularnationality  abroadlockercustomcousinfamousworlddraw I'm not so great. My bike is broken.Wow, that sounds exciting!I'm glad to hear that.I want you to meet my brother, Robert.I love to play football.I don’t like that at all.I hate spinach.I am from the Netherlands.I am interested in other cultures.I am allergic to nuts. ItHe You WeThey Toelichting: Persoonlijke voornaamwoorden Wie?I ik I am Sara. Ik ben Sara. you jij You are kind. Jij bent lief. he hij He likes sports. Hij vindt sport leuk. she zij She loves reading. Zij houdt van lezen. it het It is a nice house. Het is een mooi huis. we wij We are neighbors. Wij zijn buren. you jullie You travel a lot. Jullie reizen veel. they zij They are colleagues. Zij zijn collega’s. Let op! I schrijf je altijd met een hoofdletter. You kan ‘jij’, ‘jullie’ en ‘u’ betekenen. Kijk goed naar de rest van de zin. mytheirherusthem Toelichting: Bezittelijke voornaamwoordenVan wie? my mijn You are my sister. Jij bent mijn zus. your jouw I like your bag. Ik vind jouw tas leuk. his zijn He reads his books. Hij leest zijn boeken. her haar She irons her clothes. Zij strijkt haar kleren. its zijn of haar The dog wags its tail. De hond kwispelt met zijn staart. (van dingen of dieren)our ons / onze We like our neighborhood. We vinden onze buurt leuk. your jullie I hate your manners. Ik haat jullie manieren. their hun They play their games. Zij spelen hun spelletjes. isareamisare Toelichting: ‘Zijn’: to be To be betekent ‘zijn’. To be + not betekent ‘niet zijn’.In vragen staat de vorm van to be (am / are / is) vóór de persoon.+Bevestigend + korte vorm-Ontkennend - korte vorm?Vragend I am‘mam not‘m notAm I?You are‘reare not‘re not /aren’tAre you?HeSheIt is‘sis not‘s not / isn’tIs he/she/it?WeYouThey are‘reare not‘re not / aren’tAre we/you/they? I am / I’m a teenager. Ik ben een tiener.You are / You’re a joker. Jij bent een grappenmaker.He is / He’s a fisherman. Hij is een visser.Als je wilt zeggen dat iets niet zo is, dan zet je not achter de vorm van to be: I am not / I’m not a lazy guy.  Ik ben geen luie vent. He is not / He’s not a drinker. Hij is geen drinker.We are not / We’re not too late. We zijn niet te laat. Soms staat er geen I / he / she / it / we / you / they in de zin. Kijk dan door welk woord je het onderwerp kan vervangen. Dan weet je welke vorm van to be je moet gebruiken: Tim (= he) is my friend. My sister (= she) is very cute. The toy (= it) is in the bedroom. The bikes (= they) are on the street.In vragen staat de vorm van to be (am / are / is) vóór de persoon: Am I a hard worker? Ben ik een harde werker?Are you his dad? Ben jij zijn vader?Is he / Charles caring? Is hij / Charles zorgzaam?voor meer voorbeelden, zie boek. (-) The teacher is not / isn’t annoyed.(?) Is the teacher annoyed? (-) Their parents are not / aren’t friendly.(?) Are their parents friendly? (-) I am / I’m not busy.(?) Am I busy?(-) The dress is not beautiful.(?) Is the dress beautiful?(-) We are not / aren’t best friends.(?) Are we best friends? ToelichtingZie onder oefening 7. is not / isn’t / he’s notisaream not / I’m notAre ToelichtingZie onder oefening 7.