Grandes Lignes 6.1 FLEX deel A+B - Chapitre 6 - J'... le camping oefentoetsen & antwoorden

a. iedereenb. de slagerijc. de winkeld. de reise. nuf. kopeng. hetzelfdeh. de jeugdherbergi. honger hebbenj. weggaan, vertrekken a. la nuitb. à gauchec. libred. anglaise. l'endroitf. expliquerg. la destinationh. le quartieri. le rendez-vousj. quelle horreur! a. Hoi, spreek je Frans? b. Ja, ik spreek een beetje Frans. c. Waar kom je vandaan? d. ik kom uit Nederland.e. Hoe laat gaat de supermarkt dicht? a. On va à la piscine demain?b. Oui, bien sûr.c. Vous pouvez m'aider?d. Vous avez un plan de la ville?e. Oui, prends la première rue à droite.  enkelvoudmeervoudmannelijk quelquelsvrouwelijkquellequellesAls quel gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord, betekent het → welk(e)Als quel gevolgd wordt door est of sont, betekent het → wat. PRÉSENTvervoegingvertalingJeprendsik neemTuprendsjij neemtIl/elleprendhij/zij neemtOnprendwij nemenNousprenonswij nemenVousprenezu neemt/jullie nemenIls/ellesprennentzij nemenPASSÉ COMPOSÉvervoegingvertalingJe/J’ai prisik heb genomenTuas prisjij hebt genomenIl/ellea prishij/zij heeft genomenOna priswij hebben genomenNousavons priswij hebben genomenVousavez prisjullie hebben/ u heeft genomenIls/ellesont priszij hebben genomenToelichting:De passé composé bestaat altijd uit 2 delen: een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. Het hulpwerkwoord bij prendre, apprendre en comprendre is avoir. Zorg dat je deze vormen goed uit je hoofd leert.b. De werkwoorden apprendre (leren) en comprendre (begrijpen) worden op dezelfde manier vervoegd als prendre. a. Het vraagwoord quel past zich aan het zelfstandig naamwoord aan waar het bij hoort. Bijvoorbeeld:Als het hoort bij een zelfstandig naamwoord dat mannelijk is en enkelvoud, is de vorm quel. Hoort het bij een vrouwelijk woord, dan is de vorm quelle. a. Quels sont tes sports préférés?b. Quel est ton nom?c. Ton père achète le pain chez quel supermarché?d. La piscine ferme à quelle heure?Toelichting: Kijk goed naar het zelfstandig naamwoord waar quel bij hoort. Is het mannelijk of vrouwelijk, enkelvoud of meervoud? Kies dan de juiste vorm. Stap 1: kijk of het woord voor een zelfstandig naamwoord staat of wordt gevolgd door est of sont. Stap 2: kijk dan naar het woord waarbij het hoort: bijv bij a sports. Dat is mannelijk en staat in het meervoud en dus wordt de vorm quels. a. Tu prends un café? Non, je prends un thé. b. Nous avons pris la première rue à gauche. c. Voilà le menu, vous prenez un dessert? d. Pour aller en France, ils ont pris le train. e. Ils cherchent la gare, donc ils prennent un plan de la ville.Tip:  Kijk goed wat het onderwerp van de zin is. De vorm van prendre komt er direct achter. Denk eraan dat je bij de passé composé altijd 2 werkwoorden hebt: een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. a. Je ne comprends pas pourquoi le ticket est si cher. b. Papa et maman prennent une tarte aux pommes. c. Au collège, j’ai appris le français. d. Marianne prend le vélo pour aller à la gare.Tip: Kijk goed naar het onderwerp in de zin, kies dan de juiste vorm van het werkwoord. a. On prend quel menu?b. Où est le supermarché? C’est à côté de la boulangerie.c. A quelle heure ferme le supermarché? Il est ouvert de 8 à 20 heures.d. Pardon (excusez-moi), je ne comprends pas.e. Vous apprenez espagnol à l’école? Non, nous apprenons français.f. Le restaurant? Quelle horreur!Toelichting: In deze oefening combineer je de geleerde onderwerpen met de zinnen uit de phrases-clés en de vocabulaire. Let goed op de woordvolgorde in de Franse zinnen. Die is anders dan in het Nederlands. De volgorde is meestal: onderwerp + werkwoord(en) + rest van de zin. In het Nederlands schrijven we woorden die met een taal te maken hebben altijd met een hoofdletter. In het Frans is dat niet zo, daar schrijf je het met een kleine letter. Dus français en espagnol.