KERN Nederlands 2e ed - Hoofdstuk Spelling en Grammatica deel 2 - H 11 t/m 20 oefentoetsen & antwoorden

Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat de handeling nog bezig is of was. Het is te herkennen aan de uitgang -end(e).  Bijvoorbeeld: Fluitend liep hij door zijn straat. Al zwetend bereikten ze de finish. Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit:een werkwoordelijk deeleen naamwoordelijk deel In zinnen en langere teksten schrijf je getallen tot en met de twintig, tientallen, en ronde getallen met honderd, duizend, miljoen, miljard, etc. in letters.Ik moet voor de vijfde keer afrijden.Mijn tante wordt dit jaar zestig. De zeshonderdste klant heeft gisteren een prijsje gekregen. Bij een uitroep.Wat geweldig dat je meegaat! Bij een bevel.Je gaat nu zitten! Toen we op de pier liepen hebben we de hele tijd gepraat.Gepraat is het voltooid deelwoord. Mijn zus heeft de foto verscheurd van haar ex-vriendje en nu heeft ze spijt.Verscheurd is het voltooid deelwoord. Doordat de camera waarnam dat er gestolen werd, kon de dief gepakt worden.Gestolen is het voltooid deelwoord. Gepakt is het voltooid deelwoord. Er mocht hier niet gerookt worden. Gerookt is het voltooid deelwoord.  liepen – lopen →  sterk Lopen is een sterk werkwoord omdat de klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd. Ik loop naar huis. (tegenwoordige tijd)Ik liep naar huis. (verleden tijd)Tip: kijk voor meer uitleg hierover bij de uitwerking van vraag 4.Hebben – hebben →  onregelmatigHebben is een onregelmatig werkwoord omdat niet alleen de klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd maar ook omdat er een verandering van medeklinkers optreedt.Ik heb een nieuwe trui gekocht. (tegenwoordige tijd)Ik had een nieuwe trui gekocht. (verleden tijd) Gepraat – praten →  zwakPraten is een zwak werkwoord omdat de klank van het werkwoord niet verandert in de verleden tijd. Wij praten met onze moeders aan de telefoon. (tegenwoordige tijd)Wij praatten met onze moeders aan de telefoon. (verleden tijd)Heeft – hebben →  onregelmatigHebben is een onregelmatig werkwoord omdat niet alleen de klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd maar ook omdat er een verandering van medeklinkers optreedt.Zie voor voorbeelden de uitwerking in dit antwoord: hebben – hebben.Verscheurd – verscheuren →  zwakVerscheuren is een zwak werkwoord omdat de klank van het werkwoord niet verandert in de verleden tijd. Hij verscheurt zijn verslag in een woede-uitbarsting. (tegenwoordige tijd)Hij verscheurde zijn verslag in een woede-uitbarsting. (verleden tijd)Waarnam – waarnemen →  zwakWaarnemen is een zwak werkwoord omdat de klank van het werkwoord niet verandert in de verleden tijd.Let op: waarnemen is een scheidbaar werkwoord, alleen het werkwoord gedeelte nemen moet worden vervoegd; waar blijft altijd hetzelfde.  Jij neemt de situatie waar. (tegenwoordige tijd)Jij nam de situatie waar. (verleden tijd)Gestolen – stelen →  sterkStelen is een sterk werkwoord omdat de klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd. Hij steelt de fiets. (tegenwoordige tijd)Hij stal de fiets. (verleden tijd)Werd – worden →  sterkWorden is een sterk werkwoord omdat de klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd. Wij worden steeds slimmer. (tegenwoordige tijd)Wij werden steeds slimmer. (verleden tijd)Kon – kunnen →  sterkKunnen is een sterk werkwoord omdat de klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd. Zij kan die klas wel overslaan. (tegenwoordige tijd)Zij kon die klas wel overslaan. (verleden tijd)Gepakt- pakken →  zwakPakken is een zwak werkwoord omdat de klank van het werkwoord niet verandert in de verleden tijd.Ik pak het glas melk van de tafel. (tegenwoordige tijd)Ik pakte het glas melk van de tafel. (verleden tijd)Mocht – mogen →  onregelmatigMogen is een onregelmatig werkwoord omdat niet alleen de klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd maar ook omdat er een verandering van medeklinkers optreedt.Ik mag van mijn moeder naar dat feest. (tegenwoordige tijd)Ik mocht van mijn moeder naar dat feest. (verleden tijd) Gerookt – roken →  zwakRoken is een zwak werkwoord omdat de klank van het werkwoord niet verandert in de verleden tijd.Mijn oom rookt zijn hele leven. (tegenwoordige tijd)Mijn oom rookte zijn hele leven. (verleden tijd)Worden – worden →  sterkWorden is een sterk werkwoord omdat de klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd. Jullie worden geacht om 17:00 uur klaar te staan. (tegenwoordige tijd)Jullie werden geacht om 17:00 uur klaar te staan. (verleden tijd) Dat team wordt door een Amerikaanse topsporter gecoacht.Ik coach.Door een storing was zijn hele verslag gedeletet.Ik delete. Hebben jullie zaterdag lekker geshopt?Ik shop.Mijn buurman zit vaak de hele nacht te chatten.Ik chat.Wij gaan vanavond barbecueën maar we moeten dat recept nog even googelen.Ik barbecue.Ik googel. werd een hele beroemde zangeres.is behoorlijk verdroogd. blijft een vervelende man.  is altijd bescheiden. zijn behoorlijk afgeprijsd.schijnt erg populair te zijn.  Het tijgerverblijf in Artis moet iedere week heel veel vlees inkopen. heel veel vleesHierbij stuur ik jou de factuur.joude factuurDoneer jij ook geld aan goede doelen?geldgoede doelenWaarom was jij laatst zo boos op hem?hemWij hebben hen vorige week nog op Schiphol uitgezwaaid.hen Het tijgerverblijf in Artis moet iedere week heel veel vlees inkopen. heel veel vleesDit is het enige voorwerp in de zin dus is het ook het lijdend voorwerp.Hierbij stuur ik jou de factuur.de factuurDe factuur is het voorwerp dat de handeling ondergaat (hij wordt verstuurd) dus daarom is dat hier het lijdend voorwerp. Doneer jij ook geld aan goede doelen?geldHet geld is het voorwerp dat de handeling ondergaat (het geld wordt gedoneerd) dus daarom is dat hier het lijdend voorwerp. Waarom was jij laatst zo boos op hem?hemDit is het enige voorwerp in de zin dus is het ook het lijdend voorwerp.Wij hebben hen vorige week nog op Schiphol uitgezwaaid.henDit is het enige voorwerp in de zin dus is het ook het lijdend voorwerp. Let op: er zijn meerdere goede antwoorden op deze vraag. Zolang de betekenis van het woord maar uit het antwoord blijkt. Juiste voorbeelden zijn:Mijn computer is gisteren gehackt, daardoor is alle persoonlijke informatie van de klanten openbaar geworden. Toen die auto door de winkelruit reed, veroorzaakte het een grote ravage. Die toneelspeelster staat al 25 op de bühne, het podium is haar tweede thuis. Tijdens de vakantie ontstond er commotie over rondom een hotelgast.Ontstond staat hier in de verleden tijd.Heeft hij wel eens eerder zo’n situatie meegemaakt? Meegemaakt staat hier in de voltooid tegenwoordige tijd.Vind jij dat geluid storend?Storend staat hier in de onvoltooid tegenwoordige tijd.Ik lunch vanmiddag al met een andere vriendin, sorry! Lunch staat hier in de tegenwoordige tijd.Mijn moeder had dat plannetje al maanden geleden bekokstoofd.Bekokstoofd hier in de voltooid verleden tijd.Niets vermoedend stond zij in de rij achter een bekende Nederlander. Vermoedend staat hier in de onvoltooid verleden tijd.Dan heb je niet genoeg omlaag gescrold, want het staat er toch echt. Gescrold voltooid tegenwoordige tijd.  feestenIk feest de hele dag.het werkwoord feesten kan geen voorwerp krijgen. Je kunt niet zeggen: ik feest iets of ik feest iemand. reizenWij reizen dit jaar naar Spanje.Het werkwoord reizen kan geen voorwerp krijgen. Je kunt niet zeggen: ik reis iets of ik reis iemand. schoonmaken.Ik maak iets schoon. Ik maak iemand schoon. Ik maak schoon. Bij het werkwoord schoonmaken kan je het voorwerp iets of iemand gebruiken. Je kunt het ook zonder iets of iemand gebruiken. achterhoudenDie man houd iets achter.Bij het werkwoord achterhouden kan je alleen het voorwerp iets gebruiken. Je kunt niet zeggen: die man houd iemand achter.ontvangenDe huisarts ontvangt iemand in de praktijk. De huisarts ontvangt iets in de praktijk. Het werkwoord ontvangen heeft altijd een voorwerp nodig. Je kan het niet zonder voorwerp gebruiken. Je kunt niet zeggen: de huisarts ontvangt. proevenWij proeven iets lekkers.Het werkwoord proeven heeft altijd het voorwerp iets nodig. Je kan het niet met iemand gebruiken of zonder voorwerp gebruiken. Je kunt niet zeggen: ‘wij proeven iemand’ of ‘wij proeven’. fluisterenZij fluistert iets in zijn oor. Het werkwoord fluisteren heeft altijd het voorwerp iets nodig. Je kan het niet met iemand gebruiken of zonder voorwerp gebruiken. Je kunt niet zeggen: ‘zij fluistert iemand’ of ‘zij fluistert’. Toelichting: Het werkwoord schoonmaken en achterhouden zijn scheidbare werkwoorden. Je moet bij het gebruik hiervan het werkwoordelijke deel van de het bijvoeglijk deel of voorzetsel scheiden. Zij blijkt niet meer met de bus naar het werk te gaan. naar het werk is een bijwoordelijke bepaling van plaatsWij gebruikten in 1994 al internet.in 1994 is een bijwoordelijke bepaling van tijdHet geschiedde zo dat het land helemaal bevrijd was.helemaal is een bijwoordelijke bepaling dat iets zegt over het werkwoordHij neemt altijd drie boterhammen mee voor zijn lunch. drie boterhammen is een bijwoordelijke bepaling van hoeveelhedenKarin is vergeten haar fiets op slot te doen, misschien wordt hij gestolen.misschien is een bijwoordelijke bepaling van waarschijnlijkheid drieënvijftig.tweehonderdzesenvijftigvijftienhonderd vierennegentig tweehonderdduizend achthonderdvijftigéén miljoen tweehonderddrieënvijftigduizend honderdtien Wij zijn gisteren pas laat naar Amsterdam vertrokken, want Sophie had de bus naar het station gemist, omdat ze dacht dat het zondag was, en de bus op een andere tijd zou vertrekken.Mevrouw De Gooi, mijn oude docente Engels, was gisteren ook op de reünie aanwezig.Die nieuwe voetballer van Ajax, Jochems, zei tijdens de persconferentie: ‘We hadden die wedstrijd tegen FC Barcelona makkelijk kunnen winnen.’