All Right! Max - Hoofdstuk 6 - English as a World Language oefentoetsen & antwoorden

toestel/apparaatgecompliceerdouderwetsprestatiehuidige functievacaturedoorbraak masterpiece reviewautographnotoriousdepictcareergossipworship attachmentuser maintenancekeyadvantageCommunicationskillromance attentionbestsellingimagescandal Rumourfake theme character When I was younger I wanted to become a vet.What kind of work would you like to do?We usually start our day with chores.  I watched all the episodes in your series.It looks like you’re having fun.I’m prepared to get up early and do hard work.Where do you see yourself in the future?I’m such a big fan of yours.What do you like to do in your spare time?Are you willing to do chores? did not exist (past simple ontkennend, in the past) – used to travel (gebruikt in bevestigende zinnen om aan te geven dat iets vroeger zo was) am going to cook (present continuous, het is een plan) – will buy (future met ‘will’, voor een besluit die ter plekke wordt genomen)has never flown (present perfect, never before) – travelled (past simple, in the past)leaves (present simple, voor iets dat volgens schema plaats vindt) – Shall I drive (future, om iets aan te bieden) We had a barbecue in the garden. (adverb of place, aan het einde van een zin)She always visits her grandparents on Saturdays. (adverb of frequency, voor het hoofdwerkwoord, in dit geval ‘visits’)Last weekend they went to a football match. (adverb of time, voor in de zin, omdat het benadrukt wordt)We bought our couch five years ago. (adverb of time, aan het einde van de zin, omdat het niet benadrukt wordt)I never play computer games. (adverb of frequency, voor het hoofdwerkwoord, in dit geval ‘play’)She usually leaves home at 8 a.m. (adverb of frequency, voor het hoofdwerkwoord, in dit geval ‘leaves’)That story is really true. (adverb of manner, na het hoofdwerkwoord, in dit geval ‘is’)He was almost late for class. (adverb of degree, voor het woord waarover ze iets zeggen, in dit geval ‘late’)The old man talked slowly. (adverb of manner, in dit geval na het hoofdwerkwoord, dat in dit geval ‘talked’ is)Toelichting:Er zijn in het Engels verschillende soorten adverbs (bijwoorden) en die hebben hun eigen plaats in een zin. Adverbs of frequency zijn bijwoorden die iets zeggen over hoe vaak iets gebeurt, zoals: always, never, often, usually en sometimes. Je plaatst ze vóór het hoofdwerkwoord of na een vorm van to be.Voorbeeld: We always eat vegetables at dinner.  Voorbeeld: The teacher is never late. Adverbs of degree geven aan in welke mate iets gebeurt, zoals very, almost, just, incredibly en terribly, etc. Je plaatst ze vóór het woord waarover ze iets zeggen. Voorbeeld: That is really kind of you! Adverbs of manner zeggen iets over hoe iets gebeurt. Meestal kun je ze vormen door -ly achter een bijvoeglijk naamwoord (adjective) te zetten, zoals slowly, loudly en carefully. Je zet ze meestal na het hoofdwerkwoord of na het voorwerp (object). In eenvoudige zinnen is dit meestal aan het einde van de zin (maar vóór het bijwoord van tijd). Voorbeeld: He played (the flute) beautifully yesterday. Adverbs of place zeggen iets over waar of waarheen. Ze staan meestal aan het eind van een zin. Voorbeeld: My bike is in the shed. Adverbs of time zeggen iets over wanneer. Ze  staan meestal aan het eind van een zin. Als je de tijd extra wilt benadrukken kun je ze ook vooraan in een zin zetten.Voorbeeld: They left two days ago. Yesterday I fixed my bike.Let op! Als plaats en tijd allebei aan het eind van de zin staan, komt plaats voor tijd. Denk aan het ezelsbruggetje: de P van ‘plaats’ komt in het alfabet vóór de T van ‘tijd’.  exploded (gebeurtenis duurt kort) – were experimenting (gebeurtenis duurt lang)was she cooking (gebeurtenis duurt lang) – entered (gebeurtenis duurt kort)was not reading (gebeurtenis duurt lang) – arrived (gebeurtenis duurt kort)Did you order (gebeurtenis duurt kort)  – was visiting (gebeurtenis duurt lang)Toelichting:De past simple en de past continuous zijn twee werkwoordstijden die je in het Engels kunt gebruiken om over het verleden te praten. Ze komen vaak samen in één zin voor. Past simple gebruik je om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en geëindigd. Meestal gaat het over dingen die kort duurden en / of die maar één keer zijn voorgekomen. Signaalwoorden: yesterday, last week, a month ago, in 2016, etc. Voorbeeld: We had our first lesson yesterday. Past continuous De past continuous maak je als volgt: was(n’t) / were(n’t) + hele werkwoord + -ing. Je gebruikt de past continuous als je wilt zeggen dat iets in het verleden een tijd heeft geduurd. Voorbeeld: I was reading a book this morning. Past simple en past continuous Vaak gebruik je de past continuous en de past simple samen in één zin. De past simple geeft dan aan wat er gebeurde terwijl er iets anders gaande was (past continuous). Met andere woorden: je gebruikt de past continuous voor de gebeurtenis die lang duurde en de past simple voor de gebeurtenis die kort duurde. Voorbeeld: I was reading a book when you phoned me.  of hershistheirof oursminetheirsof theirsToelichtingPossessive forms (bezittelijke voornaamwoorden) gebruik je om bezit aan te geven. Je kunt ze bijvoeglijk gebruiken (This is my book), maar ook zelfstandig ( This book is mine. / That book of mine.). Dit is een overzicht van hoe je de verschillende possessive forms gebruikt:Bijvoeglijk, bijvoorbeeld: That is … book.Zelfstandig, bijvoorbeeld: That book is …Zelfstandig, bijvoorbeeld: That book …mymineof mineyouryoursof yourshishisof hisherhersof hersits--our oursof ourstheir theirsof theirs