Nieuw Nederlands 7e ed/FLEX - Cursus 4 - Taal oefentoetsen & antwoorden

Tweede taal: een andere taal dan je moedertaal, die je leert in het gebied waar dit taal gesproken wordtTweedetaalverwerving: het leren van een tweede taalNT2: Nederlands als tweede taalVreemde taal: andere taal dan je moedertaal, die je leert in je eigen taalgebied.Toelichting: Tweede taal: Je bent in Nederland geboren en je ouders zijn Nederlands. Je moedertaal is dan Nederlands. Stel: jullie gaan als gezin verhuizen naar Noorwegen. Je gaat dan Noors leren, omdat je daar woont, naar school gaat, sport en werkt (of gaat werken). Noors is dan je tweede taal, want thuis spreek je met je ouders gewoon Nederlands.Tweedetaalverwerving: Het leren van een taal noemen we een taal verwerven. Je verwerft in dit voorbeeld dus de Noorse taal als tweede taal.NT2 staat voor N (Nederlands) T (taal) 2 oftewel Nederlands is je tweede taal. Dit geldt voor mensen die in Nederland komen wonen, werken, sporten, leven, maar die een andere moedertaal hebben. vreemde taal: Om je in het buitenland goed te kunnen uitdrukken, leer je op school o.a. Engels. Daarvoor hoef je niet naar Engeland, maar kun je in Nederland de taal leren. Dat is dan een vreemde taal. Neologisme is een nieuw gevormd woord. Neologisme kan van een bestaand woord, een leenwoord of een totaal nieuw woord gevormd worden.Vliegschaamte bestaat uit ‘vlieg’ van het werkwoord vliegen en uit schaamte. Hierdoor ontstaat er een nieuw woord, een neogolisme.Toelichting: Vliegschaamte betekent dat mensen zich schamen omdat ze gebruikmaken van het vliegtuig, terwijl er minder milieubelastende alternatieven zijn om je te verplaatsen. Voor 2018 kwam dit woord niet voor.  Suffix (achtervoegsel): morfeem dat je achteraan een woord plakt om een nieuw woord te vormen. Voorbeelden: eetbaar (baar = suffix), tuintje (tje = suffix)Prefix (voorvoegsel): morfeem dat je vooraan een woord plakt om een nieuw woord te vormen. Voorbeelden: verhard (ver = prefix), aankoop (aan = prefix)Casus (naamval): woordvorm die de grammaticale functie van een naamwoord of zinsdeel aangeeft.  Collocaties zijn woorden die in combinatie met andere woorden worden gebruikt. Uitdrukkingen bestaan altijd uit collocaties. Uitdrukkingen vormen een vaste groep woorden met een figuurlijke betekenis. Voorbeelden: moord en brand schreeuwen (vast werkwoord bij woordgroep)de naakte waarheid (een woordgroep)in vuur en vlam staan, over koetjes en kalfjes praten (een woordpaar met een vast werkwoord)met man en macht, taal noch teken (een woordpaar zonder een vast werkwoord)           Stijlfiguur: personificatie (de natuur kan niet snakken)Stijlfiguur: metafoor (er loopt geen zwijn rond, maar de kamer is een chaos en lijkt op een zwijnenstal).Stijlfiguur: personificatie (papier kan niet geduldig zijn, het is geen mens)Stijlfiguur: metafoor (de mensen zijn niet lek, maar het dak van het huis is kapot waardoor er water naar binnenkomt)Stijlfiguur: metafoor (voetbal is competitief en het gaat er soms fel aan toe) De haren rijzen je te bergeDe tand des tijdsTer nagedachtenis aan’s-Gravenhage’s-HertogenboschUit den boze‘s morgens stellingwaarniet waarZich beseffen is een voorbeeld van een contaminatie.xZure citroenen en tot later uitstellen zijn voorbeelden van een tautologie.xEenzaam en verlaten is een voorbeeld van een pleonasme.xDe koffer weegt zwaar is een tautologie.xHet kost erg duur is een contaminatie.x Bij zaken geldt altijd dat de klant koning is.Alle beetjes helpen.Mijn nieuwe jas zit als gegoten.Als je haar wilt versieren, moet je beslagen ten ijs komen.Anders loop je een blauwtje.Tot overmaat van ramp crashte de computer.In het restaurant gingen we de inwendige mens versterken.Bij gebrek aan beter ging Franca tijdelijk werken bij een uitzendbureau.Zoiets wens je je ergste vijand nog niet toe.Mijn zus heeft een broertje dood aan afwassen.Je moet iemand op zijn woord geloven.Ilonka gaf de pijp aan Maarten.Tot de laatste snik verdedigde het elftal zijn landstitel.Zingen is Annemiekes tweede natuur.De aanval is de beste verdediging.Met bruut geweld kwam de overvaller binnen.Dat boek loopt als een trein.Bij nacht en ontij liet Lex zijn labrador uit.Aan het hoofd van de tafel zat onze voorzitter. t. Mijn buurman Alfred heeft een blauwe maandag les gegeven. climaxunderstatementenumeratiodrieslagopsomming in drieënhyperbool tautologieTito kon de zware bloempotten bijna niet tillen.Tito kon de zware bloempotten haast niet tillen.tautologieNatuurlijk zal Max Verstappen na zijn race wat handtekeningen uitdelen.Max Verstappen zal na zijn race uiteraard wat handtekeningen uitdelen.pleonasmeToen de economische crisis werd aangekondigd, daalde de beurs meteen.Toen de economische crisis werd aangekondigd, ging de beurs meteen naar beneden.tautologieDeze laptop is niet alleen snel, hij ziet er ook strak uit.Deze laptop is niet alleen snel, hij ziet er bovendien strak uit.tautologieHet docententeam heeft het druk, maar er is altijd ruimte voor een praatje.Het docententeam heeft het druk, er is echter altijd ruimte voor een praatje.