Cumulus Economie
- Thema 4. Markt deel II - 4.3 Overheidsingrijpen, 4.4 Volkomen concurrentie en 4.5 Marktvormen
oefentoetsen & antwoorden
1e editie
Klas 4-5-6|Vwo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: overheidsingrijpen met minimumprijzen en subsidies, verschillende marktvormen, toetredingsbarrières, kostensoorten, maximale winst, maximale omzet.
Toets Economie
Cumulus Economie
Online maken
Toets afdrukken
negatieveaanbodfunctieafwentelen hoeveelheidsaanpasser onvolkomen stijgen ; progressieve MO = GO (en aangezien P altijd gelijk is aan GO, geldt dat P = GO = MO) veel; heterogeen prijsdiscriminatie constante kosten TKTOMOTWGCK MKTKTVK TW Mogelijke uitwerkingen zijn: De aanbodlijn verschuift naar rechts, omdat het door een subsidie aantrekkelijker wordt om het product te verkopen / aan te bieden. Het aanbod stijgt bij elke prijs; ofDe aanbodlijn verschuift naar beneden, omdat een subsidie de kosten voor de producent om een product aan te bieden verlaagt. Hierdoor daalt de leveringsbereidheid bij elke hoeveelheid.
Toelichting:Een lijn in een grafiek geeft een verband weer tussen twee variabelen. Bij de aanbodlijn is dat het verband tussen het aanbod (op de horizontale as) en de prijs (op de verticale as). Als de lijn in zijn geheel verplaatst, dan is het onvoldoende om alleen te vermelden dat “het aanbod stijgt” of “de leveringsbereidheid daalt”, want het blijft gaan om het verband met de andere as. Òf je redeneert vanuit de P-as en stelt dus dat bij elke prijs het aanbod stijgt: alle punten tussen P en Qa schuiven dan een stukje op naar rechts. Òf je redeneert vanuit de Q-as en stelt dus dat bij elke hoeveelheid de leveringsprijs daalt: alle punten tussen Q en P schuiven dan een stukje op naar beneden.
Door het instellen van een minimumprijs ontstaat een aanbodoverschot.
Een minimumprijs ligt doorgaans hoger dan de evenwichtsprijs. Door de hogere prijs neemt het aanbod (Qa) toe en de vraag (Qv) af, waardoor er een aanbodoverschot / vraagtekort ontstaat. Een heterogeen oligopolie.
Toelichting:In de tekst staat dat “er slechts enkele aanbieders actief zijn”, wat duidt op een oligopolie. Een oligopolie kan homogeen of heterogeen zijn. In dit geval is er sprake van een heterogeen product, aangezien “de aanbieders hun best doen om er een fijne ervaring van te maken”. Het draait dus niet enkel om de goedkoopste zijn (zoals bij een homogeen product), maar bijv. ook om de kwaliteit van de dienstverlening.
Doordat de aanbieders van treinreizen veel klanten hebben (‘op grote schaal produceren’), kunnen zij de constante kosten per product laag houden en daarmee de kostprijs en verkoopprijs van hun treinkaartjes ook. Een nieuwe concurrent met nog weinig klanten zal dit (nog) niet kunnen en dus moeilijk kunnen concurreren met de prijs van bestaande aanbieders.
Toelichting:GCK = TCK / q, dus met een grotere q (afzet) kun je een totaalbedrag aan constante kosten over veel producten ‘uitsmeren’. De kostprijs = GTK = GVK + GCK, dus hoe lager GCK wordt, hoe lager de de kostprijs kan zijn en dus de verkoopprijs waarbij de aanbieder winst maakt ook.
Hoe langer een octrooi duurt, des te meer tijd er is om een hogere prijs te vragen om gemaakte kosten voor research & development (R&D) terug te verdienen en nog winst te maken. Dit stimuleert bedrijven om die R&D-kosten ook te durven maken. Dit leidt tot innovatie en betere producten.
Hoe korter een octrooi duurt, des te sneller kunnen er concurrenten toetreden die het product beter of goedkoper kunnen (na)maken.
Prijsdiscriminatie = een verschillende prijs vragen voor hetzelfde product, bijvoorbeeld een enkele reis in de tweede klas (= het product) verkopen voor een vol tarief en voor een kortingstarief. Prijsdifferentiatie = een verschillende prijs vragen voor een verschillend (maar vergelijkbaar) product, bijvoorbeeld een hogere prijs voor eerste klas reizen dan voor tweede klas reizen. Bij een prijs van € 0,25 bedraagt de vraag 5,5 miljoen rkm (zie GO-lijn). De capaciteit is slechts 4 miljoen rkm, er is dus een capaciteitstekort van 1,5 miljoen rkm.
Toelichting:De GO-lijn toont het verband tussen de afzet (q) en de bijhorende verkoopprijs (P oftewel GO). In het geval van een monopolie is de afzet bij dit ene bedrijf ook gelijk aan de totale vraag naar het product. Immers: alle vragers moeten wel klant worden bij dit bedrijf. De GO-lijn van de monopolist valt dus samen met de collectieve vraaglijn voor dit product. In dit geval loopt de vraaglijn dus verder door dan de lijnen voor de kosten. De kosten worden bepaald door de afzet van de aanbieder, die hier dus maximaal 4 miljoen rkm kan zijn.
Er is sprake van proportioneel variabele kosten. De marginale kosten (MK) zijn constant en hier gelijk aan € 0,10, dus elke extra rkm zorgt telkens voor dezelfde € 0,10 aan extra kosten. Dat duidt erop dat de GVK gelijk is aan € 0,10 en ook steeds € 0,10 blijft → proportioneel variabel.
Toelichting:Proportioneel variabel: GVK = constant als q toeneemt en ook GVK = MK. En andersom: als MK constant is, is dus GVK ook constant. Progressief variabel: GVK stijgt als q toeneemt en ook MK is stijgend, waarbij MK > GVK. Degressief variabel: GVK daalt als q toeneemt en ook MK is dalend, waarbij MK < GVK.
€ 0,15.De maximaal mogelijke afzet is 4 miljoen rkm (capaciteit). Bij een afzet van 4 miljoen is GTK gelijk aan € 0,15. De prijs moet dan ook € 0,15 zijn om die kosten precies te dekken (en dit voldoet ook aan de maximumprijs van € 0,25 die de overheid in wil stellen).
Toelichting: Een kostendekkende prijs is een prijs per product (P) die precies gelijk is aan de kosten per product (GTK).
Ja. De spoorwegmaatschappij zal maximale totale winst behalen bij een afzet van 3,5 miljoen rkm, omdat daar geldt: MO = MK. Aangezien er een capaciteit van 4 miljoen rkm is, is er dan geen tekort meer. Mogelijke antwoorden zijn: Bij bijvoorbeeld een vraag naar 600.000 woningen geldt: zonder huursubsidie: 600 = −0,5P + 700, dus P = 200met huursubsidie: 600 = −0,5P + 800, dus P = 400 Dit is een prijsverschil van € 200, het effect van de huursubsidie; òf Het laten zien van de subsidieverwerking in de vraagfunctie:Qv = -0,5P + 700 wordt -0,5(P – 200) + 700 = -0,5P + 800 = Qvs
Toelichting: Modelantwoord 1: Een subsidie van € 200 voor de vragers zorgt voor een verticale verschuiving van de vraaglijn van € 200 (omhoog). Je moet hier dus aantonen dat bij eenzelfde Q (bijv. 600, maar kan ook bij Q = 0 bijvoorbeeld) het verschil tussen de twee vraaglijnen € 200 is. Modelantwoord 2: in de vraagfunctie verandert P in (P - 200), omdat de vragers nu € 200 minder hoeven te betalen voor een huurwoning. Ze krijgen immers € 200 terug van de overheid. Zij baseren hun vraag dus nu op de prijs min die € 200, oftewel (P - 200). Zonder huursubsidie:Qa = QvP − 200 = −0,5P + 700, geeft P = 600De huur bedraagt dus € 600,- Met huursubsidie:Qa = QvsP − 200 = −0,5P + 800, geeft P = 6,6667De huur bedraagt dus € 666,67 De huursubsidie van € 200,- leidt tot € 66,67 huurverhoging voor de klant en dit komt dus ten goede aan de verhuurders. Dit komt neer op (66,67 / 200) x 100% = 33,33% van de huursubsidie.
Het producentensurplus neemt toe van vlak EGI naar vlak DGJ. Oftewel een toename met het vlak DEIJ.
Qa = Qvs geeft P = 666,67 (zie vraag b)Qa = 666,67 - 200 = 446,67 → 446.670 huurwoningen. Subsidiekosten overheid = 446.670 x € 200 = € 89.334.000
Toelichting: De subsidie bedraagt € 200 per gehuurde woning. Hier moet dus bepaald worden hoeveel woningen er worden gehuurd/verhuurd in het nieuwe evenwicht. Let op de eenheden! Q is hier in duizenden (x 1.000) gegeven . Grafiek 2 Grafiek 1 Grafiek 4
Toelichtingen: TW = TO - TK. TO = P x q en TK = GTK x q Dus TW = P x q - GTK x q oftewel TW = (P - GTK) x q De Totale Winst is maximaal bij de afzet waarbij MO = MK, in dit geval bij q = 50. Je gebruikt die q = 50 om P en GTK af te lezen via deze lijnen en arceert dan een rechthoek met hoogte (P - GTK) en een breedte van q. TO = P x q dus je zoekt hier naar een rechthoek van P hoog en q breed. De Totale Omzet is maximaal bij de afzet waarbij MO = 0, in dit geval bij q = 60. Je gebruikt die q = 60 om P af te lezen en arceert dan de rechthoek P x q. Bij het arceren van de Totale Winst zoek je dus weer naar een rechthoek van (P - GTK) hoog en q breed. Maar de doelstelling is maximale Totale Omzet. Deze doelstelling wordt bereikt bij een afzet van 60, want daarbij is MO = 0. Je gebruikt hier dus die q = 60 om P en GTK af te lezen en vervolgens de Winst te arceren.
90 diners x € 30 = € 2.700
Toelichting: Er is sprake van break-even als TO = TK oftewel als GO = GTK. Immers, als GO (oftewel P) gelijk is aan GTK, dan is de gemiddelde winst per product € 0 en de totale winst dus ook € 0 (break-even). In de grafiek(en) is te zijn dat zowel bij een afzet van 10 diners als bij een afzet van 90 diners geldt dat GO gelijk is aan GTK. Ondernemer Henk wil zo veel mogelijk klanten trekken, dus de afzet van 90 diners is hier de juiste. De omzet = TO = P x q. De q = 90 en via de P = GO-lijn is af te lezen dat P = 30. De Totale Winst is maximaal bij de afzet (q) waarbij MO = MK MO = TO’ TO = P x q = (-2q + 38) x q = -2q2 + 38q MO = TO’ = -4q + 38 MK = TK’ = 0,5q + 2 MO = MK geeft -4q + 38 = 0,5q + 2 → -4,5q = -36 → q = 8 De Totale Winst is dus maximaal als q = 8. Het bijhorende abonnementstarief is P = -2 x 8 + 38 = 22 Dus een tarief van € 22 per maand per kabelaansluiting. De maximale totale winst is TW = TO - TK, bij een afzet van 8 (miljoen). TO = P x q = € 22 x 8 miljoen aansluitingen = € 176 miljoen TK = 0,25 x 82 + 2 x 8 + 50 = € 82 miljoen TW = 176 - 82 = € 94 miljoen Toelichting: De eerste stap bij dit soort berekeningen (en ook bij arceren zoals in de vorige opgave) is altijd om vanuit de doelstelling naar de juiste afzet (q) te zoeken. Vervolgens kun je die q gebruik om andere variabelen af te lezen (in een grafiek) of te berekenen (met formules). In dit geval is de doelstelling maximale totale winst, dus zoek je naar het punt waar MO = MK (het snijpunt van die twee functies/lijnen). Je krijgt dan q = 8 en die q = 8 gebruik je om vervolgens P, TO, TK en TW te berekenen.
Tip: Lukt het niet om de juiste afzet te vinden, noteer dat dan en neem vervolgens wel een q waarmee je verder rekent naar P, TO, etc. Dat kan altijd nog punten opleveren!
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.