Toets Economie

LWEO De samenleving - Hoofdstuk 1-3 - oefentoetsen & antwoorden

6e editie

Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: Export, EMU, Collectieve goederen, Omslagstelsel, Circulaire economie, Reden van import, Overheidstekort, BBP, Ambtenaren en Semi Ambtenaren, kapitaaldekkingsstelsel, levensduurverlenging, arbeidsproductiviteit, Nationaal inkomen, Belastingstelsels (proportioneel, degressief en progressief), inkomstenbelasting, Lineaire economie

LWEO De samenleving
Toets Economie
LWEO De samenleving
Online maken
Toets afdrukken
Werkwijze:Als we het begrip export willen uitleggen moeten we eerst even helder maken in welke context dit begrip voorkomt.Wanneer we producten en/of diensten kopen of verkopen met het buitenland dan wordt dit goed bijgehouden.Wanneer je producten verkoopt aan het buitenland dan gaan onze producten naar het andere land. Dit noemen we export. Een andere naam is uitvoer.Wanneer je producten koopt uit het buitenland dan gaan de producten uit het buitenland naar ons toe. Dat noem je import. Een andere naam is invoer.Antwoord: Met export bedoelen we de uitvoer van goederen en diensten vanuit ons land naar een ander land.  Werkwijze:Als we de EMU willen uitleggen moeten we eerst de vertaling van de afkorting even benoemen.EMU staat voor Europese Monetaire Unie.In 1999 hebben een aantal landen binnen Europa een afspraak gemaakt voor Europese samenwerking. Ze willen dan op economisch gebied samenwerken en ook op het gebied van politiek, milieu, rechtspraak en ontwikkeling van armere regio’s in de Europese Unie. Antwoord: De Europese Monetaire Unie (EMU) staat voor de Europese  samenwerking tussen de deelnemende landen binnen Europa op onder andere economisch gebied.  Werkwijze:Als we collectieve goederen willen uitleggen dan leggen we eerst beide woorden apart uit.Met goederen bedoelen we producten die je kan gebruiken.Collectief betekent voor iedereen. Het kan dus niet individueel geleverd worden.Dus eigenlijk bedoelen we hiermee producten en/of spullen die voor iedereen zijn.Je kan dus niet van het gebruik uitgesloten worden.Antwoord: Met collectieve goederen bedoelen we goederen die voor iedereen beschikbaar zijn. Mensen kunnen niet uitgesloten worden van dit gebruik. Maar het is ook niet individueel leverbaar. Denk bijvoorbeeld aan lantaarnpalen.  Werkwijze:Als we willen weten wat we bedoelen met het omslagstelsel dan moeten we even de context erbij pakken waar dit begrip precies bij hoort.Het omslagstelsel hoort bij de AOW.Met het omslagstelsel bedoelen we dat alle mensen die nu werken premie afdragen aan de overheidMet deze premie kan de overheid meteen in datzelfde jaar de mensen die recht hebben op AOW ook AOW uitkeren.Het belangrijkste kenmerk is dus dat de premie die NU door de werkende betaald wordt ook NU wordt uitgekeerd aan de mensen die recht hebben op de AOW.Wanneer jij later zelf de AOW leeftijd bereikt hebt, ontvang jij AOW die betaald wordt door de mensen die dan nog werken. Antwoord: Met het omslagstelsel bedoelen we dat de premies die nu door de werkende betaald worden ook nu gebruikt worden om de AOW uit te keren aan de mensen die hier recht op hebben.  Toelichting: De andere vorm is bij de pensioenen. Dat is het kapitaaldekkingsstelsel. De premie die je NU zelf betaalt krijg je pas LATER terug als jij stopt met werken. Werkwijze:Als we circulaire economie willen uitleggen moeten we de context waarbij dit hoort even helder hebben.De begrippen lineaire economie, recycling en circulaire economie hebben te maken met het proces waarbij er producten gemaakt worden en er afval ontstaat.Bij recycling worden grondstoffen ingeleverd en hergebruikt voor een nieuw product. Maar in dit geval is er ook altijd een deel wat niet hergebruikt kan worden en dus afval is.Bij lineaire economie wordt er niets hergebruikt. We maken iets, daarna gebruiken we het, en dan gooien we het weg.Bij circulaire economie is het juist het tegenovergestelde. We hebben dan geen afval. Alles wat we gebruiken gaan we ook weer hergebruiken. Antwoord: Bij circulaire economie worden producten nadat ze gebruikt zijn weer hergebruikt voor andere producten. Het oude product is de basis voor een nieuw product.  Werkwijze:Als we een voorbeeld willen geven van natuurlijke omstandigheden als reden waarom Nederland importeert moeten we eerst de begrippen in de vraag uitleggen.Import = het kopen van goederen of diensten uit een ander landNatuurlijke omstandigheden bedoelen wij dat het klimaat in een land soms niet goed is voor de productie van goederen. Vanwege een lagere temperatuur in Nederland groeien hier bijvoorbeeld geen bananen in de natuur.We kunnen dit wel realiseren, alleen kost dit natuurlijk ook een hoop energie.Dan hebben we eigenlijk al een beetje uitgelegd waarom we producten uit een ander land kopen.Natuurlijk maak je als land altijd de afweging tussen de kwaliteit van de producten en de prijs van de producten.Als in een ander land de bananen veel goedkoper zijn, maar ook van slechtere kwaliteit dan ga je het misschien niet importeren. Antwoord: Als een land vanwege natuurlijke omstandigheden zoals het klimaat sommige producten niet heeft dan kan een land besluiten dit te kopen uit een ander land.  Toelichting: Je maakt als land / bedrijf dus altijd een afweging. Wat kost het als ik het toch zelf ga produceren. Kan ik het eigenlijk wel zelf produceren? Wat is de kwaliteit dan ten opzichte van de producten uit het buitenland? En wat kan ik ermee verdienen?Of kies je er dan toch voor om de producten uit het buitenland te halen? Werkwijze:Als we willen weten waarom de EMU afgesproken heeft dat een land maar een % van het BBP aan overheidstekort mag hebben, moeten we eerst de afkortingen even uitleggen.Met BBP bedoelen we bruto binnenlands product. Oftewel de waarde van de totale productie in een land. Dit verschilt per land. Een groot land als Frankrijk zal vermoedelijk een hoger BBP hebben dan een klein land zoals Nederland. De EMU is de Europese monetaire unie. Dat zijn alle landen die met de euro betalen. Deze landen vormen een soort “eenheid” waarbij ze samen sterker staan.Een overheidstekort is wanneer een land meer geld uitgeeft dan dat het land aan geld ontvangt. Als ze geld tekortkomen dan heeft dit vervelende gevolgen. Zo kan een land bijvoorbeeld proberen meer geld te ontvangen door bijvoorbeeld de belastingen te verhogen. Dat zouden de inwoners van dat land niet fijn vinden. Een land kan ook proberen om de eigen uitgaven te verminderen. Maar dat vinden de inwoners van dat land ook niet fijn want dan zijn er misschien minder voorzieningen in dat land. Kortom; een overheidstekort is niet wenselijk.Als we deze drie dingen samenvoegen hebben we al een beetje de uitkomst.Wanneer een land binnen de EMU een tekort heeft, kunnen de andere landen daar ook nadeel van ondervinden. Doordat niet elk land even groot is gebruiken ze een %. Dat is eerlijker dan wanneer je een vast bedrag uitkiest. Dat kan voor het ene land veel te hoog zijn en voor een ander land weer veel te laag zijn.Antwoord: Doordat ze dit afgesproken hebben moet elk land dat lid is van de EMU zorgen dat ze hun inkomsten en uitgaven goed op orde hebben zodat de inwoners van dat land en andere landen er geen “last” van hebben. Werkwijze:Als we het verschil tussen ambtenaren en semi-ambtenaren willen uitleggen moeten we eerst even kort de betekenis ervan uitleggen.Mensen die voor de overheid werken noem je ambtenaren. Je moet dan denken aan mensen die werken bij de politie, de belastingdienst, burgemeester en rechters. Mensen die in dienst van bedrijven of instellingen werken die dankzij de overheid bestaan noem je semi- ambtenaren. De volledige kosten worden door de overheid betaald. Denk bijvoorbeeld aan scholen en ziekenhuizen.Nu we dit weten kunnen we het verschil ervan uitleggen door te kijken wat er anders is. Antwoord: Het verschil tussen ambtenaren en semi-abtenaren is duidelijk te maken door aan te geven waar je werkt. Een ambtenaar werkt echt voor de overheid, een semi- ambtenaar werkt voor een bedrijf of instelling dat door de overheid betaald wordt. Werkwijze:Als we het nadeel van financiering volgens het kapitaaldekkingsstelsel willen weten moeten we eerst even uitleggen wat het is en waar het bij hoort.Het kapitaaldekkingsstelsel hoort bij pensioenen. Bij een kapitaaldekkingsstelsel betaal je gedurende je hele werkzame leven premie aan een pensioenfonds. Het pensioenfonds belegt je geld zodat ze straks jou een pensioenuitkering kunnen geven als je stopt met werken.Je betaalt dus je hele werkzame leven en ontvangt het in delen terug als je mag stoppen met werken. Omdat het geld dat jij aan het pensioenfonds betaalt belegt wordt, loop je een risico. Beleggingen kunnen namelijk ook minder waard worden. En dan heb je gelijk het nadeel te pakken; dan zou je minder geld terug krijgen dan je gedurende je werkzame leven betaald hebt. Antwoord: Wanneer de betaalde premies niet goed belegt worden door de pensioenfondsen kan het zo zijn dat je minder geld terug krijgt dan afgesproken. Dit risico is een nadeel van het kapitaaldekkingsstelsel.  Werkwijze:Als we willen uitleggen waarom levensduurverlenging lastig is vanwege hoge arbeidskosten, dan leggen we eerst beide begrippen even uit.Met levensduurverlenging bedoelen we dat apparaten zo lang mogelijk gebruikt kunnen worden. Dus als een apparaat even minder goed werkt dat je dan niet meteen een nieuwe koopt maar dat je hem laat repareren.Met hoge arbeidskosten bedoelen we dat door het hoge loon van de arbeiders de kosten van iets kunnen toenemen.Als we dit dan combineren dan kunnen we het antwoord geven.Antwoord: Doordat het loon in Nederland hoog ligt kost het veel geld om een kapot apparaat te repareren zodat het nog langer gebruikt kan worden. Door deze hoge kosten kan de afweging gemaakt worden om dan niet te kiezen voor levensverlenging maar voor de aanschaf van een nieuw apparaat.  Werkwijze:Als je de arbeidsproductiviteit per werknemer per jaar wilt weten dan moet je de totale productie delen door het aantal mensen dat het maakt. Als we dit voor Nederland en België doen dan kunnen we kijken in welk land een persoon meer spullen maakt. In Nederland is dit dan 75.000 : 250 = 300 per werknemer per jaarIn België is dit dan 52.850 : 175 = 302 per werknemer per jaarDan weten we in welk land het hoger ligt. Antwoord: De arbeidsproductiviteit in Nederland is 75.000 : 250 = 300 per werknemer per jaar. In België is het 52.850 : 175 = 302 per werknemer per jaar. In België ligt het dus hoger want daar maken ze er 302 per werknemer per jaar en in Nederland maar 300.  Werkwijze:Als we willen weten waarom de waarde van het nationaal inkomen niet te vergelijken is met de waarde van import en export, leggen we ook hier eerst weer even de begrippen uit.Het nationaal inkomen is het totale inkomen dat verdiend wordt in een land. De waarde hiervan wordt uitgedrukt in euro’s. Dus bijvoorbeeld het nationaal inkomen in Nederland is 7 miljard euro. Dit inkomen wordt verdiend met de productie van goederen en diensten.Import is het kopen van goederen en diensten uit het buitenlandExport is het verkopen van goederen en diensten uit het buitenland.De waarde van import en export kun je berekenen door de waarde van de goederen en diensten die je koopt of verkoopt op te tellen. Dit is ook in euro’s.Als je dit met elkaar zou willen vergelijken dan vergelijk je eigenlijk twee totaal verschillende dingen. Het inkomen dat verdiend wordt met de productie is niet alleen maar voor de export of door de import. Daarom kun je dit niet met elkaar vergelijken. Antwoord: De waarde van het is het totale inkomen dat verdiend wordt in een land. De waarde van import en export is de waarde van goederen en diensten die je verkoopt aan- of koopt uit het buitenland. Dit zijn dus totaal verschillende dingen.  Toelichting: Je ziet bij veel vragen dat we eerst de begrippen even duidelijk uitleggen. Dat is een handige manier om voor jezelf helder te krijgen waar de vraag over gaat zodat je daarna de vraag kunt beantwoorden.  Werkwijze:Als we met behulp van getallen willen laten zien wat het verschil is tussen een progressief, degressief en proportioneel belastingstelsel dan leggen we eerst uit wat deze begrippen betekenen.Een degressief belastingstelsel betekent dat naarmate je inkomen stijgt je procentueel minder belasting hoeft af te dragen.Een proportioneel belastingstelsel betekent dat naarmate je inkomen stijgt je procentueel hetzelfde percentage belasting hoeft af te dragen.Een progressief belastingstelsel betekent dat naarmate je inkomen stijgt je procentueel meer belasting hoeft af te dragen.Dit wordt duidelijk met behulp van een rekenvoorbeeldAntwoord: Bij een degressief belastingstel ga je procentueel minder belasting betalen als je inkomen stijgt, bij progressief juist meer en bij proportioneel betaal je altijd hetzelfde percentage.Hieronder in een tabel de verschillen duidelijk gemaakt.  InkomenProgressief: Steeds 5% meer belasting betalen als je inkomen stijgt: 5%-10%-15%Proportioneel: Bij elk inkomen altijd 10% belasting betalen.Degressief: Steeds 5% minder belasting betalen als je inkomen stijgt: 15% - 10% - 5%10.00010.000 x 0,05 = 50,-10.000 x 0,10 = 100,-10.000 x 0,15 = 150,-20.00020.000 x 0,10 = 200,-20.000 x 0,10 = 200,-20.000 x 0,10 = 200,-30.00030.000 x 0,15 = 450,-30.000 x 0,10 = 300,-30.000 x 0,05 = 150,- Werkwijze:Als we willen weten hoeveel Joost moet betalen is in procenten van zijn belastbaar inkomen dan moeten we de volgende stappen nemen.Als eerst berekenen we zijn belastbaar inkomen. Dit is zijn bruto jaarinkomen – de aftrekposten. De hypotheekrente mag je aftrekken dus die kun je uitrekenen. Dit belastbaar inkomen “gooien” we dan door de schijven. AL het inkomen tot 71.300 wordt belast met 36,35% belasting. Alles wat je nog meer verdient dan 71.300 daarover moet je 48,75% belasting betalen.Als je de uitkomsten optelt dan mag je hiervan nog de heffingskortingen afhalen.Het bedrag dat dan overblijft is je inkomstenbelasting.Als we dan willen weten hoeveel procent dit is van je belastbaar inkomen dan rekenen we uit hoeveel: inkomstenbelasting / belastbaar inkomen x 100% is. Antwoord:Stap 1: brutojaarloon – aftrekposten. Bruto jaarloon is gegeven. Dit is 144.000. De hypotheekrente die deze persoon betaald heeft moeten we uitrekenen. Dit is 725.000 x 0,043 = 31.175,-.  Zijn belastbaar inkomen is dus 144.000 - 31.175 = 112.825 euro. Stap 2: De persoon verdient meer dan schijf 1. Dus een deel komt in schijf 1 en de rest komt in schijf 2. Dan krijg je dus: Schijf 1       71.300  x 0,3635 = 25.917,55 Schijf 2: (112.825-71.300) x 0,4875 = 20.243,44     + Opgeteld is dit dan:     46.160,-(Je ziet dat we de centen doorgestreept hebben. Dit mag je van de belastingdienst altijd in je voordeel ervan af halen. Dus of het nu 1 cent is of 99 cent. Je mag altijd naar beneden afronden!) Stap 3: De laatste stap is dan hiervan de heffingskorting afhalen. Dus 46.160 – 1.678 = 44.782 moet je betalen aan inkomsten belasting. Stap 4: Nu moeten we deze uitkomst delen door zijn belastbare inkomen van stap 1. Dus (44.782 / 112.825) x 100% = 39,69% Werkwijze:Als we willen weten welke rol de consument speelt in de overgang van lineaire naar circulaire economie dan moeten we eerst deze begrippen even uitleggen.Bij een lineaire economie gebruiken we producten en gooien we die daarna bij het afvalBij een circulaire economie gebruiken we producten en gebruiken we deze producten bij het maken van nieuwe producten. Er is dan geen afval. De consument speelt dus een rol naar een toekomst zonder afval.Maar dit brengt vaak ook kosten met zich mee.(hogere) kosten kunnen doorberekend worden in de prijs.Is de consument bereid om meer te betalen voor een betere circulaire toekomst?Antwoord: Om als consument over te gaan naar een circulaire economie waarbij er geen afval is dan spelen voor de consument de kosten hiervan een rol. Als het geld oplevert zal de consument het geen probleem vinden. Als het offers met zich meebrengt dan vindt men dit lastiger. Bijvoorbeeld: een verwarming 1 graden lager is beter voor het milieu, maar minder aangenaam.  Of kiezen we de vakantie op basis van de milieuvriendelijkheid van het vervoermiddel of op basis van de bestemming. Als de consumenten de knop omzetten dan zijn we sneller in een circulaire economie.

Deze toets bestellen?

Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
  • Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.
  • Je kunt maandelijks opzeggen.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
3 maanden ToetsMij
€ 12,99
€ 10,99/mnd
  • Voordelig en flexibel. Ideaal als je maar een paar maanden toetsen hoeft te gebruiken.
  • Betaal per kwartaal en bespaar hiermee 2 euro per maand.
  • Toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard
1 jaar ToetsMij
€ 12,99
€ 7,50/mnd
  • Favoriete keuze van meer dan 70% van de gebruikers.
  • Betaal slechts 90 euro per jaar en bespaar hiermee 65 euro.
  • Geniet van een volledig jaar toegang tot alle vakken bij ToetsMij.
Kies dit abonnement

Wat krijg je bij een abonnement?

  • Toegang tot alle vakken
  • 20 kwalitatieve oefentoetsen per maand
  • Antwoorden, uitwerkingen en toelichtingen
  • Geen stress voor het maken van toetsen
Eenvoudig en veilig betalen met iDEAL of creditcard

Dit zeggen leerlingen en ouders

10

Cijfers omhoog

Onze zoon had in februari zeker 12 minpunten. Hij is gestart met oefenen via Toets mij en heeft een geweldige eindsprint getrokken en afgelopen week bijna het onmogelijke waargemaakt. Er zijn nog maar 2 minpunten over en nog niet alle toetsen zijn terug. Het heeft onze zoon enorm geholpen, omdat er breed getoetst wordt en de vraagstelling, zoals van hem begrepen, overeenkomt met de toets. Als je de oefentoetsen goed kunt maken, beheers je de stof echt goed!

AP
9.0

Fijn dat leerlingen alvast een keer een toets kunnen oefenen die eruit ziet zoals op school.

Wij hebben sinds kort Toetsmij, omdat onze dochter het erg lastig heeft met Wiskunde. Op deze manier kan ze het hoofdstuk oefenen met een toets die qua vraagstelling overeenkomt met de toetsen op school. Nu kan ze dit dus eerst oefenen voordat ze de echte toets moet doen. Als docent Engels die werkt met Of Course en All Right kan ik bevestigen dat de toetsen grotendeels overeenkomen met de vraagwijze van de methode zelf. Dat is dus heel fijn voor leerlingen om te oefenen. We hadden heel even een dingetje met het nakijken, want de uitwerkingen werden niet goed weergegeven. Even een mailtje en binnen een dag reactie en ICT ging meteen aan de slag met het herstellen van de uitwerkingen. Super contact, goede dienstverlening! Aanrader!

Lelani van den Berg
10

Zéér tevreden!!

Lid geworden voor mijn zoon in leerjaar 1 van (toen 13) inmiddels 15. Hij zit nu in leerjaar 3 HAVO. Elk boek is makkelijk te vinden en alsmede mailt met een probleem omdat hij Duits krijgt uit een boek van leerjaar 2 word dit zelfs op zondag binnen een half uur opgelost en toegevoegd aan ons account! Zo’n toffe service zie je niet vaak meer! Dus wij zijn zéér tevreden. Sinds we het nu weer gebruiken (tijdje niet gebruikt) scoort hij weer voldoendes en zelf voor wiskunde een 8.8!

Linda Ockers

Zoek in meer dan 10.000 toetsen

Echte toetsvragen, precies aansluitend op jouw lesmethode en leerjaar. Voor klas 1 t/m 6 van vmbo-t t/m gymnasium.

Ik zit in het
en doe
ik wil beter worden in