Vivo deel A+B - Hoofdstuk 2 - Inzoomen oefentoetsen & antwoorden

a. Organen zijn onderdelen van het lichaam die specifieke taken uitvoeren om ervoor te zorgen dat het lichaam goed functioneert. Elk orgaan bestaat uit verschillende weefsels die samenwerken om een bepaalde functie te vervullen. b. Cellen zijn de bouwstenen van je lichaam. Dit is de kleinst mogelijke levende eenheid. Een levende cel vertoont levenskenmerken.c. Organellen zijn delen van de cel met een eigen bouw en functie.d. Chromosomen zijn opgerolde DNA-moleculen. Mensen hebben 46 chromosomen in de celkern en ze komen in 23 paren voor. Antwoorden zijn opgeschreven van links naar rechtsBloedvatenstelsel: vervoert bloed door het lichaam.Ademhalingsstelsel: neemt zuurstof op en scheidt koolstofdioxide uit.Spijsverteringsstelsel: verteert voedselUitscheidingsstelsel: filtert afvalstoffen uit het bloed en scheidt deze uit.Zenuwstelsel: verwerkt informatie uit de zintuigen en stuurt het lichaam aan.  dekweefsel; beschermt het orgaanspierweefsel; zorgt voor bewegingzenuwweefsel; geeft signalen doorsteunweefsel; zorgt voor stevigheid Mitochondriën. Dit is een plantencel. Te herkennen aan de bladgroenkorrels. Alleen planten hebben bladgroenkorrels.  Celkern of DNA. Beide antwoorden zijn goed. Een bacteriespore is een bacterie in rusttoestand. De bacterie maakt een dikke, ondoordringbare laag om zich heen. Hierdoor kan een bacterie wel honderd jaar overleven.  Eerste lichaamscelEmbryoJong zelfstandigeVolwassene individuBevruchting eicel door zaadcel Het samensmelten van een eicel en een zaadcel. Een amoebe is een eencellige organisme. Een amoebe heeft geen vaste vorm en kan zijn lichaam vervormen om zich voort te bewegen en om voedsel op te nemen. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk, belangrijk is om te beschrijven HOE de orgaanstelsels werken.Tijdens het fietsen gebruik je het ademhalingsstelsel om zuurstof in je lijf te krijgen en koolstofdioxide uit je lijf te filteren. Je bloedvatenstelsel brengt het bloed met zuurstof richting de spieren en neemt de koolstofdioxide weer mee terug naar de longen. Met je spierstelsel sturen je spieren aan, waardoor je je lichaam kunt bewegen. Tijdens het fietsen geeft je zenuwstelsel signalen door aan je spieren om deze te laten bewegen. Met het verteringsstelsel wordt er glucose opgenomen en aan het bloed afgegeven om ervoor te zorgen dat je spieren voldoende energie hebben om een beweging mogelijk te maken. De afvalstoffen die vrijkomen worden met het uitscheidingsstelsel uit het bloed gefilterd en afgevoerd via de urine.  Bij een echografie wordt er beeld gemaakt met behulp van geluidsgolven.Met een MRI-scan wordt het beeld gemaakt door een sterk magneetveld en radiogolven.  Afbeelding A is botweefsel. Dit is te herkennen aan de vaste, dichte structuur.Botweefsel vormt het skelet, dat fungeert als een stevig raamwerk voor het lichaam en als aanhechtingspunt voor spieren, waardoor beweging mogelijk wordt gemaakt. Overeenkomsten: celmembraan, celkern en mitochondriën.Verschil: een plantencel heeft meer onderdelen, zoals; vacuole, bladgroenkorrels een celwand.  Natuurgetrouw = je tekent zo precies mogelijk na wat je ziet. Je let hierbij goed op details.Schematisch = Je tekent alleen de hoofdlijnen. Details zijn niet belangrijk.  Het is niet altijd bekend wat de effecten en risico’s op lange termijn zullen zijn. Het kan onbekende ziektes veroorzaken, verandering geven in een ecosysteem, het is “onnatuurlijk” waardoor mensen zich hier niet prettig bij voelen.  Je kunt het antwoord als een verhaal achter elkaar schrijven, je kunt het ook als een stappenplan schrijven, zoals hieronder beschreven is. In een moedercel verdubbelt het DNA in de celkern door middel van kerndeling.De celkern splitst in tweeën waardoor er twee nieuwe celkernen ontstaan.De cel splitst zich in twee (kleinere) dochtercellenDoor middel van cytoplasmagroei groeien de twee dochtercellen tot ze even groot zijn als de moedercel. Ongeslachtelijk: De voortplanting vindt plaats met één ouder, waardoor de nakomelingen hetzelfde DNA hebben als de ouder. Geslachtelijk: Bij geslachtelijke voortplanting smelten twee geslachtscellen samen, dus een zaadcel en een eicel. Dit betekent dat de nakomelingen ander DNA hebben dan de ouders.  Overeenkomsten: Beide kunnen ziekteverwekkers zijn, waardoor je ziek kunt worden. Beiden zijn zo klein dat je ze niet met het blote oog kunt zien.Verschil: Een bacterie vertoont levenskenmerken en een virus niet. Een bacterie is dus een organisme en een virus niet.  Een virus wordt ingeademd of doorgeslikt. Als het virus een cel binnendringt, heb je een virusbesmetting. Het virus hecht zich aan een celmembraan en de cel gaat “werken” voor het virus. Als de cel vol zit met virussen sterft de cel en komen de virussen vrij. Deze virussen verspreiden zich naar andere cellen en het proces herhaalt zich. Lengtedoorsnede, dit is te herkennen omdat het van boven naar beneden is doorgesneden.Het verteringsstelsel.P = slokdarmQ = maagS = dikke darm 1 = tubus; de buis tussen de oculair en het objectief2 = revolver; het draaibare gedeelte waar de objectieven vast zitten3 = objectief; de lenzen die aan de revolver vast zitten4 = statief; hieraan zitten de onderdelen van de microscoop vast5 = diafragma; opening waarmee je de hoeveelheid licht kunt regelenDe spiegel neemt de functie van de lamp over. Het licht dat op de spiegel valt, weerkaatst en schijnt door het diafragma heen door het preparaat.  47 chromosomen. Normaal heeft een lichaamscel 46 chromosomen, maar bij de afwijking trisomie komt er één keer een chromosoom voor die uit 3 chromosomen bestaat in plaats van 2 chromosomen.  Het jong is een witte neushoorn. De eicel en de zaadcel die samensmelten zijn beide van een witte neushoorn. Het DNA van de bevruchte cel is dus ook van een witte neushoorn.  Voorbeelden van een juiste antwoorden: Door te krabben is er kans op littekens, omdat je elke keer het wondje weer open maakt.Het vocht in de blaasjes is besmettelijk, waardoor andere besmet kunnen raken of je jezelf weer besmetDoor te krabben is de kans op andere infecties groter, omdat in een open wond weer andere ziekteverwekkers het lichaam binnen kunnen treden.