KERN Nederlands 2e ed
- Hoofdstuk Spelling en Grammatica deel 1 - H1 t/m 10
oefentoetsen & antwoorden
2e editie
Klas 2|Vmbo-t/havo
Deze oefentoets behandelt o.m. de volgende onderwerpen: meervoudsvormen, bijvoeglijk naamwoord, samenstellingen, samenstellingen, koppelteken, woordsoorten, voorzetsel en bijwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord, persoonsvorm tegenwoordige tijd, persoonsvorm verleden tijd.
Toets Nederlands
KERN Nederlands 2e ed
Online maken
Toets afdrukken
Alleen b is waar. Leenwoorden uit het Italiaans of Latijn, hebben inderdaad soms twee meervoudsvormen: de oorspronkelijke vorm en de vernederlandste vorm. Datum - data of datums.Basis - Bases of basissen.Toelichting:a is niet waar. Bij woorden eindigend op -ik verdubbelt de medeklinker alleen als daar de klemtoon op valt.Havik - haviken. De klemtoon valt op ha dus schrijf je haviken maar met één k.Blik - blikken. De klemtoon valt op ik dus schrijf je blikken met twee k’s.c is niet waar. Er bestaan ook onregelmatige meervoudsvormen. vlo- vlooien.overheid- overheden. Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat. Dat meisje is mooi.Als je bij het- woorden het onbepaald lidwoord een gebruikt of geen lidwoord. Wij hebben gisteren een prachtig huis gezien. a is waar. Samengestelde woorden met één klemtoon schrijf je aan elkaar.Bijvoorbeeld: lagedrukgebied, geelgoud.d is waar. Als in een eigennaam al een spatie zit dan blijft deze behouden. Bijvoorbeeld: Douwe Egbertskoffie. Toelichting:b is niet waar. Engelse leenwoorden én eigennamen schrijf je in een samenstelling wel aan andere woorden vast. Bijvoorbeeld:videogame. Deze samenstelling bestaat uit twee Engelse leenwoorden.Facebookpost. Deze samenstelling bestaat uit een eigennaam en een Engels leenwoord. c is niet waar. Samenstellingen kunnen uit twee of meer zelfstandige naamwoorden bestaan, maar ook uit andere woordsoorten zoals werkwoorden en bijwoorden. Bijvoorbeeld: slaapwandelen. Deze samenstelling bestaat uit een zelfstandig naamwoord en een werkwoord. bontgekleurd. Deze samenstelling bestaat uit twee bijvoeglijke naamwoorden. In de gebiedende wijs staat het werkwoord altijd in de ik- vorm.Doe je jas dicht! Eet je eten op. De meest gebruikte aanwijzende voornaamwoorden zijn (behalve deze, die, dit en dat): zulk(e), zo’n, degene(n), dezelfde, degelijk(e). Andere aanwijzende voornaamwoorden die niet in het boek staan zijn: datgene(n), diegene(n). Gebruik het ’t sexy fokschaap om te kijken of je de verleden tijd met een -t(en) of een -d(en) aan het eind schrijft;haal -en van het hele werkwoord;eindigt het woord op één van de medeklinkers in ’t sexy fokschaap dan schrijf je -t(en), zo niet, schrijf je -d(en). Voorbeeld: praten - en: pra(a)t De -t staat in ’t sexy fokschaap dus schrijf je: praatte Voorbeeld: koken - en: ko(o)kDe -k staat in ’t sexy fokschaap dus schrijf je: kookte Voorbeeld: tekenen - en: tekenDe -n staat niet in ’t sexy fokschaap dus schrijf je: tekendeVoorbeeld: vegen- en: ve(e)gDe -g staat niet in ’t sexy fokschaap dus schrijf je: veegde De persoonsvormen van een sterk werkwoord in de verleden tijd schrijf je zo kort mogelijk en precies zoals je die hoort. ik/jij/hij/zij/het de klank verandert zitten i→ a zat lopen o→ ie liep kijken ij→ ee keek zwemmen e→ o zwomwij/jullie/zij ik- vorm verleden tijd + en zat zaten liep liepen keek keken zwom zwommen Let op: bij werkwoorden zoals kijken en zwemmen komt er een extra -e en extra -m bij. a. bijvoeglijk naamwoord.Je kan bijvoeglijk naamwoord zowel in de verbogen als de onverbogen vorm schrijven (kijk voor meer uitleg bij vraag 2). b. lidwoord.Een lidwoord hoort altijd vóór het zelfstandige naamwoord of bijvoeglijk naamwoord te staan. c. hoort bij bijvoeglijk naamwoord.Er zijn ook stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden. Dat zijn bijvoeglijke naamwoorden die bij materialen en stoffen horen.plastic, nylon, wol. d. zelfstandige naamwoorden. Eigennamen en merken zijn ook zelfstandige naamwoorden.e. bepaald lidwoord. Het bepaalde lidwoord het hoort bij o.a. ‘huis’, ‘gebouw’, ‘ijzer’, ‘konijntje’ . Let op: onderstaande voorbeelden zijn maar een aantal voorbeelden, er bestaan veel meer bijwoorden dan hieronder aangegeven. Bijwoorden geven extra informatie over tijd, plaats of omstandigheden.Van plaats of richting.Hier, daar, elders, rechts, links. Van frequentie (hoe vaak iets voorkomt).Wel, niet, soms, altijd.Van tijd of duur. Nu, toen, binnenkort, overmorgen.Van graad (de mate van iets). Heel, erg, weinig.Van mate (hoe iemand iets doet of hoe iets gebeurt). Snel, fraai, kort.Bijwoorden zeggen iets over een hele zin. Wanneer gaan we op vakantie?Waar gaan we naartoe?Hoe gaan we erheen?Bijwoorden zeggen iets over een bijvoeglijk naamwoord.Ik ben soms chagrijnig. Bijwoorden zeggen iets over een ander bijwoord.Dat horloge is heel erg duur. Jou is een persoonlijk voornaamwoord en wordt in de tweede persoon enkelvoud gebruikt.Voorbeeld: die bloemen zijn voor jou.Jouw is een bezittelijk voornaamwoord en geeft aan wie de bezitter is. Een bezittelijk voornaamwoord staat direct voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Voorbeeld: dat zijn jouw bloemen. Slechterik - slechteriken Hobby - hobby’s Ceremonie - ceremoniën Let op: ceremonie heeft drie meervouden: ceremoniën, ceremonies en ceremonieën.Donderdag - donderdagenTaxi - taxi’sDruif - druivenIdee - ideeënSmurf - smurfenLet op: de -f blijft in het meervoud een -f.Stad - stedenCamera - camera’s. rijkeluiszoontje: tussen -sAls je een -s hoort, dan schrijf je een tussen-s.maneschijn: tussen- eAls het eerste deel van het woord geen meervoud heeft of er maar één van is en als het eerste deel een meervoud heeft op -s óf een meervoud dat op -s of op -n mag eindigen, schrijf je een tussen-e. hondenhok: tussen -enAls het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is én in het meervoud eindigt op -en, schrijf je een tussen -en. perensap: tussen -enAls het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is én in het meervoud eindigt op -en, schrijf je een tussen -en. bananenvla: tussen -enAls het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is én in het meervoud eindigt op -en, schrijf je een tussen -en. doodskist: tussen-sAls je een -s hoort, dan schrijf je een tussen-s.rodekool: tussen-eAls het eerste deel van het woord geen meervoud heeft of er maar één van is en als het eerste deel een meervoud heeft op -s óf een meervoud dat op -s of op -n mag eindigen, schrijf je een tussen-e. stekeblind: tussen-eAls het eerste deel van het woord een bijvoeglijk naamwoord versterkt, schrijf je een tussen-e. rundersalade: tussen -erAls het meervoud van het eerste deel eindigt op -eren, schrijft je een tussen -er. laptop: zelfstandig naamwoordzwaar: bijvoeglijk naamwoordUtrecht: zelfstandig naamwoordcrashen: werkwoordbalkon: zelfstandig naamwoordde: lidwoord (De is een bepaald lidwoord). onze: bezittelijk voornaamwoord.universiteit: zelfstandig naamwoordachter: voorzetseldie: aanwijzend voornaamwoordjij: persoonlijk voornaamwoordovenschotel: zelfstandig naamwoorduw: bezittelijk voornaamwoordeen: lidwoord (Een is een onbepaald lidwoord)jouw: bezittelijk voornaamwoorddure: bijvoeglijk naamwoord.wij: persoonlijk voornaamwoordverslaan: werkwoordwat: betrekkelijk voornaamwoordToelichting: g. Onze is het bezittelijk voornaamwoord dat bij wij hoort. Ons is óók het bezittelijk voornaamwoord dat bij wij hoort. Onze wordt gebruikt bij de- woorden: Onze auto.Ons wordt gebruikt bij het- woorden: Ons huis.p. Dure is de vervoeging van het bijvoeglijk naamwoord duur. De e wordt achter het bijvoeglijk naamwoord geplakt wanneer het voor een zelfstandig naamwoord staat. Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat dan wordt het onvervoegd gebruikt.De dure ketting.De ketting is duur. Tijdhele wwikjij hij, zij, hetwij, jullie, zijottBranden brandbrandtbrandtbrandenottTekenentekentekenttekenttekenenovtKopenkochtkochtkochtkochtenovtSchilderenschilderschilderdeschilderdeschilderdenvttLiegenheb gelogenheb gelogenheeft gelogenhebben gelogenvvtNaaienhad genaaidhad genaaidhad genaaid hadden genaaid Mijn nieuwe trui hing gisteren nog op die stoel maar nu ben ik hem kwijt. Mijn: bezittelijk voornaamwoord. Nieuwe: bijvoeglijk naamwoord.Op: voorzetsel. Hem: persoonlijk voornaamwoord.Die moderne laptop is zo gewild dat hij nu al niet meer te koop is. Moderne: bijvoeglijk naamwoord.Hij: persoonlijk voornaamwoord.Heb je zijn vaste telefoon ook geprobeerd of doet die het ook niet? Je: persoonlijk voornaamwoord.Zijn: bezittelijk voornaamwoord. Vaste: bijvoeglijk naamwoord.De soep die ik gisteren in dat populaire restaurant gegeten heb was veel te zout.ik: persoonlijk voornaamwoord.in: voorzetsel.Populaire: bijvoeglijk naamwoord.Zout: bijvoeglijk naamwoord. De laptoptas van de assistent- directeur ziet er erg duur uit maar dat komt omdat er een slotje op zit, hetgeen het een luxe uitstraling geeft. Van welk merk is de stofzuigerfilter die niet meer op voorraad is? Wil je mij de vulpen even aangeven die daar ligt? Tussen Zuid-Holland en Zeeland ligt een stukje niemandsland dat beschermd is. Toelichting: Betrekkelijke voornaamwoorden verbinden een bijzin met het woord of de zin waarnaar het verwijst. Dit zijn: die, dat, wie, welk(e) en hetgeen. ik teken/ hij tekent/ wij tekenenik verhuis/ hij verhuist/ wij verhuizenik beantwoord/ hij beantwoordt/ wij beantwoordenik kook/ hij kookt/ wij kokenik solliciteer/ hij solliciteert/ wij solliciterenik brei/ hij breit/ wij breienik bereid/ hij bereidt/ wij bereidenik verf/ hij verft/ wij verven
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.