Vivo deel A+B - Hoofdstuk 1 - Waarom Biologie? oefentoetsen & antwoorden

De leer (logos) van het leven (bios). Bij Biologie leer je over de levende natuur. Bij Natuurkunde verdiep je je in de natuurwetten, zoals zwaartekracht en geluid. Het gaat hier om de niet-levende natuur.Bij Scheikunde leer je hoe stoffen opgebouwd zijn en hoe ze met elkaar reageren. Het gaat hier om de niet-levende natuur. Toxicologen doen onderzoek naar de effecten van giftige stoffen op levende wezens. Alle levende wezens, die levenskenmerken vertonen. groeienvoedengaswisselingvoortplantenwaarnemenreagerenuitscheiden Abiotisch betekent de levenloze dingen in de natuur. Een abiotische factor is de invloed die de niet levende natuur heeft op de omgeving. Bijvoorbeeld: temperatuur, water en voedingsstoffen in de bodem. Bacteriën zijn de kleinste organismen op aarde. Bacteriën zijn ééncellig, dus maar 1 cel groot. Er zijn zowel goede als slechte bacteriën. Goede bacteriën in je darmen helpen bijvoorbeeld bij de vertering. BacteriënSchimmelsPlanten Dieren Een natuurgetrouwe tekening is een tekening die iets precies laat zien zoals het er in het echt uitziet. Het lijkt net alsof je een foto bekijkt, want alle details, kleuren en vormen kloppen precies. Een predator is een dier dat andere dieren vangt en opeet om te overleven. Het is belangrijk omdat het helpt om het aantal prooidieren in een gebied onder controle te houden. Dit zorgt ervoor dat het ecosysteem in balans blijft en dat er genoeg voedsel is voor alle dieren. Symbiose is als twee verschillende organismen langdurig op de een of andere manier met elkaar samenleven.  Organisme - populatie - levensgemeenschap - ecosysteem - biosfeer. plantenetersvleesetersschimmels en bacteriënvoedingsstoffendode restenvoedingsstoffendode restendode resten OnderzoeksvraagBronnenonderzoekHypotheseMethode en MaterialenUitvoeringResultatenConclusieDiscussie a. Microbiologen doen onderzoek naar hele kleine levende wezens, ze werken met een microscoop.Ecologen onderzoeken juist iets groots, zoals de leefomgeving van levende wezens. b. Als een organisme dood is, dan heeft het geleefd en heeft het dus de zeven levenskenmerken niet meer. Bijvoorbeeld een houten tafelblad, Als iets levenloos is, heeft dit nooit de zeven levenskenmerken gehad. Bijvoorbeeld een glazen vaas of een metalen stoelpoot.c. Goede schimmels helpen bij de afbraak van organisch materiaal en worden gebruikt bij voedselproductie. Slechte schimmels kunnen ziektes veroorzaken en voedsel bederven. Mogelijke antwoorden zijn:Het zijn eenvoudige tekeningen, waardoor moeilijke “processen” makkelijker te begrijpen zijn.Sommige dingen kun je niet zien met het blote oog (zoals cellen) en maak je met een schematische tekening zichtbaar. Parasieten hebben een gastheer nodig om te overleven, omdat ze niet zelfstandig kunnen leven. Ze halen voedingsstoffen uit hun gastheer, die ze nodig hebben voor hun groei en voortplanting. Zonder een gastheer zouden parasieten niet kunnen overleven, omdat ze niet in staat zijn om zelf voedsel te produceren of te verzamelen. Als de planteneters verdwijnen, zullen er minder dieren zijn die planten eten. Dit kan leiden tot een overgroei van bepaalde plantensoorten omdat hun natuurlijke vijanden weg zijn. Hierdoor kunnen sommige planten weer meer gaan groeien, wat op zijn beurt weer invloed kan hebben op andere soorten dieren en planten in het ecosysteem, omdat zij de ruimte van andere planten en dieren innemen.  Het aanbod van insecten en bladluizen. Door het warme weer is er meer voedsel te vinden voor de vogels, waardoor er meer nakomelingen geboren kunnen worden.  Mogelijke antwoorden zijn;Waarnemen: De kraai wacht en kijkt totdat de auto de noot heeft overreden en of het licht op groen gaat, voordat hij reageert.Reageren op prikkels: Als de noot open is en het licht op groen gaat, reageert de kraai door te gaan bewegen en de noot oppakt.  Tijdens El Niño wordt de koele stroom water voor de kust van Zuid-Amerika vervangen door een warme stroom. Het water van de koele stroom zit vol met voedingsstoffen die algen nodig hebben om te groeien. Algen zijn weer voedsel voor sardines en ansjovissen. Als er minder algen zijn door de warme stroom, dan zijn er ook minder sardines en ansjovissen.Omdat albatrossen en jan-van-genten deze vissen eten, hebben ze tijdens El Niño veel minder voedsel in de zee. Daarom moeten ze op het land op zoek gaan naar eten, omdat ze in de zee niet genoeg kunnen vinden. Mogelijke antwoorden zijn:Planten die met schimmeldraden aan elkaar vastzitten, maken geurstoffen als er bladluizen op een van die planten zitten.Planten die met schimmeldraden aan elkaar vastzitten, maken sneller en meer geurstoffen als er bladluizen op een van die planten zitten dan planten die niet vastzitten.Planten die met schimmeldraden aan elkaar vastzitten, maken geurstoffen die beter zijn in het lokken van insecten die bladluizen eten.Planten die met schimmeldraden aan elkaar vastzitten, maken meer geurstoffen als er bladluizen op een andere plant zitten, ook al zitten de bladluizen niet op hen.